Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

donderdag, juni 10, 2010

Doorgestoken kaart


Nog belangrijker dan de Tour de France was de Toer-de-broer. Mijn broers en ik kozen van iedere ploeg één renner. Per etappe konden er punten verdiend worden. Het ging er eenvoudig om welke renners er bij de eerste tien zaten. Het eindklassement telde ook als etappe, maar dan dubbel.

In 1996 leken de ploegen van mijn broer Koen en mij als twee druppels water op elkaar. Maar er was een verschil. Bij Telekom had ik voor het zekerheidje Zabel gekozen, Koen had op Riis gegokt, een Deense knecht die het jaar daarvoor schijnbaar bij toeval op het podium was beland.

Het was stuivertje wisselen aan de kop van het klassement van de Toer-de-broer dat jaar. Iedere etappe weer zat ik op het puntje van mijn stoel. Erik Zabel was in een bloedvorm en leek de groene trui voor het grijpen te hebben. Wanneer de sprinters ook maar een klein kansje hadden, zat hij erbij. Bovendien won hij twee etappes, goed voor tweemaal de maximale score van 20 punten! Heerlijk was het dan om Koen een mailtje te sturen, met alleen maar letters z die samen een hele grote Z vormden. Intussen liet ook Bjarne Riis zich niet onbetuigd. In bergetappes stond er geen maat op hem. Al gauw zat het geel vast om zijn schouders. Koen nam wraak en stuurde me een gigantisch mailtje met ‘Riis is een reus!’

Dat was hij waarlijk. In de Alpen en de Pyreneeën geselde de Deen haast sereen een onmenselijk verzet. Hij keek niet eens naar zijn concurrenten, hij negeerde ze uit het wiel.

Al met al had de zege van de knecht Bjarne Riis in de Tour de France van 1996 iets van een jongensboek. Hoe een dubbeltje toch een kwartje werd.

Zabel won trouwens de groene trui. Met overmacht. Maar ja, daar krijg je geen punten voor in de Toer-de-broer. Koen schreef de editie van 1996 met afstand op zijn naam. Het eindklassement telde immers dubbel.

Eigenlijk had mijn jongste broer Lasse moeten winnen, want zijn keuze uit de Telekom-ploeg van 1996 was Jens Heppner en die heeft het gebruik van epo nog niet bekend, in tegenstelling tot Bjarne Riis en Erik Zabel. Gefeliciteerd, bro, met terugwerkende kracht.

In mijn wielerthriller De Vlucht is ook sprake van een wondermiddel, een vorm van doping die niet op te sporen valt. Er is alleen een probleem: dit wondermiddel zit letterlijk en figuurlijk tussen de oren.

Bestellen? Klik hier.


Laat een REACTIE achter.

zaterdag, juni 05, 2010

De vlucht is er!


Nog een paar weken en een kleine 200 coureurs beginnen in Rotterdam aan het hoogtepunt van wielrennen, de Tour de France. Zoals ieder jaar zal ik aan de buis geplakt zitten, zappend tussen de NOS en de BRT. Voorbeschouwingen, de livereportages, samenvattingen, nabeschouwingen, niets sla ik over.

Zijn het de kleuren van de koerstruien, tegen de adembenemende décors van de Pyreneeën, de Alpen en het Centraal Massief die mijn fascinatie veroorzaken? Is het de heroïek, zijn het de bezwete spieren die, om met wijlen Theo Koomen te spreken, als staalkabels gespannen staan tijdens schier onmenselijke beklimmingen? Is het de flirt met de dood in de afdalingen? Zijn het de voorbereidingen op de massasprint, de kwakken die worden uitgedeeld als het peloton met zeventig kilometer per uur en masse op de meet af raast?
Ook. Maar vooral ben ik een Tourjunk vanwege wat niet zichtbaar is, namelijk dat wielrennen de oneerlijkste sport ter wereld is. Doorgaans wint niet de beste, maar degene die het beste vals speelt. Wil je winnen dan moet je, in de woorden van wielerlegende Hennie Kuiper, eerst het bordje van de tegenstander leeg eten.

Stefan van Aert, de hoofdpersoon in mijn wielerthriller De vlucht, is een doorgewinterde knecht. Hij kent alle geschreven en vooral ongeschreven regels van het wielermetier. Tijdens zijn waarschijnlijk laatste Tour bindt hij nog één keer de strijd aan met de demonen in en rond het peloton. Hij zet alles op alles om de Koninginnerit solo te winnen. Zelfs ondergaat hij in het diepste geheim een aantal even mysterieuze als angstaanjagende behandelingen van een Waalse veearts. De muren hebben echter oren en al gauw dreigt Stefan, nog voor er een meter in Frankrijk gefietst is, een pion te worden in een spel tussen hogere machten. Tegen beter weten in zet hij zijn plan door.

Hoe het verhaal afloopt? De vlucht is vanaf nu verkrijgbaar in boekhandels en op Internet. Volgens mijn vader is het mijn beste boek.

dinsdag, juni 01, 2010

Lenteherfst


Er is iets. Ik voel het zodra ik uit bed kom. Er gaat vandaag iets leuks gebeuren.
Maar wat? Vandaag kan helemaal niet leuk worden. Het is ineens herfst, middenin de lente. Bovendien moet ik mijn zoons naar mijn ex brengen, wat neerkomt op vijf-en-een-half uur reizen.

In de trein mopperen Sietse en Bart weer eens dat ik zover weg woon. De wolken kleuren het groen grijs, zie ik door het mitrailleurvuur van druppels heen Wat ben ik voor een vader die dit zijn kinderen aan doet, iedere twee weken? Ik steek het bekende verhaal af – dat ik waar ze wonen geen passend werk kon vinden, dat ik me er ongelukkig voelde. Het maakt geen indruk. Voorbij Eindhoven slaat de verveling om in geklier en moet ik een paar keer politieagent spelen, waar ik een bloedhekel aan heb. Ik begrijp werkelijk niet waar het gevoel vandaan komt dat er vandaag iets leuks te gebeuren staat.

Bij het afscheid, terwijl de regen ons om de oren slaat, komt mijn jongste zoon tot drie keer toe de auto uit om zich aan me vast te klampen. Hij wil dat ik meega. Tenslotte pelt mijn ex hem van me af.
'Ach, jochie,' stamel ik. Dan moet ik heel even heel hard op mijn tanden bijten. Zie je wel? Dit is een kutdag.

Op de terugweg begraaf ik me in het debuut van een vriendin. Het gaat over een mooie vrouw die pal voor haar bruiloft zo'n beetje de liefde van haar leven tegenkomt. Chicklit met een bite. Als die vriendin en ik elkaar spreken, hebben we het vaak over synchroniciteit en de gedachtenvelden van Rupert Sheldrake.
1 + 1 = 3. Zou dat het zijn, zou me een ontmoeting wachten?

De matrone die in Weert schuin tegenover me komt zitten, kan het onmogelijk zijn. Haar tenen lijken op knakworstjes met vuurrode nagellak op de stompjes. Telkens als ze gaat verzitten, laat ze het stof op de vloer met zo'n geweld knarsetanden dat ik opschrik uit mijn boek. Mijn kaartje wordt op de terugweg trouwens nog eens drie keer gecontroleerd. Er staan nu vijf fucking stempels op. Zelfs rustig lezen is me vandaag niet vergund.

Ja hoor, de bus naar huis is twee minuten geleden vertrokken. Met de zondagse dienstregeling betekent dat 28 minuten wachten op een winderig perron. Ik ga nu zelfs het begin van Studio Sport missen. Dat heb ik weer, denk ik huiverend. Er gaat helemaal niets leuks gebeuren vandaag. Sterker nog, deze dag gaat de geschiedenis in als één van de treurigste ooit.

Toch is het gevoel niet weg, eenmaal thuis. Alleen geloof ik er niet meer in. Ik registreer nog slechts. Hoe Basso de Giro wint, hoe fractieleiders alvast willen weten wie het eventueel met wie doet. De wereld is een schouwtoneel, schreef Vondel al, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel. Niets kan mij nog raken.

Tot de klok tien voor twaalf slaat en het alsnog lente wordt, net zo plotseling als het vandaag ineens herfst was. Dankzij een klik. Uren later ga ik met een vette grijns naar bed. V-day, after all.