Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

donderdag, augustus 30, 2007

At the wrong place, at the right time

Net als de meeste fietsers in Nijmegen gedraag ik me als een automobilist in Rome en stop ik alleen voor rood als dat nodig is. De oversteek van de Wychenseweg gaat normaal alleen bij groen. In het centrum mogen de fietsen misschien heersen, op de uitvalswegen nemen de auto’s de macht weer over.

Vandaag is het anders. De Wychenseweg is met roodwitte linten afgezet en ik kan met de ogen dicht oversteken, wat ik dan ook daadwerkelijk even doe, omdat ik niet geloof wat me overkomt. Het asfalt is leeg, op een eenzaam politiegolfje na. Ik hoor vogels fluiten. Het heeft iets van een autoloze zondag, denk ik nog.

Het eerste dat me uit de verte opvalt, zijn de zwaailichten. Dan zie ik dat er een file staat op de snelweg, die haaks over de Wychenseweg voert. Dichterbij komend herken ik het embleem van een hamburgerketen op één van de stilstaande vrachtwagens. Een haag van auto’s en mensen blokkeert ieder ander zicht op wat er gebeurd is.

Het fietsersstoplicht staat op groen, maar iedereen wacht. Logisch, aan de overkant van de oprit verspert een roodwit lint de weg. Over de hoofden heen zie ik dat de vangrail op het viaduct er gekarteld uitziet. Er gaapt zelfs een gat van een meter of vier, vijf. Dan ontdek ik wat verantwoordelijk is. Er is een complete vrachtwagen op het fietspad terecht gekomen.

Mijn eerste gedachten gaan uit naar de chauffeur. Wat een nachtmerrie heeft hij beleefd. Hopelijk is hij niet omgekomen. Dan roept de plicht. Met mijn geleende, alle verkeersregels tartende fiets aan de hand, loop ik op een agente af die toch niets staat te doen, middenin op de weg.
‘Mag ik u wat vragen, mevrouw? Ik moet naar mijn werk. Mag ik er alstublieft langs?’
Het mag, als ik maar de linkerberm aan houd en niet blijf staan kijken.

Toegegeven, ik rijd stapvoets langs het wrak. In een krantenartikel zou staan dat de ravage enorm was. Ik zie een hoop verwrongen metaal, waarin alleen een geoefend oog nog een vrachtwagencombinatie op zijn kant zou herkennen. Met name de cabine is verfrommeld. De arme chauffeur, denk ik, hij is vast omgekomen.

Juist ben ik begonnen aardappelpuree te portioneren bij een temperatuur van vier graden Celsius. Ik heb een haarnetje op en een trui, een schort, plastic handschoentjes en werkschoenen aan. Radio Keizerstad leest het ANP-nieuws van vier uur voor. Een onoplettende chauffeur heeft het ongeval op zijn geweten. Een zwaargewonde is per traumahelikopter afgevoerd.
Gelukkig geen doden. Ik schep weer een kwak aardappelpuree in de bak. ‘3792,’ zegt de weegschaal. Nog 208 gram te gaan. Op routine schep ik er een hap van zo’n twee ons bij.
‘4050.’
Hm, net teveel.
Wacht eens even, denk ik, als ik om drie uur had moeten beginnen in plaats van om vier uur, was ik er mogelijk geweest, op het moment dat de vrachtwagen op het fietspad te pletter stortte.

Wat vindt u, moet ik voortaan een helm op naar mijn werk?

zondag, augustus 26, 2007

Oost west, thuis best

Nijmegen mag het misschien nog niet in de gaten hebben, maar ik ben nu alweer bijna twee weken terug.

Er is veel veranderd sinds mijn studietijd. Bottendaal ruikt niet meer naar Dobbelman en Diogenes is opgeheven. Nijmegen is een fietsersparadijs geworden. Toch is er ook nog veel vertrouwd. De straten heten nog hetzelfde, sommige kroegen zijn gebleven en op het Keizer Karel-plein heerst nog steeds een prettige chaos.

Er is nog iets dat onlosmakelijk bij Nijmegen hoort, de ziel van de stad, zeg maar.

Als ik hier, in mijn bovenwoning, vanuit de erker een blik in het Willemskwartier werp, zie ik arbeiderswoningen, die binnenkort op de schop gaan. Er komen nieuwe huizen voor in de plaats, dus je hoort eigenlijk niemand klagen. Het zijn immers niet de bakstenen, die een wijk maken, maar de mensen, die er tussenin wonen. Hier vind je een bont allegaartje: studenten die antikraak zitten, Marokkanen, Surinamers, Turken, Afrikanen, bejaarden, blote bast-types, dealers, echte Nimwegenaren, zonderlingen, miskende schrijvers. Van botsingen is het tot nu toe niet gekomen.

Over potentiële botsingen gesproken, ook laat het panorama vanuit mijn erker een parkeerplaats zien, die vooral tussen vijf en acht te klein is, vanwege het fitness-gedoe om de hoek. Schuin tegenover is een basisschool. In de pauzes wordt er erg veel gegild, zodat serieus uitslapen een probleem vormt. Tja, dan is er de categorie huisdieren nog. Bij tijd en wijle schieten er katten de weg over en natuurlijk laten er mensen hun hond uit. Op sommigen kun je de klok bijna gelijk zetten, je gaat je nog afvragen wie de baas is.

Dat alles zou zich in iedere willekeurige stad kunnen afspelen. We hadden het over de ziel van Nijmegen.

Mijn slagzij makende zolderetage in Roermond lag aan de straat met de coffee shop. Of er echt een causaal verband is, weet ik niet, maar er kwamen wel erg vaak auto’s langs met de muziek zo keihard aan, dat de bastonen de Velux-ramen deden trillen. Dat soort auto’s passeert hier ook, alleen bij uitzondering. Er is echter een ander geluid bij gekomen, een geluid dat heel specifiek bij Nijmegen hoort, althans in mijn beleving. Het is het geluid van aanlopende jasbeschermers, lekke banden en overslaande kettingen, het geluid van een trapper, die bij elke pedaaltred contact maakt met de standaard. In een studentenstad kun je namelijk maar het beste op een wrak rond fietsen, dan loop je de minste kans dat je rijwiel gejat wordt.

Tot in de kleine uurtjes hoor ik ze langsratelen, de fietsen met slagen in het wiel, met rammelende bellen en sputterende dynamo’s, de fietsen die alle natuurwetten en verkeersregels tarten. Als je heel goed luistert, hoor je zelfs dat de rem aanloopt.

‘Ja,’ denk ik dan, ‘ik ben terug.’

vrijdag, augustus 24, 2007

If you can't beat them, join them

Het gaat goed met de economie, er wordt niet meer op de kleintjes gelet.

Op mijn werk zit het er telkens om half elf al op, terwijl de afspraak was tot twaalf uur. Mijn collega’s en ik zijn het eens: voor minder dan vier uur laat je een uitzendkracht eigenlijk niet opdraven.
‘Wat vier uur?’ zegt Saïd, een mooie Marokkaanse jongen met een staartje, zodat ik hem in gedachten al Ali B. heb gedoopt. ‘Vijf, de afspraak was vijf! Ik heb het geld nodig, man.’
De anderen knikken instemmend.
‘Wat doe jij, Boy?’ vraag ik. Hij is ontzettend aardig, draagt een bril en vaak een shirt van het eerste van NEC. Net als ik is hij een uitzendkracht, maar hij staat het hoogst in de pikorde, want hij bedient de computer.
‘Naar stukgoed,’ antwoordt hij, ‘daar is vast nog wel wat te doen.’

Stukgoed. Ik heb er ook eens een uur doorgebracht. Het lijnentrekken is er helemaal tot kunst verheven. Er zoeven weliswaar constant heftrucks heen en weer - zoals overal bij On Time Logistics BV - maar meestal zijn ze onbeladen. De mensen op de werkvloer lopen lukraak met formulieren rond of controleren het etiket op een rondslingerende rol vloerbedekking. Het beweegt, maar er gebeurt niets.

Boy is weg en waar Boy is, is werk. Jordi, de werkstudent, is hem als een schoothondje gevolgd. Van Prama, de Indiër die iedereen in Nederland maar gestresst vindt en permanent naar kerrie ruikt, zoals gewoonlijk geen spoor. Nu zijn alleen Saïd, een jongen die ik nog niet bij naam ken, en ik over.
‘Ik ben net in de loods geweest. Daar is geen werk voor ons. Willen jullie ook naar stukgoed? Ga je gang. Maar je mag ook, op mijn gezag, de spullen op deze pallet verplaatsen naar de lege pallet daar. En dan weer terug. Als je daarmee klaar bent, mag je alle moeren in deze ruimte tellen. Je kunt ook een beetje met een vorkheftruck gaan rond scheuren en doen alsof je ergens een gordijnrol zoekt. Het alternatief is je verstoppen tot 5 voor 12.’
Shit man,’ zegt de jongen wiens naam ik nog niet ken, ‘jij hebt het door hier.’
Whatever,’ zeg ik, ‘in ieder geval heb ik er geen zin in. Ik heb wel wat beters te doen met mijn tijd.’
‘Maar dan verdien je minder.’
‘Nou en? Tot morgen!’

zondag, augustus 12, 2007

Stilte

Weliswaar heb ik een dak boven mijn hoofd gevonden in Nijmegen, maar ik heb er nog geen Internet-aansluiting. Het blijft hier dus nog even stil.