Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

woensdag, januari 17, 2007

Zij zoenen

Vaag was in de fata morgana achter het glas een bejaarde zichtbaar die hij niet kende. De man was overdekt met appelpunten, moorkoppen, slagroomgebakjes. Het water liep hem in de mond. Hij herinnerde het zich ineens. Snoepen tot je misselijk was. Vorig jaar. Of nee. Hij vingerde zijn baardstoppels. Langer, veel langer geleden.

De stemmen van hem en zijn vriendjes duelleren met het gekwetter van vogels. Op het gras dansen schaduwen die hij niet kan vangen. Het elastiek van het mutsje snijdt in het vel van zijn kin. Het doet een beetje pijn, maar dat geeft niet. Ze zingen voor hem. ‘Lang zal hij leven!’ Zelf roept hij het hardste hoera. Voor hem een bord met taart. Hij mag zoveel eten als hij wil. Hij wordt vandaag al drie. Zijn mamma zegt dat hij de kaarsjes uit mag blazen. Ze helpt hem. Mamma is lief.

Hij liep wat, bestudeerde een bordje op een paal. Witte letters op blauw. Michiel de Ruyterstraat. Even denken. De Ruyter was een zeeheld. Hij had over hem gelezen toen hij eenmaal kon lezen.

De juf is trots. Dat hij dat al kan! Hij glimt. Later als hij groot is, gaat hij met de juffrouw trouwen. Soms, als ze aan het werk zijn in de klas, bespiedt hij haar vanuit een ooghoek. Dan vouwt ze een tent van haar handen, legt haar duimen op haar slapen en streelt met de punt van de tent door het kastanjebruine haar. Als de zon erop valt, lijkt ze net een engel, vooral ‘s zomers, als de lucht loom trilt en het licht geler is.

Op de stoep voor hem stond een knoop van ledematen. Een jongen en een meisje, ontdekte hij. Hun ogen waren dicht. De wereld was een cycloon. In het oog heerste de kus. Hij wist het nog precies.

Het heeft geonweerd. Ze hebben geschuild en zwijgend naar de bladeren gekeken die als streepjes goud voorbij woeien. Dan, ze hebben de fietssturen al in de hand, kijkt ze hem zo apart aan.

Als hij liep, verschoven de stoeptegels schoksgewijs in eendere patronen. Hé, daar stond de auto van zijn kleinzoon. Dat kinderzitje op de achterbank, dat stripfiguurtje aan de spiegel. Wat deed dat ding nou daar?! Terug maar weer. Op de stoep stonden een jongen en een meisje, innig verstrengeld. Een uitroepteken. Ze kwamen hem vaag bekend voor.

Plots stond een jonge vrouw voor hem. Ze leek wel wat op zijn oude schooljuffrouw. Mooie handen had ze. Later, als hij groot was, ging hij met haar trouwen.
‘Kom opa, we gaan naar huis. Oma zal de thee wel klaar hebben.’
Hij boog het hoofd, liet zich meevoeren naar de overkant van de straat, terwijl de eerste sneeuwbui de winter aankondigde. Hij keek omhoog. De neerslag speelde tikkertje met zijn oogleden. Net papiersnippers, vond hij.

De hemel huilt pluizige tranen. Ze vallen geluidloos op het hout van de kist en worden water. In de plasjes zijn flarden van de omstanders weerspiegeld. Nu kan hij haar nooit meer aanraken. De pastoor vertelt iets over de eindeloze kringloop van het leven. Zijn verdriet is er niet minder om. Er zijn niet genoeg vlokken voor zijn verdriet.

Hij wees op de auto met het kinderzitje op de achterbank en het stripfiguurtje aan de spiegel.
‘Die stond net nog ergens anders,’ zei hij.
De juf zuchtte. ‘Zo gaat het niet langer, opa,’ zei ze. ‘Misschien is het verzorgingstehuis toch niet zo'n slecht idee.’
Hij snikte het uit.
‘Zo erg is het toch niet? We komen je elke dag opzoeken.’
‘Seizoenen,’ stamelde hij.
De ogen van de juf rustten even op de jongen en het meisje.
‘Zij zoenen,’ zei ze gemelijk, ‘nou en?’

5 opmerkingen:

Anoniem zei

wat vreselijk mooi kwetsbaar.

Anoniem zei

Wat prachtig, levend, beschreven. Ik ben er stil van...

Ep Meijer zei

Met de originele versie van dit verhaal won ik ooit de Gorinchemse Literatuurprijs. 200 keiharde guldens. Ik moest eraan denken en heb het afgestoft (lees, met de helft ingekort, wat nog een heel werk was). Tegelijk is het een soort opstapje naar mijn volgende blog, die me al een paar dagen dwars zit.

Anoniem zei

Nog een blog :(

Anoniem zei

Zielstrelend Ep