Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

woensdag, december 16, 2009

I have a dream


Kim Jong-il. Nee, niet nummer 472 op het menu van de afhaalchinees, maar de baas van Noord-Korea. Zijn volk lijdt al jaren honger, maar dat mag de dictatoriale pret niet drukken. Wel meedoen aan het WK voetbal, maar verder lekker leninistisch bezig blijven, wie doet je wat? Obama niet, want die heeft net de Nobelprijs voor de Vrede gekregen. Het corrupte westerse gedoe is Kim Jong-il een doorn in het oog. Hij wil zijn volk behoeden voor het gif van de hebzucht. Vandaar dat hij deze week in al zijn wijsheid besloten heeft rare kapsels te verbieden. Het zal mij benieuwen hoe het voetbalteam van Noord-Korea er straks in Zuid-Afrika bij loopt. Coupe bloempot?

Eigenlijk ben ik best jaloers op Kim Jong-il. Ik zou graag even in zijn schoenen staan, maar dan met ons kikkerlandje in de rol van Noord-Korea. Doe-het-zelven zou verboden zijn, net als scooters, en op het stelen van iPhones stond standrechtelijke executie. Alle volwassenen moesten verplicht wiet roken of xtc slikken, want we namen onszelf anders veel te serieus. Iedere ochtend zou ik mijn onderdanen samentrommelen op grote pleinen. Ik zou ze duidelijk maken dat we een ingewikkeld gezelschapsspel van het leven hebben gemaakt, met tal van geschreven en nog meer ongeschreven regels. Ik zou ze vertellen dat we gegijzelden zijn van een meedogenloos systeem. Ik zou ze op het hart drukken dat geluk in andere dingen zit dan materie. Ik zou eenieder uitnodigen om vandaag goed te doen, al was het maar in de vorm van een vriendelijke lach of een praatje met de conducteur. Ik zou mijn onderdanen vragen, nee, smeken, de schellen te laten vallen en voortaan gewoon en eerlijk zichzelf te zijn.
'We zijn aangeklede apen,' zou ik besluiten, 'die doen alsof het niet zo is. Dan maar terug de bomen in!'

Alle gekheid op een stokje. Ik ben helemaal niet geschikt voor dictator. Toch kan ik het niet laten te fantaseren. Ik zie een zee van mensen voor me die op mijn commando hun vinger op hun hoofd plaatsen en drie keer 'oelk' roepen, zo massaal en hard dat seismografen over de hele wereld het geluid als een aardbeving met een kracht van 2.6 op de schaal van Richter registreren.

Eat that, Kim Jong-il!


Ep Meijer 2009

dinsdag, december 15, 2009

De beschutting van mijn hut


Patrijspoorten zijn schaars op een vrachtschip. Logisch, er moet gewerkt worden. Wat zul je naar buiten kijken, waar toch niets te zien is behalve zee en lucht? Concentratie, daar gaat het om. Een ongeluk zit in een klein hoekje als je een oceaan bevaart die zo groot is dat zelfs het grootste schip ter wereld er met gemak een paar triljard keer in kan verdwijnen. Met man en muis vergaan, heet het dan.
Mijn hut heeft dan ook geen venster. Wel een deur (die niet helemaal dicht gaat), een kast (die ik niet echt nodig heb) en een gloeilamp aan een koordje die bij zeegang vervaarlijk met mijn schaduw strooit op de vloer die bedekt is met de herinnering van een strooien karpet. Wat aan rafels overgebleven is, resoneert op de gekmakende hartslag van de Acaso; de machinekamer ligt pal onder mijn hut. Als je goed kijkt, zie je hoe de desintegratie in zijn werk gaat. Bij iedere omwenteling van de zuigers danst het textiel als uitzinnig. Omdat er nog samenhang is, worden de vezels iedere seconde opnieuw aan, naar verhouding, enorme trillingen en G-krachten blootgesteld. Vanzelf worden ze uitgerekt, iedere tel weer, tot de grenzen bereikt zijn. Het stro wordt langzaam maar zeker aan stukken gereten. Dan is er geen redden meer aan. Alle verbindingen laten los.
Voor het resultaat bestaat de verzamelnaam stof. Dat doet de situatie onrecht. Sommige fragmenten van het karpet zijn inderdaad vergaan tot het formaat van zandkorrels. Weer andere meten nog enkele vierkante millimeters en lijken, als miniatuur tumbleweeds dansend op de maat van de scheepsmotoren, wanhopig op zoek naar het voormalige geheel. Soms krijgen ze contact met hun pluizige soortgenoten, maar de illusie is een kort leven beschoren. Bij de volgende dreun van de dieselmotoren ontstaat alweer een geheel andere, even hopeloze realiteit.

Het is niet veel, mijn hut, maar het is mijn huis, de enige plek aan boord waar ik iets van privacy heb en waar ik, ondanks het feit dat de deur niet helemaal dicht kan, veilig ben voor de kapitein. Hier heeft hij me vreemd genoeg nog nooit lastig gevallen. Ik vraag me af hoe lang dat nog gaat duren.

Van de weeromstuit schrijf ik lange brieven aan Sophie, ongemakkelijk in mijn kooi liggend of zittend. Kramp in spieren waar ik me niet bewust van was, noopt me af en toe tot pauzes. Die duren nooit lang, want ik heb veel te veel op mijn lever. Ik probeer Sophie uit te leggen dat het onvergeeflijk is wat ik heb gedaan, maar dat het een gedwongen zet was; ik kon echt niet anders. Ik druk haar op het hart dat – hoe gek dat ook klinkt uit de mond van een man die de liefde van zijn leven op zo'n weerzinwekkende manier in de steek heeft gelaten – ik me zorgen om haar maak, dat ze vooral structuur moet zoeken om het gekkenhuis te overleven. Ook biecht ik op hoe moeilijk ik het had toen ze voorstelde er samen uit te stappen. Dat ik daarom haar iPhone in de Taag had gegooid. Ik smeek haar geen poging te doen om me achterna te komen. Ze moet door, omdat ik al voor haar sterf.
Nooit vergeet ik aan het eind van de brieven te beschrijven hoeveel ik van haar houd, in steeds wisselende bewoordingen, want dat is zo. Ik heb de ware gevonden en liet haar vallen. Vanwege een groter plan.

Het verdriet is machtiger dan de pen, want als er tranen op het papier vallen – en dat gebeurt vaak – verkleurt eerst de inkt en dan verliezen de letters traag hun vorm, alsof ze smelten. Niet dat iemand ooit proberen zal ze te ontcijferen. Er is vast nog wel een postkantoor op Montserrat, alleen is het bij gebrek aan bevolking waarschijnlijk verlaten. Met geen mogelijkheid ter wereld zal ik de brieven ooit kunnen posten.
Nee, het heeft geen zin om aan Sophie te schrijven, tenzij het waar is wat ze beweert over de gedachtevelden: mensen kunnen langs telepatische wegen met elkaar in verbinding staan. Hoe vaak hebben we niet na soms dagen van radiostilte op exact hetzelfde moment op de verzendknop geklikt om elkaar een mailtje te sturen? Dat bewijst echter niets. Vanaf het moment dat ik Sophie leerde kennen, is ze nog geen tel uit mijn bewustzijn geweest. Als het bij haar ook zo was, is toeval automatisch tot een natuurwet gepromoveerd, ware het niet dat ik me aan boord bevind van een aftandse, onder Panamese vlag varende, slome Portugese stomer. Het is onmogelijk de bewijzen te overleggen en wederom is de kwestie academisch. Als mijn hut een patrijspoort had – wat dus niet het geval is – zou ik kunnen zien hoe de werkelijkheid aan de buitenkant van de Acaso slechts uit onmetelijke, verschillend getinte vlakken blauw bestaat. Nooit heeft mijn gezichtsveld een grotere werkelijkheid omvat als oog in oog met de zee. Toch is mijn wereld ongelooflijk gekrompen sinds het vertrek uit Porto. Geen Internet hier en evenmin bereik voor mijn mobiele telefoon die ik louter vanwege de sms-jes van Sophie heb bewaard.
Alle 16 strooien ze zout in de wonden, zelfs de eerste, ook al bevat die slechts een enkele X en de mededeling 'de Wit', in antwoord op mijn eveneens per sms gestelde, niet bijster originele vraag waar ze zich bevond.

Hoewel ik haar verlaten heb, weigert Sophie te vertrekken. Ze is bij me. Nog steeds. Omdat ik haar blijkbaar nodig heb om aan de beschutting van mijn hut te ontsnappen. Daarbij blijven haar borsten en billen door mijn bewustzijn tuimelen, wat me weer van pas komt als mijn ogen niet dicht willen vallen en ik masturbeer bij wijze van probaat slaapmiddel. Liefde is egoïsme ten top.


(Uit de Verboden Woorden)

dinsdag, december 08, 2009

Op weg naar Montserrat (de voorlopige proloog van de Verboden Woorden)


De mens is terminaal vanaf zijn geboorte, de dood sluipt iedere seconde dichterbij. Maar als de dagen die nog resten op je vingers te tellen zijn, krijg je een heel ander verhaal.

Het opspattende water bijt in de talrijke wondjes op mijn handen. Hoewel ik aan de schaduwkant van de boot bungel, is het zo heet dat het zweet in straaltjes van mijn lijf loopt. Kostbaar zout verlaat als ratten het zinkende schip. Hoe zinloos. In een halve cirkel ontvouwt zich zo ver als het oog reikt alleen maar oceaan. Het moet hier ongeveer vier kilometer diep zijn. Gegeven de twee meter die ik me op het hoogste punt van de golven boven het wateroppervlak bevind en – voor de volledigheid, want de invloed is marginaal – de kromming van de aarde, is mijn blikveld beperkt tot een kilometer of twee van alleen maar zout water. Hoeveel miljoenen hectoliters zijn dat? Eens kijken. De inhoud van een cirkel bereken je door de straal met de straal en pi te vermenigvuldigen, gedeeld door twee want ik zie maar de helft. En dat dan maal vier kilometer diep. Mijn hersens koken, ik krijg de som niet opgelost. Alsof het antwoord ertoe doet. Er is geen druppel drinkbaar van. De veldfles die hinderlijk om mijn nek hangt, is al lang leeg. Regenen gaat het ook niet. Alleen op de horizon is een plukje engelenhaar geplakt, de hele dag al. Verder is de lucht een stolp van staal. Natuurlijk heb ik kramp in mijn darmen, maar de dorst is erger.
'Agua!' roep ik naar boven.
De kapitein – laat ik hem maar zo noemen, dan word ik minder kwaad – ligt natuurlijk ergens zijn roes uit te slapen. Trouwens, als hij wakker is, zou hij waarschijnlijk doen alsof hij me niet hoorde, want de klootzak laat geen gelegenheid onbenut om me het leven zo zuur mogelijk te maken. Helaas bestaat de rest van de bemanning uit Chinezen en weet ik wel hoe je iemand een goede dag wenst, maar ben ik vergeten te vragen wat ze tegen 'water' zeggen.
'Hé!' schreeuw ik daarom maar, tot mijn luchtpijp begint te schrijnen. Slikken gaat nu haast niet meer. Nog even en ik ga van mijn stokje. Ik ben niet eens gezekerd. Ik kijk naar de restanten van de boeggolf die met een snelheid van niet meer dan acht knopen onder mijn voeten voorbij bruisen, schat ik, want de Acaso is een oud beestje. Hoe helder de zee hier ook is, door de schaduw lijkt er op de rest van het water een vlies inktzwarte olie te drijven. Het is onmogelijk door het oppervlak de diepte in te kijken. Er staat niet veel golfslag. Toch deint het schip en kan ik met mijn tenen soms bijna de olie aanraken. Bijna. Ik stel me voor hoe het vlies zich niet laat penetreren en meegeeft. De gedachte aan Sophie is onvermijdelijk. Zij is waarschijnlijk weer terug in Amsterdam, waar de minnaars in de rij staan. Zou ze me missen, lijdt ze net zoals ik nu we elkaar nooit meer kunnen aanraken, elkaar zelfs niet meer kunnen mailen? Er bestaat geen definitiever afscheid dan dat wat ik op mijn geweten heb. Ik span mijn kaakspieren zo hard dat mijn tandvlees zeer doet. Ondanks de hitte raast er een ijsklontje door mijn ruggengraat. Laten we bij de les blijven. Wie weet wat er pal onder me zwemt. Haaien zijn in staat om bloed op kilometers afstand waar te nemen. Als ze er zijn, kunnen ze mij waarschijnlijk wel zien. Dat daar, was dat geen vin? Voor de zekerheid trek ik mijn benen ietsje hoger op, draai een kwartslag en laat mijn voeten steunen op de pokdalige huid van de Acaso, de huid die ik op last van de kapitein van schelpen, wier en algen moet ontdoen, wat onbegonnen werk is. Misschien een halve vierkante meter ben ik gevorderd in al de uren dat ik op deze kolereschommel zit, bewapend met een uit de kluiten gewassen, maar veel te bot soort plamuurmes, waardoor ik om de haverklap de rug en de knokkels van mijn beide handen openhaal, want vanwege de vermoeidheid ben ik gedwongen rechts met links af te wisselen. Soms gebruik ik ze zelfs samen om hardnekkige schelpen te verwijderen. Het touwtje waarmee het werktuig om mijn pols zit, irriteert, telkens als het over mijn vel schuurt en dat gebeurt vaak, heel vaak. Ik had Sophies iphone niet in de Taag moeten gooien, schiet me te binnen, ik had het ding in mijn zak moeten steken. Dan had ik tenminste muziek gehad. Ik zou een moord doen voor Bach. En nog één om Sophie een laatste maal te mogen kussen trouwens.

Pauze, denk ik. Geen vin verroer ik meer tot er water komt. Met mijn voeten tegen de Acaso leunen, veroorzaakt pijn in de bovenbenen. Ik laat me weer met de rechterschouder tegen het schip aan zakken, maar ook dan resoneren de dieselmotoren op den duur tot in mijn vullingen.
'Ni Hao,' krijs ik naar boven, 'me need drink!'
De dieselmotoren stampen, golven in mijn blikveld bewegen, maar het geheel staat onverminderd stil. Waarom laat ik me niet gewoon vallen? Vermoeid als ik ben, zouden mijn spieren al snel verkrampen. Ik zie het voor me: ik watertrappelend terwijl de Acaso snel kleiner wordt. Op het laatst zou je alleen nog wat rook zien kringelen, bij voorkeur in de vorm van een vraagteken. Het summum van pleinvrees zou ik beleven, want daarna zou er alleen nog maar water en lucht zijn om me heen. Maak er trouwens maar het summum van claustrofobie van, want de ruimte is bedrieglijk. In de praktijk zou ik namelijk geen kant op kunnen. Binnen een half uur zou het afgelopen zijn, als een haai me tenminste niet eerder te pakken kreeg.
Nee, denk ik, niet zo, dat is mijn eer te na. Er is maar één mogelijk einde: ik moet en zal naar Montserrat.


Ep Meijer 2009

dinsdag, december 01, 2009

Doe maar gek, dan doe je al gewoon genoeg


'Welkom bij Studio Sport, dames en heren. Heeft u het bord op schoot? Vooraleer we naar het vaderlandse neusschuiven gaan, eerst even live naar Astana, waar zojuist de even bloedstollende als verrassende finale van het wereldkampioenschap persoonlijkheidsstoornissen heeft plaats gevonden. Tegen alle verwachtingen in is de Nederlandse delegatie op een teleurstellende elfde en laatste plek geëindigd. Het gekkengetal, maar dat is een schrale troost. Onze verslaggever Youp was getuige. Youp, wat is er in vredesnaam gebeurd?'
'Tja, Thom, daar vraag je me wat. Je zult maar als torenhoge favoriet starten, niets aan het toeval hebben overgelaten. AAHD, ADHD, NPS, PPS, SPS, afijn, noem de persoonlijkheidsstoornis maar op waarvoor er een afkorting bestaat, of Nederland had hem in huis. Het leek de perfecte strategie om de titel in de wacht te slepen.'
'Maar het liep anders.'
'Wat je zegt, Thom. In de eerste ronde leek het nog of de all round-vlieger van coach Sieldragher op zou gaan. Even, heel even lag Nederland zelfs op kop. Maar toen kwam het keerpunt en daar hebben onze gestoorden als vanouds moeite mee.'
'Wacht eens even, er was voor de keerpunten toch speciaal een Australische coach aangetrokken?'
'Klopt, Thom. Volgens insiders heeft Greg Almighty geweldig werk verricht. Maar uiteindelijk heeft hij het probleem niet tussen de oren vandaan kunnen krijgen.'
'Wat nu? Ik bedoel, onze deelname aan Vancouver komt in gevaar!'
'Inderdaad, Thom, de situatie is ernstig. Je moet er niet aan denken dat Nederland er straks niet bij zal zijn. Er is op bondsniveau dan ook al druk overleg gaande. Vast staat al wel dat het anders moet, minder complex.'
'Kan dat met Sieldragher?'
'Ik ben bang dat we geen keuze hebben, Thom. De tijd tot Vancouver is te kort. Bovendien zit de concurrentie natuurlijk ook niet stil, alle topcoaches zijn bezet.'
'Enig idee hoe we het moeten gaan redden?'
'Ik heb het er met collega's van andere toplanden uitgebreid over gehad, Thom. De algemene mening is toch wel dat Nederland zich moet focussen op gewoon doen, dan doe je immers al gek genoeg.'
'En gaat dat lukken?'
'Laat ik het zo zeggen, het wordt spannend.'
'Dank je wel, Youp in Astana. Voor de volledigheid, dames en heren, het wereldkampioenschap persoonlijkheidsstoornissen werd dit jaar gewonnen door België dat zijn eveneens gebrekkige keerpunt wist te compenseren doordat de teamleden een vinger op hun hoofd plaatsten en drie keer heel hard 'oelk' riepen. Tweede werd Kirgizië met de man die zeker wist dat hij een fietsventiel was en het brons ging traditioneel naar de VS met George W. Bush. Dan nu zoals beloofd naar het neusschuiven. Zal NSCVV* zijn zegereeks voortzetten?'


* Neus Schuif Club Verstopte Voorhoofdsholtes

zondag, november 29, 2009

Zalig de onwetenden van geest


Toen ik nog van niets wist, lag de stilte als een stolp over ons dorp. Zo, in de duisternis, leek het of de boerderijen na zonsondergang heimelijk vergroeiden met de aarde. Alles was bewegingloos en in zwart gedompeld. De heuvels verderop kon ik slechts raden.

Ik weet niet meer waarom ik die nacht buiten was. Waarschijnlijk moest ik een koe uit een greppel bevrijden. Mijn vader had zijn snurken even onderbroken om me dat op te dragen. Even vanzelfsprekend was ik uit de bedstee opgestaan en had ik het zachte huilen van de zoveelste hongerige zuigeling achter me gelaten. Zo was het altijd gegaan. Zo zou het altijd zijn gegaan. Maar toen ik door het natte gras terugliep naar de boerderij en de kilte als een slang langs mijn enkels sloop, dwaalde mijn blik naar de sterren, dat gewelf van knipogend licht dat alles tot zwijgen bracht. Juist op dat moment sloeg de kerkklok vier uur. Dat herinner ik me nog wel precies. Vier keer ging een rilling door me heen, een rilling die ik niet kende. Ineens was er die vraag, die langs mijn ruggengraat omhoog leek te zijn gekropen: waarom? Ik wilde weten, moest weten, ik voelde dat het moest. Ik zag de vage contouren van de torenspits hemelwaarts reiken. In die beweging, wist ik, lag het antwoord besloten.
Mijn hart galoppeerde in mijn keel toen ik met mijn handen naar de deur zocht. De stenen van de kerkmuur waren nog warm alsof ze zich de hitte van de dag herinnerden. In mijn hoofd was het merkwaardig leeg zodra mijn vingers eindelijk het hout voelden. Er zou geen terug zijn, besefte ik. Had ik daar vrede mee? Als ik de tijd terug kon draaien, wat niet kan, was ik dan op mijn schreden teruggekeerd?
Ofschoon de dorpelingen zich slechts op zondag in de kerk begaven, leek de klokkenluider niet verbaasd me te zien. Door het kaarslicht leek het of delen van zijn gezicht in brand stonden. Dan dansten er weer grillige schaduwen overheen. Kort, heel kort maar, rustten zijn ogen op de mijne.
'Jean-Pierre,' constateerde hij en gebaarde me te gaan zitten, hetgeen ik, schrijlings op een bank tegenover hem, deed. Ik verbrak het daaropvolgende zwijgen.
'Hoe weet je wanneer je de klokken moet luiden?'
Hij glimlachte - had hij ook die vraag verwacht? - en pakte van achter zijn rug een zandloper.
'Hier,' zei hij en gaf het instrument aan mij. 'Voorzichtig. Als je hem breekt, zijn we de tijd kwijt. En je moet hem rechtop houden. Want anders gebeurt hetzelfde.'
Ik hield het ding vlak voor mijn ogen. Mijn mond was opengevallen, merkte ik. De zandkorrels persten zich haast ongemerkt door het nauwe glas heen. Waren ze er eigenlijk wel? Alleen aan de onderkant, waar langzaam een bergje ontstond, was er het bewijs voor hun bestaan. 'Het lijkt wel een riviertje,' zei ik, 'een onzichtbaar riviertje.'
'Precies,' zei hij, 'de tijd is een stroom. In dit geval een die precies een half uur duurt. Als al het zand erdoorheen is gelopen, is het tijd om de klokken te luiden.'
'Maar…'
Ook mijn volgende vraag stond kennelijk al vast. De klokkenluider beduidde me met zijn handpalmen te zwijgen. 'Hoe ik zeker weet dat ik op het juiste moment de klokken luid? Ik kan naar buiten gaan, mijn oren te luisteren leggen. Misschien hoor ik de klokken van onze buurdorpen dan wel. Maar wat als ook zij…? Nee, als ik echt ga twijfelen, kijk ik omhoog, naar de sterren.'
'De sterren?' vroeg ik.
'Goede klokkenluiders kunnen aan de hand van de stand van de sterren het uur bepalen,' zei hij en leunde vergenoegd achterover. Even duizelde het me 'Dus…', stamelde ik.
De klokkenluider knikte. 'Alles is in beweging, mijn beste Jean-Pierre, ook de sterren. Of wat had jij dan gedacht, dat de aarde zich kantelt soms?' Hij lachte zo hard dat zijn stem weerkaatst werd door de muren en het plafond. Ik weerstond de neiging om me te bukken.
Ik slikte. 'Daar heb ik eerlijk gezegd nog nooit over nagedacht,' moest ik toegeven.
'Tja, Jean-Pierre, en overdag raadplegen we, zoals je nu al kunt raden, de stand van de zon.'
Ik knikte. 'Dus de tijd ligt vast,' dacht ik hardop.
'Dat is nu wat je noemt een paradox,' grijnsde de klokkenluider.
'Een wat?' vroeg ik. Hij glimlachte. 'Als je wilt weten wat dat is, zul je monnik moeten worden.'

Monnik werd ik. Ik vroeg en kreeg toestemming van mijn vader - zonen zat, weer een mond minder te voeden - en toog voor het eerst in mijn leven de wijde wereld in. Het was een merkwaardig gevoel om alles dat me vertrouwd was de rug toe te keren. Ik moest me dwingen niet om te kijken. In plaats daarvan speurde ik naar gunstige voortekenen. Dat had ik beter gelaten. Eenmaal kruiste een zwarte kat mijn pad en toen ik de stad naderde, werd ik vanuit een boom die zijn dode takken als radeloos naar de hemel uitstrekte, gadegeslagen door een raaf. Pas toen ik voorbij was, begon de vogel te krassen. Het geluid hing als een donderwolk boven het land. Ik huiverde, zonk op mijn knieën en bad God me bij mijn beproevingen terzijde te staan. Nog was het daarmee echter niet gedaan. Ik moest, of ik wilde of niet, de stad nog door. In mijn dromen ben ik vaak bij de poort omgedraaid en terug gelopen naar waar ik vandaan kwam. Verhalen had ik wel over de stad gehoord. Groot zou het er zijn, vooral dat. Toch waren het niet al die opgestapelde stenen waarvan ik schrok. Het waren juist de muren van mensen die me onzeker maakten. Mensen die me niet groetten, mensen die me niet eens aankeken, mensen die mijn blik vermeden. En dan waren er nog de bedelaars, in lompen gehulde schepsels met pokdalige gezichten die me uitscholden als ik hen niets gaf. Ik was blij dat het, eenmaal de stadspoort voorbij, rustiger werd. Een misrekening. Het was maandag, de dag dat de stedelingen hun afval op straat pleegden te gooien, wat ik toen nog niet wist. Mijn schoenen waren er niet voor gemaakt om over kasseien te lopen. Bovendien maakte ik me zorgen over mijn plunjezak. Ik had gehoord van gauwdieven. Zo, iedere tel schichtig om me heen kijkend, bij iedere stap de groeiende blaren op mijn voeten voelend, werd ik bedolven onder een regen van etensresten en poep. Achteraf was dat het begin van mijn catharsis. Ik zou nog vaker lijden voor ik van de kennisboom mocht plukken. En erna zo mogelijk nog meer.

Het klooster bereikte ik pas tegen de avond. Zonder omhaal van woorden kreeg ik een deken en werd me een cel toegewezen. Daar moest ik net zo lang verblijven tot ik één zou zijn met God, werd me verteld. Ik had geen flauw benul van wat me te doen stond. Het was er koud. De deken bood nauwelijks warmte. Rillend sleet ik er mijn dagen. Slechts een kleine opening in de muur, te hoog om erdoorheen te kunnen kijken, gaf een idee van het verstrijken van de tijd. Soms, als de zon scheen, werd licht in de cel geworpen, dat steeds de vorm van een driehoek had die zich langzaam uitrekte en al maar rossiger werd, over de muur naar boven sloop om uiteindelijk te vervagen. Daar staarde ik maar naar, kauwend op het droge brood dat een keer per dag zonder een woord door een luik aan me werd gegeven. Was die driehoek God, moest ik me daarmee vereenzelvigen? Dat kon niet zo zijn, meende ik. God was immers alom aanwezig. Als het bewolkt was, ontbrak mijn enige metgezel en was de cel overdag in een grauw halfduister gehuld. Op die dagen betrapte ik mezelf op de lust te schreeuwen. Had ik spijt van mijn besluit? Ik weet het niet. Ik denk dat ik het gevoel wilde hebben dat ik er nog was, hoewel waarschijnlijk niemand mij had kunnen horen. Het was stil, stiller dan stil, maar van een geheel andere orde dan de stilte die ik van mijn geboortegrond kende. Daar was de stilte als water dat tot ijs was gestold. In de cel was de stilte een helder stromend beekje dat stukje bij beetje een belofte begon in te houden. Gaandeweg ging ik erin op, ontstond vrede in mij. Ik ademde stilte, ademde God.
Soms, als ik somber ben, kan ik hevig terug verlangen naar die kennismaking met het kloosterleven, toen ik nog dacht dat mijn hoofd slechts plaats zou bieden aan het goede.

Ik heb geen idee hoe lang ik in mijn cel heb verbleven. Het moeten weken zijn geweest, misschien zelfs maanden. Toen de deur eindelijk open zwaaide, ontmoette ik de abt voor het eerst. Er viel geen woord. Hij keek me onderzoekend aan, las kennelijk in mijn ogen dat het goed was en noodde me met een handgebaar uit hem te volgen.
Door lange gangen ging het, terwijl flarden gezang me als sluiers omhelsden. Daarna kwamen we in een galerij die tussen de pilaren door uitzicht bood op de binnenplaats. Monniken waren er bezig te schoffelen. Eindelijk zag ik de hemel weer, waar schapenwolken elkaar tomeloos achterna joegen. Vroeger had ik er vaak naar gekeken zonder het schouwspel echt te zien. Op dat moment was het een geschenk dat mijn ogen vochtig maakte. Mijn hart bloeide op als de bloemen waartussen ik de monniken onkruid had zien wieden.
Samen met enkele anderen in wier ogen ik het langdurige verblijf in een eenzame cel herkende, moest ik in de kloosterkapel knielen. Mijn hoofd werd kaal geschoren en ik kreeg een pij. Ik was monnik! In een gebed dankte ik God vurig, zo vurig als iemand doet die nog niet weet wat weten vermag. Ach, wie zal het een jongeling als ik was euvel duiden dat hij zich verheugde op wat komen zou?

Jaren gingen voorbij. Aanvankelijk mocht ik niet meer doen dan het land bewerken, van het krieken van de dag tot het vallen van de avond, in weer en wind. Alleen de zondagen bracht ik binnen de kloostermuren door, meestentijds op mijn knieën. Gesproken werd onderling nauwelijks. De stem diende voor God gereserveerd te blijven. Ik kan me nog herinneren dat ik, hoewel ik geen woord Latijn verstond, al wel helemaal in staat was gebeden in die taal op te zeggen, zelfs in gedachten. Daaraan dankte ik waarschijnlijk dat ik uitverkoren werd en lezen en schrijven mocht gaan leren.
De mooiste tijd van mijn leven brak aan. Het was alsof ik nog dichterbij God kwam als ik Zijn Woorden las in plaats van hoorde. Liefdevol en minutieus kopieerde ik ze. Soms deed ik wel een week over een enkele kapitaal. Zo Zijn Woord mogen verspreiden stemde me innig dankbaar. Ik wilde mijn leven eraan wijden. Maar toen sloeg de Duivel toe, zoals Hij altijd toeslaat op momenten dat je het juist niet verwacht.
Op een dag moest ik tijdens het werk in slaap zijn gevallen. Eenmaal wakker geschrokken, ontdekte ik inktvlekken op mijn mouw die bij nader inzien nog als letters te herkennen waren. Ik nam een blanco vel en drukte mijn mouw erop. Het resultaat was nog steeds leesbaar. De adem werd me benomen. Ineens schoot me een manier te binnen om Gods Woord te kopiëren, zonder dat er nog zoveel monniken aan te pas zouden behoeven te komen. Wanneer ik letters uit hout zou snijden en die dan met inkt besmeerde, kon ik papier ermee bedrukken. En dat niet één keer, maar meerdere malen!
Ik besprak het idee eerst met een andere monnik. Samen probeerden we het procedé uit. Na ettelijke pogingen slaagden we erin met tafels waarin wij houten letters stopten, teksten te drukken zonder inktvlekken. Sprakeloos zegen we op onze knieën om God voor de gave te bedanken. Daarna haastten we ons naar de abt, vervuld van gevoelens van trots en devotie.
Hij hoorde ons gloedvolle betoog zwijgend aan. Ook onze demonstratie leek geen indruk te maken.
'Wat vindt u ervan, vader?' vroeg ik bedeesd.
Hij slaakte een diepe zucht. Zijn gezicht stond ineens vermoeid. 'Verbranden,' zei hij toen - meer niet - en gebaarde ons te vertrekken.
'Maar waarom?!' vroeg ik.
Nogmaals zuchtte de abt. Het leek alsof zijn ogen helemaal schuil gingen achter de grijze, borstelige wenkbrauwen. 'De duivel moet in je gevaren zijn, frater. Wees blij dat ik je niet meteen uit de orde ontsla.'
Mijn gepijnigde gelaat moest hem iets milder hebben gestemd. 'Denk na, frater,' sprak hij, 'denk goed na over de gevolgen van je uitvinding. Dat is alles wat ik je verder te zeggen heb. Vooruit, uit mijn ogen nu!'

De abt is reeds lang geleden in God ontslapen. Nu, ja, nu begrijp ik wat hem op die vermaledijde dag bezielde. Maar toen we met hangende schouders onze cellen opzochten, nadat we hadden gedaan wat ons bevolen was, stond het huilen me nader dan het lachen. Welke gevolgen kon mijn uitvinding hebben, behalve dan dat het Woord van God op een veel grotere schaal verspreid kon worden? Ik bad die avond langdurig, maar ook mijn gebeden vermochten me niets wijzer te maken.
's Nachts kon ik de slaap niet vatten. Ik stelde me voor hoe Gods Woord dankzij mijn uitvinding duizendvoudig rond ging tot zelfs ongeletterden ermee kennis konden maken. Want dat, zo bedacht ik, was misschien waarop de abt had gedoeld: meer boeken betekende dat ze meer werden gelezen. Velen zouden zoals ik het geluk mogen proeven om Gods Woord rechtstreeks tot zich te nemen. Wat kon daar voor gevaar in schuilen?
De volgende dag was het kopiëren ineens ontdaan van alle vreugde. Mijn ganzenveer kraste weliswaar over het papier, maar de bezieling ontbrak. In mijn hoofd woedde een storm. Was ik, net zoals Eva, bezweken voor de verleidingen van de Duivel? Dat kon niet, hield ik mezelf voor. Eva had de appel niet kunnen weerstaan en stortte de mensheid zo in het verderf. Ik had slechts het goede voor. Misschien was de abt toch niet de verlichte geest waarvoor ik hem had gehouden. Misschien had God een bedoeling door juist mij op te zadelen met het idee. Misschien was de Duivel juist in de abt gevaren! Die gedachte bezorgde me rillingen. Hij was altijd als een vader voor mij geweest.

Een paar dagen nadien werd ik ziek. De koorts trok als een roedel wolven door mijn lijf. Klappertandend en hoestend lag ik op mijn brits en dacht, nee, wist zeker dat ik zou sterven. Gods toorn, had de abt toch gelijk? Toen begonnen de visioenen. Ik zag demonische machines apocalyptische tekens aan de hemel schrijven, ik zag stervelingen naar die hemel reiken, staande op stapels boeken, ik zag ze God tarten, zwaaiend met papier, ik zag ze oorlogen voeren, oorlogen om woorden, ik zag ze God ontkennen. Ik zag de leegte in hen. Ik zag ze zichzelf verscheuren tot het ingewanden regende en alles bloedrood werd. De kieren van de aarde die van glas en steen geworden was, vulden zich, overstroomden. Dieren, mensen, ze verdronken allen zonder hun Schepper aan te roepen.

Wonder boven wonder kwam ik er weer bovenop. 'God, vergeef me,' bad ik, 'mij, onnozele frater die de listen en lagen van de Duivel niet doorziet.'
Ik weet niet of dat gebed geholpen heeft. Ik mocht verder leven. Maar was dat niet juist de straf? Dagelijks nog kastijd ik mezelf, tot bloedens toe. Het helpt niet. Ik ben gedoemd de herinnering mee te torsen aan de nieuwe zondvloed die ik in mijn visioenen had gezien. Dat is niet het ergste. Het ergste is het weten. Ergens, ooit, zal een ander op het idee komen om letters uit te snijden en die met inkt te besmeren. Dan zal er wellicht geen abt zijn die hem tegenhoudt. En dan? Dan zal de mensheid als Eva de tanden zetten in die appel die zo zoet lijkt, maar zo giftig is.

Ik ben nog één keer terug gegaan naar mijn geboortedorp. Mijn ouders waren gestorven en mijn broers en zussen herkenden me niet meer. Er raakten nog steeds koeien in greppels verstrikt en nog steeds struikelde je haast bij iedere stap over een kip die dan kakelend een goed heenkomen zocht. Maar 's nachts was de stilte een andere. De stilte was een geluid geworden dat als een raaf door mijn schedel fladderde. Ik wist en wilde dat het niet zo was.

donderdag, november 26, 2009

Waarom mannen nooit iets van vrouwen zullen begrijpen


'Kom dan schatje, bel me snel!' hijgde Chantal en verplaatste de kauwgom naar de andere kant van haar mond. 'Zo goed?'
'Nee, nee en nog eens nee,' mopperde de regisseur. 'Je moet er gevoel in leggen, verdomme!'
'Dat doe ik toch,' mompelde Chantal en blies een bel die toen hij knapte klonk alsof iemand in de handen klapte. Vet wel, dacht ze, zo meteen een sms-je sturen aan Sharon.
'Je bent de droom van iedere man,' vervolgde de stem in de koptelefoon, 'stel je voor dat ze, alleen van het horen van je zwoele stem, al bijna klaarkomen.'
Chantal giechelde en duwde met haar tong in de kauwgom, zodat er een vlies ontstond. Daarna blies ze een perfecte bel. Pets! Echt vet, dacht ze, dat geluid als hij knapte. Sharon moest dit gewoon weten. Chantal pakte haar mobieltje erbij. Ze stond toch met haar rug naar de regisseur toe. Die bleef intussen maar doorzagen.
'Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat mannen opgewonden raken van kreetjes op een bepaalde toonhoogte. Van dat fenomeen maken wij gebruik om eenzame mannen zover te krijgen dat ze ons 0900-nummer intoetsen.'
Ja ja, dacht Chantal, en maar dure woorden gebruiken en maar denken dat ze zo indruk konden maken. Mooi niet, loser.
'Blln blzn in stdio egt vet!!!!!!' sms-te ze.
'Dus doe me een lol, Chantal. Zeg het alsof je het zelf gelooft. Je bent al nat, je wilt niets liever dan een machtige roede in je schede.'
'In mijn wat?!' vroeg Chantal kauwend. Waarom antwoordde Sharon niet? Zeker weer aan het slettebakken op msn.
'Een dikke pik in je nauwe kutje dan.'
Chantal glimlachte, stopte de kauwgom achter een kies en haalde diep adem.
'Kom dan schatje,' kreunde ze, 'bel me snel!'
Het bleef stil in de koptelefoon.
'En?' vroeg ze, alweer kauwend.
'Perfect,' zei de regisseur, 'ik heb er zelf een stijve van.'
Chantal blies nog een bel. Pets!
'Krijg ik meer als je hem er even in mag stoppen?' vroeg ze, draaide het hoofd naar de regisseur en tuitte haar lippen rond de microfoon.
'Veel meer,' klonk het hees in de koptelefoon, 'misschien wel een Breezer.'
Ze nam de microfoon helemaal in haar mond, keek hem toen recht aan.
'Kom dan schatje,' steunde ze, 'neem me... Snel!'

Ze moest hem helpen, de stumper, met haar hand, om die schede van hem te vinden. Zo machtig was zijn roede trouwens ook niet, dacht Chantal kauwend, terwijl ze zich als een hond door hem liet berijden en zijn gehijg de studio vulde. Gelukkig, daar piepte haar mobieltje. Focking hell, Sharon had nieuws over Achmed en Veronica!
Ze keek over haar schouder, naar het rode hoofd van de regisseur.
'Komt er nog wat van?' kauwde ze.

vrijdag, november 20, 2009

Gelul in de ruimte

Aan boord van de space shuttle Oblivious was het een drukte van belang. Net als gisteren stonden er natuurwetenschappelijke experimenten op het programma.
'Aan het werk, mannen!' riep Scott, de blonde gezagvoerder joviaal.
Dat lieten de andere astronauten zich geen twee keer zeggen. Monter maakten Dave, Roger en Steve zich gereed. Zelfs de eeuwig kauwgom kauwende Rick leek niet te kunnen wachten. Dolletjes! Wat zou er vandaag voor hen in het vat zitten?

Ze hadden er eerlijk om geloot. Het was Rogers beurt om de opdracht te onthullen. Maar eerst moest de aarde natuurlijk toestemming geven.
'Houston, do we have a green light?'
'Roger.'
'Yep, it's me.'
'Roger, Roger.'
De bemanning grinnikte in koor. Wat was het toch heerlijk om astronaut te zijn! In welk ander beroep gingen heldenmoed en humor zo samen als in de ruimte?
Dankbaar zochten de mannen oogcontact met elkaar. Ja, ze deden hun plicht voor hun land. De kameraadschap was slechts een bonus. Was het gezichtsbedrog of vloog er een traan door de helm van de gezagvoerder? Hij schraapte de keel.
'Oké dames, genoeg geleuterd. We zijn op een missie, laten we dat vooral niet vergeten. Dit ruimtevaartuig zweeft hier in een baan om de aarde omdat tientallen miljoenen brave burgers daar beneden genoeg belasting betalen. Het is voor hen dat wij hier tal van nuttige experimenten uitvoeren.'
'Noem er eens één,' zei Rick kauwend.
Dave, Roger en Steven keken ieder even een andere kant uit. Daar had je hem weer! Al tijdens de training was Ricks cynisme de mannen een doorn in het oog geweest. Gelukkig liet Scott weer eens zien waarom hij en niemand anders tot commandant uitverkoren was. Hij verwees fijntjes naar de keer dat Rick een kater had overgehouden aan het onderzoek naar alcoholgebruik in luchtledige toestand. Nog uren had diens braaksel als grauwe tennisballen loom door het ruimteschip gestuiterd.
'Au,' kauwde Rick en sloeg zijn ogen betekenisvol neer.
Scott tilde zijn kin op, wat nauwelijks opviel met een helm op, maar dat gaf niet, want het gaat om het gebaar. 'Goed dan, nu al onze neuzen weer dezelfde kant opwijzen... Roger, wat is onze opdracht?'
Roger leek te bevriezen. 'Dit gaan jullie niet geloven,' zei hij.
'Wat, wat?!' riepen de andere astronauten ongeduldig.
Roger slikte. 'Er staat hier dat we onze vinger op ons hoofd moeten zetten en dat we dan drie keer heel hard oelk moeten roepen.'
Dave rolde met zijn ogen, maar Scott, de gezagvoerder, tilde de armen op. 'Orders zijn orders, jongens. Let's do it.'

Zo gezegd, zo gedaan. De dappere astronauten plaatsten een vinger op hun helm en riepen drie keer oelk, heel hard. Na afloop haalde Rick de schouders op. Niet dat je daar iets van zag in een ruimtepak, maar daar gaat het niet om. 'Nuttig,' kauwde hij, 'werkelijk heel nuttig.'
Op dat moment wierp Steve een blik uit het zijraampje. 'Eh guys?' stamelde hij, 'dit moeten jullie echt even zien.'


zondag, november 15, 2009

Ontslagbrief


Geachte heer Beëlzebub,

Het spijt ons dat we het dermate cru moeten stellen, maar het is tot onze genoegdoening dat we ons genoodzaakt zien uw dienstverband per direct te beëindigen.

Het is slechts aan het feit te danken dat u tweeduizend jaar op onze loonlijst heeft gestaan dat we bereid zijn uitleg te verstrekken.

Welnu, u bent overcompleet.

Met andere woorden, u bent van nul en generlei waarde meer voor onze organisatie. De vraag is of u het ooit bent geweest, want u blijkt al die tijd een sinister spel te hebben gespeeld met uw imaginaire tweelingbroer.

Wij waren zo goedgelovig om erin te stinken. Wij stervelingen hebben nu eenmaal de neiging om in zwartwit-termen te denken. Dat helpt ons om de chaos enigszins te ordenen. Geboorte, dood. Hoer, heilige. Goed, kwaad. U heeft daar misbruik van gemaakt, op zo'n manier dat de term 'gewetenloos' tekort schiet. Al die tijd ging het u om niets anders dan uw eigen hachje.

Tweeduizend jaar geleden mag het misschien een goed idee zijn geweest om een vacature door een ééneiïge tweeling te laten invullen. Inmiddels zijn we wijzer, we kunnen op DNA testen.

Wat blijkt? U en uw zogenaamde tweelingbroer zijn één en dezelfde persoon. Tweeduizend jaar lang heeft u ten onrechte een dubbel salaris geïncasseerd. Uiteraard kunt u daarover een separaat schrijven van onze advocaat tegemoet zien, zodat we het inzake aardse kwesties wellicht in der minne kunnen schikken. Universeel gezien echter staat u voor eeuwig bij ons in het krijt.

Wij wensen u een onaangenaam verblijf in uw eigen hel.

Met de meeste minachting,

J. de Vries, manager P&O, Omnium GV*


*Galactische Vennootschap

vrijdag, november 13, 2009

Een doordeweekse sessie


'U hier?!'

'Is dat zo vreemd?'

'Dat lijkt me wel, ja, u bent immers de almacht zelve.'

'De almacht zelve? Laat me niet lachen! Ik besta slechts omdat de mensen willen dat ik besta.'

'Is dat waarom u bij me aanklopt?'

'U bent psychiater, ik zou niet weten waar ik anders zou moeten zijn.'

'Nou, gaat u maar liggen dan. Zegt u eens, wat scheelt eraan?'

'Zoals ik net al zei, ik besta eigenlijk niet echt. Ik ben verzonnen om een antwoord te verschaffen op alle vragen waarop geen antwoord bestaat.'

'Pardon?'

'De mens is nietig en kwetsbaar. De dood ligt constant op de loer. Om de angst te temmen, ben ik in het leven geroepen. Het slaapt een stuk rustiger met mij in de buurt.'

'Zoiets als een elektrische deken.'

'Inderdaad, ik lig als een warme laag over de werkelijkheid heen. Wat er ook gebeurt, het heeft een bedoeling, want ik heb het zo gewild.'

'Da's toch heerlijk?'

'Welnee.'

'Wat is het dan?'

'Even onwezenlijk als eenzaam.'

'Vertel.'

'Ik word gegijzeld door een paar miljard angsthazen. Ze zetten me een mes op de keel, want wat ze zich ook in het hoofd halen, het is aan mij om het zin te geven. Die zin is er niet, laat dat duidelijk zijn. Ik ben een doekje voor het bloeden en een wondermiddel ineen. Met mij verdwijnt alle rede. Vandaar dat er doorlopend oorlogen worden gevoerd, terwijl de strijdende partijen mijn naam op hun lippen hebben.'

'Maar wat kan ik in Gods, sorry, in vredesnaam voor u doen?'

'Ik wil liefde.'

'Maar die krijgt u al! Dagelijks gedenken miljarden mensen u in hun gebeden, in kerken wereldwijd worden dagelijks miljoenen kaarsen voor u aangestoken!'

'Dat is geen liefde, dat is vrees. Niemand houdt van mij, niet echt.'

'En al die tempels en kathedralen dan die gebouwd zijn om u te eren?'

'Chantage, ik kan er geen ander woord voor verzinnen.'

'U bent wel erg cynisch. Weet u wat, ik schrijf u gewoon wat seroxat voor. Daar knapt u vast van op. Volgende!'



Geschreven in het kader van de novemberopdracht van het Fantasierijk.

woensdag, november 11, 2009

Ook uw mening telt!


Ze zeggen dat ik gek ben. Of ik niets beters te doen heb, vragen ze.
Toevallig niet, nee. Ik zal het u nog sterker vertellen: dit is het enige wat me nog rest.

Een wanhoopsdaad? Ach, geldt dat niet ook voor de beklimming van de hoogste berg ter wereld? Iedere recordpoging zou je zo kunnen zien. Wist u dat het wereldrecord kakkerlakken eten op 36 staat? Let wel, binnen een minuut. In dat licht bezien zou je de hele mensheid als een wanhoopsdaad kunnen beschouwen. Wat stellen we nou helemaal voor, op dat speldenprikje in een eindeloos heelal?

Een heldendaad. Dat wel. Er zullen maar weinigen zijn die het pad in durven te slaan dat ik ga bewandelen en nog minder die het lef hebben er publiekelijk van te getuigen. Daarbij doe ik het nog voor een goed doel ook. En niet het minste. Van de ervaring en de wijsheid die ik opdoe kan iedereen die de Nederlandse taal machtig is profiteren.

Aan de voorbereiding zal het niet liggen. Mijn conditie is op peil en de reflexen gescherpt. Aan manuscripten heb ik inmiddels een meter boekenkast volgeschreven. Vingeroefeningen, zo blijkt nu, voor wat me te wachten staat. Het zoeken blijkt maar weer eens de weg.

Zo. Ik heb de vingers gestrekt, in de koelkast ligt koud bier en ik heb REM opstaan. Gaan met die banaan!

Rara, wat ga ik doen?

Ik...
A. houd een vinger op mijn hoofd en roep heel hard 'oelk, oelk!';
B. ga achteruitlopend van hier naar de hoek van de straat, maar dan wel met mijn schoenen verkeerd om aan;
C: verplaats me langs telepatische weg helemaal naar de keuken en pak een biertje;
D: ga het celibaat in;
E: ga, slechts gebruik makend van anderhalve vinger, een blogje schrijven over het maken van keuzes.

F: Een combinatie van A, B, C, D en E;
G: Geen mening, die zou toch in dit stukje staan?
H: Anders, namelijk...

Goede oplossingen worden beloond met een collector's item. Over de uitslag wordt niet gecorrespondeerd (tenzij u uitermate langbenig bent).

dinsdag, oktober 20, 2009

'Sorry dames, het jachtseizoen is voorbij!'


September 1987. Ik sta op de top van Alpe d'Huez en hoest mijn longen over het asfalt terwijl mijn voorhoofd telkens onzacht in aanraking komt met het fietsstuur. Ik ben te kapot om voorlopig ook maar iets aan mijn lichaamshouding te veranderen. Zestien minuten heb ik er langer over gedaan dan Erik Breukink, maar toch. Ik had de bus bijna kunnen bijhouden!

Na ik weet niet hoe lang is het tijd voor het traditionele sjekkie. Het inhaleren doet zeer en mijn longen zijn het er duidelijk niet mee eens dat ik rook. What the heck? Ik ben er een kei in om me doof te houden voor wat er werkelijk aan de hand is.

Ik begin het koud te krijgen. Al te lang kan ik hier niet meer blijven. Na het feest van de afdaling is het nog ruim ruim honderd kilometer naar huis over heuvelachtig terrein. Alhoewel, huis? Ik leef in een hotelkamer.

Als ik straks, wanneer het donker zal zijn, volkomen uitgepierd bij het hotel aankom, is de kans groot dat Jean-Pierre, de receptionist van dienst, me grijnzend mijn post overhandigt: briefjes met spannende voorstellen van Anne, Natalie en Nataly, maar als ik pech heb echtscheidingspapieren die ondertekend moeten worden.

In gedachten schreeuw ik het uit en hoor de echo van haar naam van alle kanten uit de bergen terug als straf. In het echt durf ik niet. Wat zou men wel niet van me denken? Alsof de omstanders zouden snappen dat ik het mooiste cadeau dat ik ooit van het leven kreeg, verspeeld heb.

Het sjekkie trap ik half opgerookt uit, ik prop wat bosbessentaartjes naar binnen en drink mijn bidon half leeg. Mijn longen luisteren inmiddels weer een beetje naar me. Ik span ze tot het uiterste, een paar keer, tot ik ze weer helemaal in het gareel heb. Mijn polsslag is ook aardig tot bedaren gekomen, voel ik. We kunnen weer. Ik wil hier niet blijven staan en beseffen dat ik drie vrouwen tegelijk nodig heb om de pijn over die ene te verzachten. Wat Anne, Natalie en Nathaly ook doen, het zal nooit genoeg zijn. Ik ga met ze kappen ook. Het leven is lijden? Kom maar op dan, desnoods als monnik, het kan nooit zwaarder zijn dan de Alpe d'Huez op fietsen in 55 minuten. Met ware doodsverachting stort ik me naar beneden.


Ep Meijer 2009

vrijdag, oktober 16, 2009

Schrijf eens een boek!


Wel eens van Michelangelo gehoord? Nee, niet de nieuwste parfum voor mannen van Cacharel, maar een beroemde kunstenaar van lang, lang voor GTST. Hij beweerde dat de standbeelden die hij maakte, er al lang waren. Ze sluimerden in het marmer. Het is aan de beeldhouwer om ze te bevrijden.

Zo is het ook met boeken. Ze zijn er al, je hoeft ze alleen maar op te schrijven. Meer dan een doorgeefluik is een schrijver eigenlijk niet.

Maar...

Michelangelo zei er niet bij hoe zwaar het is, hoe je, ondanks het brute geweld dat er bij te pas komt, heel behoedzaam moet zijn met je instrumenten. Hij zei er evenmin bij dat het jaren van je leven kan kosten en vergat ook te vermelden hoeveel moed ervoor nodig is om de beitel te hanteren. Het materiaal is namelijk zo weerbarstig dat iedere houw een gevecht is, letterlijk, met het marmer, maar vooral figuurlijk, in het hoofd van de kunstenaar. Wat als je te hard slaat?

Er zijn veel mensen op Hyves die denken dat ze een boek moeten schrijven, aangemoedigd door vrienden zonder enige kennis van zaken, vrienden die eigenlijk alleen maar op hun beurt aardig en geweldig gevonden willen worden. Ze gaan hun gang maar. Ze mogen zich gerust ook 'auteur' noemen zodra ze hun boek in eigen beheer uitgegeven hebben. Ik hoop zelfs voor ze dat ze meer dan de 23 exemplaren verkopen die ik van mijn in eigen beheer uitgebrachte boek verkocht heb, ondanks een live-optreden bij Sjors Fröhlich in Cappuccino op Radio 2.

Een boek schrijven is als de Sahara in wandelen. Naakt, zonder water. Je weet dat er geen weg terug is, je moet verder, wat er ook gebeurt, welke eisen de dagelijkse werkelijkheid ook aan je stelt. Het boek dat geschreven moet worden, is sterker dan honger, dorst of armoede, het overstijgt alles. Intussen verkeert de schrijver in een roes. Iedere vezel in zijn lichaam smeekt niet alleen om water, eten en schaduw, maar vooral om meer van het boek. Want als hij schrijft, voelt hij de honger, de dorst en de hitte niet meer. Dat komt pas als hij zijn pen even neerlegt, omdat hij, na het uren te hebben uitgesteld, toch echt naar de wc moet. Dat is niet het enige dat hij moet. Slapen, dat is ook een noodzaak. Maar naarmate het boek vordert, brengt hij steeds minder uren op het matras door. Hoe anders ooit uit de woestijn te komen?

Onlangs gebeurde het me opnieuw, na een postnatale depressie die maanden heeft geduurd. Ik stuitte op een brok marmer en zag het standbeeld meteen al haarscherp voor me. Even snel besefte ik wat voor een gevecht me wachtte, want het marmer in kwestie was gevaarlijk broos. Alles wat ik aan vakkennis bezit, zal ik nodig hebben om er een geheel van te maken. Maar ik heb diep ademgehaald en ben de Sahara ingewandeld, ook al weet ik dat me ditmaal pas echt de hel wacht.

Over een tijdje in de boekhandel: 'De verboden woorden.' Het gaat over de liefde.

maandag, oktober 05, 2009

De kille stilte van het gemis


'We moeten een teleporteermachine uitvinden,' verzucht ik. 'Net als in Star Trek. Beam me up, Sietse!'
Mijn oudste zoon haalt de schouders op. 'Dat zou miljoenen kosten. Dat kunnen we nooit betalen.'

Als gedachtestreepjes vegen blaadjes over het perron. De toch al lange tweewekelijkse reis duurt vandaag wegens werkzaamheden aan het spoor extra lang. Tussen Eindhoven en Weert zijn bussen ingezet. Nog wacht ons de laatste etappe. Net, in de bus, hebben we erg gelachen. Om de zittingen die los zaten, om zo ongeveer alles van de aftandse stadsbus waarmee de NS ons bedacht had, inclusief de chauffeur die de hele rit lang met steeds weer een nieuwe sigaret uit het zijraampje hing. Maar nu is de herfst ingetreden. Wachten, we staan alweer te wachten.

'Ik wou dat we al thuis waren,' klaagt mijn jongste zoon. Hij ziet er moe uit. Natuurlijk heb ik hem en zijn broer weer veel te laat naar bed laten gaan. Het is ook zo gezellig om ze over de vloer te hebben.
'Als de trein er is, duurt het nog maar tien minuten,' stel ik Bart gerust.

We staan alledrie naar de stoeptegels op het perron te staren, merk ik. Een eenzaam grassprietje trotseert de grijze woestenij alom. Ik krijg slechts één mondhoek iets opgetild. Tien minuten verdorie. Dan moet ik mijn mannetjes weer inleveren en ga ik terug de stilte in. Ik kijk omhoog. Onderweg is het alleen maar grijzer geworden. Nu is de zon helemaal verdwenen. Straks gaat het nog regenen ook. Wat ben ik voor een vader die zijn kinderen dit aandoet?

'Ik baal hier ook van, jongens,' beken ik, 'liever zou ik veel dichter bij jullie in de buurt wonen. Maar ja, ik heb nu eenmaal die baan.'
'Wij hebben ook parkeergarages in de buurt, hoor!' roepen Sietse en Bart bijna in koor. Ik ga door de knieën en trek ze tegen me aan.

We zien de trein aan komen, van de verkeerde kant en met een baard van opwaaiende blaadjes. Ik leg uit dat dit treinstel nu pendelt tussen Weert en Maastricht. Even breekt gesteggel uit over de vraag wie er mag kiezen of we boven of onder gaan zitten. Mijn zoons vinden beiden dat ze aan de beurt zijn. Ik schud het hoofd. Boven, onder, wat doet het ertoe? Die koleretrein betekent afscheid nemen. Krijsend komt het gevaarte tot stilstand.

Vlak voor we instappen, trekt Bart me nog snel aan mijn jas en gunt me een blik diep in zijn blauwe poppenogen.
'Je kunt toch ook met ons meegaan?' stelt hij voor. 'Je mag bij mij onder in het stapelbed.'
Ik bijt zo hard op mijn lip dat het zeer doet.

vrijdag, september 25, 2009

'Mijn vrouw begrijpt mij niet'


Als je heel goed luistert, kun je het horen, doorgaans pal voor sluitingstijd: een koor van duizenden mannenstemmen. De bezitters van die stemmen hebben de kroeg verkozen boven het gezelschap van hun eega. Ze laten zich liever vollopen dan dat ze thuis het eeuwige gekijf aanhoren. Wat roepen ze dus, vlak voor de barkeeper hen de deur uitstuurt?

'Mijn vrouw begrijpt mij niet.'

Deze kreet behoort naast 'ken ik jou niet ergens van?' en 'kom je hier vaker?' tot het standaardrepertoire van de man.

Hebben we dan helemaal niets geleerd, heren? Laat me u, ter leering ende vermaack, ontvoeren naar de diepzee.

Op kilometers onder het wateroppervlak is het aardedonker. Het valt niet mee om er voedsel te vinden, laat staan een partner. De duivelsvis heeft wel een heel bijzondere manier gevonden om het voortbestaan van de soort te garanderen. Het mannetje wordt geboren met een merkwaardig uitstulpsel op de neus. Het is een soort antenne die feromonen opspoort. Om te voorkomen dat het mannetje toch zijn eigen gang gaat in het donker, sterven zijn spijsverteringsorganen af zodra hij volwassen is. Om te overleven, moet hij wel een vrouwtje vinden.

Als dat gelukt is, 'bijt' het mannetje zich met het uitstulpsel vast aan de onderkant van het vrouwtje. Meteen houdt zijn hart op met kloppen, want vanaf nu maakt het lijf van het mannetje deel uit van dat van het vrouwtje. Uiteindelijk blijft van het mannetje niets anders over dan een karkas met een spermazakje waarover het vrouwtje naar believen kan beschikken.

Kortom, mannen, laten we ophouden ons te beklagen over het onbegrip van onze wederhelften. Het is niet de bedoeling dat ze ons begrijpen, het gaat om ons zaad. De rest is opsmuk.


Ep Meijer 2009.
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

dinsdag, september 15, 2009

Stoeltoespraak



Leden van de Graten-Helemaal,

Bolkere holken dollen boven ons klosinkrijk. Het ziet er niet naar uit dat ze zich aanstonds hol zullen bolven. Eenieder zal de gevolgen ondermerken; we zullen allen de pensketting moeten aanhalen. Tegelijk dragen wij de normdrang voor de negeraties na ons en laten de eerste kwabbels van de senioriëring zich reeds gevoelen, zodat we ons gedoorzaakt voelen om knijpende haatregelen te treffen.

Geen enkel pedartement zal dan ook aan buidelkrapping ontkomen, net zoals de gewone hurger zich zal moeten befronsen over diens kosten.

Op het gebied van oeverloze zaken zal ons land zich nermapent blijven instreven voor de zuidbreiding van het één en ander.

Ter bevechting van de blijfrij zullen er de komende jaren ettelijke wegwerkzaamheden plaatsvinden.

Grensloze aangelegenheden behouden onze maandacht, is het niet in termen van kesj dan wel in termen van inbeweging. Het spreekt immers vanzelf dat de muidige hijden om samengevoel vragen in plaats van om wildersdingen.

Dehalve zal Meuropa ook de komende jaren de rolitiek danig blijven beroerselen. Ons land zal zich als vanouds een kruiperig lid betonen.


Zegt u eens, moet ik eigenlijk nog voortvaren? De bestuivering is toch al geklikt. Ik poos hier maar met dat malle hoofddeksel. En u zit ook overdreven staand. Het is hoe dan ook één grote show, we zijn allen hijgelaars, gevangen in onze poppenrollen!


(Kuchen)


Leve de klosigin!

Hoera!
Hoera!
Hoera!

zondag, september 13, 2009

Doe het nou niet want ik heb het zo graag



Homo's hebben het maar gemakkelijk. Die gaan gewoon naar een parkeerplaats langs de A-12 en hangen een zakdoek op een bepaalde manier uit hun broekzak. Klaar is Kees, alle betrokken partijen weten meteen waar ze aan toe zijn qua vraag en aanbod.

Voor een heteroseksuele man ligt het wat lastiger. Een zakdoek half uit mijn broek? Kom nou, de andere kunne denkt meteen dat ik onverzorgd ben. Niet dat er een plek bestaat waar er vrouwtjes zijn die zich met mij willen verenigen, vrouwtjes althans die openlijk daarvan getuigen en – heel belangrijk, want ik heb nog nooit voor seks betaald en ga het ook nooit doen ook – het gratis met me doen.

Gratis? Ach, aan iedere seks hangt wel een prijskaartje (een bloemetje zus, de vuilnisbakken buiten zetten zo). Daar gaat het nu even niet om. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen bijna net zo vaak behoefte aan seks hebben als mannen, zeker als ze single zijn.

1 + 1 = 3. Het is in onze maatschappij nu eenmaal niet gangbaar om publiekelijk van onze lust te getuigen. Stel dat ik in een T-shirt zou rondlopen met de tekst: 'Eventueel geïnteresseerd in seks met u.' Een groen petje dan, voor alle vrijgezellen? Via gekleurde reepjes kun je dan de voorkeuren bekend maken.

Geeft u het toe: het zou niet werken in de echte wereld. Mensen zouden het zielig vinden.

Toch droom ik wel eens van ingebouwde chips die, zodra sprake is van oogcontact met een mogelijke partner, onmiddellijk allerlei informatie heen en weer seinen.

'Okay buster, this one requires 23 text messages, two dinners and a lot of wine. She loves performing oral sex though. She says she's great at it. Unfortunately your bank account doesn't allow you to take her out. Do you want to continue?'

Dromen zijn bedrog en hetero's zijn geen homo's. Dus zit het spel wat ingewikkelder in elkaar en moeten we het vooral van toeval hebben voor een match. Zonde, als je bedenkt hoeveel kansen op hemels samenzijn er dagelijks verloren gaan, juist als je er zo'n zin in hebt. Was je nou maar in gesprek gegaan met die mooie meid, desnoods had je haar gevraagd of ze wist waar de lucifers lagen (vanwege de vonken)!

Ik weet het goed gemaakt. Voortaan, als ik in de supermarkt ben, verwissel ik mijn boodschappenmandje iedere tien seconden van arm, ten teken dat ik in ben voor spannende avonturen. Of nee, nog beter: ik lach gewoon naar jullie.

Maar dat deed ik altijd al.
Zucht.
Suggesties zijn welkom.


Ep Meijer 2009.
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

vrijdag, september 04, 2009

En dan nu het nieuws




Boven Schiphol kwam vanochtend in alle vroegte een Airbus in een zwalkende koers terecht; de automatische piloot was dronken.

De belasting op lichaamsgewicht, ook wel bekend als BOL, is van de baan. Geruchten als zou de omvang van de betrokken minister een rol hebben gespeeld, worden krachtig tegengesproken.

In Wormerveer is vanmiddag omstreeks drie uur een man zijn zelfbeheersing verloren. De eerlijke vinder wordt beloond.

In Appelscha is vandaag de apriot uitgevonden. Omdat zelfs de uitvinder geen idee had waar het apparaat toe diende, is meteen tot vernietiging overgegaan. De gemeente heeft tien weken de tijd om een verwijderingsbijdrage te heffen.

Op Vlieland is het wereldrecord fietssleutels kwijtraken verbeterd. Een schrijver en zijn oudste zoon presteerden het om er binnen 24 uur drie zoek te maken.

Een andere recordpoging mislukte. In een uitverkocht Ahoy slaagde Sam Snicker er niet in om met honderd vrouwen achter elkaar geslachtsgemeenschap te hebben. Zijn commentaar: 'Ik snap er ook niets van, bij de generale repetitie ging het nog zo goed.'

Bij een ongeluk met een kraanwagen in Oelesloot zijn drie Lego-figuurtjes in stukken gebroken.

In Lutjegast heeft een jonge vrouw een kikker doodgekust.

Een schrijver uit Amersfoort heeft zichzelf uit protest tegen de gang van zaken opgeblazen. De ballon met zijn beeltenis is het laatst gezien boven Leusden.

Het is weer veilig om aardappels te eten. De consumptie van groente, vis, vlees en zuivelproducten is voorlopig nog af te raden.

Met ingang van morgen is het niet meer strafbaar om in het openbaar je wijsvinger op je achterhoofd te houden en drie keer in de rondte te draaien terwijl je 'ulk, ulk!' roept.

De kapitein die eerder dit jaar in het nieuws kwam omdat hij met zijn veerboot in plaats van naar Terschelling naar de Lofoten voer, is eindelijk op de terugweg. Er is hem beloofd dat hij tijdens de volgende Olympische Spelen mag jureren bij het snelwandelen.

Nog meer Olympisch nieuws: Anky van Grunsven blijkt toch een paard. De dierenbescherming beraadt zich over stappen naar aanleiding van haar misbruik van het gebit van Salinero.

In tegenstelling tot wat lang werd aangenomen, is de wereld plat. Uit de nieuwste gegevens van de NASA blijkt dat God pannenkoeken aan het bakken is. Het heelal is natuurlijk veel te groot voor zo'n oude man. Vanzelf vergeet hij er af en toe eentje om te draaien, wat met de aarde waarschijnlijk aan de hand is. Daarom reageren mensen die in het zuiden wonen doorgaans zo aangebrand, aldus de onderzoekers.

Dan nog een laatste bericht: Het is officieel; iedereen met een Hyves-profiel mag deelnemen aan het WK om aandacht vragen, dat zoals bekend medio mei volgend jaar op de top van de Mount Everest gehouden wordt.

Het weer morgen: Veel klots en dwarrelzwab.


Ep Meijer 2009.
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

dinsdag, september 01, 2009

Zo moet een huisvrouw zich voelen




Hoewel er 's avonds miljarden blinkende speldenknopjes aan de hemel staan en je zelfs vaak kosmisch gruis in de dampkring kunt zien verbranden (zodat je tientallen wensen mag doen), staat deze vakantie – als je het zo mag noemen, want het lijkt meer op bezigheidstherapie – niet onder een goed gesternte.

Zo presteren mijn oudste zoon en ik het om het wereldrecord fietssleutels kwijtraken met glans te verbeteren: drie in twee dagen tijd. Ook is het linnengoed voor ons tenthuisje niet geleverd en blijken de twee gasflessen leeg. Tot overmaat van ramp is de Spiderman-trolley van mijn jongste zoon kwijt, met daarin onder andere een zelfgemaakte knuffel. Het arme jong heeft al zo'n heimwee.

Om dat soort dingen kun je later misschien ooit eens lachen of meewarig glimlachen. Dat geldt niet voor wat er op de derde dag van onze zogenaamde vakantie gebeurt: vrouwlief verrekt haar enkelbanden.

Vanaf dat moment ben ik alleen nog maar bezig heen en weer te rennen. Ik spreek vrouwlief bemoedigend toe, regel dokters en taxi's. Ik help haar even geduldig als liefdevol bij het aan- en uitkleden, begeleid haar naar het toilet, als het moet midden in de nacht. Ik prijs vrouwlief even uitbundig als oprecht vanwege de dappere manier waarop ze met haar handicap omgaat – ze overwint zelfs de duinovergang, op krukken, de heldin! Natuurlijk snel ik naar het dorp om pleisters voor haar te halen, extra dure.

Intussen houd ik de BV Zeester gaande (zo heet ons tenthuisje). Ik doe de boodschappen, ik kook, dek en ruim de tafel af, ik doe de afwas en de was. Ik hang de was ook op en weet gaandeweg heel creatief om te gaan met het gebrek aan wasknijpers. Alleen het bed van mijn jongste zoon al verschoon ik acht keer, want de heimwee laat hem nog meer bedplassen dan anders. Ik ruim braaksel op en gooi de emmer met urine leeg, als vrouwlief begrijpelijkerwijs niet weer helemaal naar het toiletgebouw wil. Ik kan zien dat de blaren op haar handen erg zeer doen, ondanks de dure pleisters. Met geen woord hoor je haar klagen. Natuurlijk zorg ik dat het haar aan niets ontbreekt.

Tussen de bedrijven door ben ik kinderdagverblijf en politieagent ineen. Nog maar nauwelijks bekomen van het opblazen van twee flippers en een strandbal, dien ik het gespuis alweer van drinken te voorzien, want ze hebben zo'n dorst. Ofschoon het ook hen aan niets ontbreekt, maken ze vaak onderling ruzie. Over futiliteiten. Wiens ijsje hoeveel heeft gekost, puzzelboekjes waarvan we er honderd hebben, maar juist in dat ene willen ze alledrie tegelijk kijken. Ik speel me wat voor Veiligheidsraad, zeg.

Dan breekt de vrijdag aan, de laatste hele dag van onze tijd op Vlieland, in sommige kringen ook wel vakantie genoemd. Omdat we uit gaan eten, heb ik eindelijk een moment voor mezelf en kan ik aan mijn boek beginnen, waarop ik me erg verheugd heb. Ik kondig het zelfs publiekelijk aan.
'Kinderen,' spreek ik. 'Nu ben ik even aan de beurt. Pappa gaat net doen alsof hij vrij is en hij gaat lekker lezen. Tot later!'

Welgeteld één pagina van het voorwoord heb ik tot me genomen.
'E-ep,' vraagt mijn oudste zoon, 'wil je mijn vlieger uit de knoop halen?'
'Nee,' antwoord ik zonder van het boek op te kijken, 'zoals je ziet ben ik aan het lezen. Voorzover ik het net nog niet duidelijk genoeg heb gemaakt, ik wens even niet gestoord te worden.'

Een alinea later meldt zich dochterlief die er al die tijd bij heeft gestaan.
'E-ep, waar is het wc-papier? Ik moet poepen.'
'Waar het altijd ligt,' zeg ik, sla het boek dicht, verzamel de afwas en haast me naar het toiletgebouw. Daar heb ik tenminste rust.


Ep Meijer 2009.
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

dinsdag, augustus 04, 2009

You can't always get what you want



'Goedemorgen, ik wil graag iets tegen pijn.'
– Maar natuurlijk meneer. Heeft u een momentje? Alstublieft.'
'Au, wat doet u nu? U slaat me met een schildpad op het hoofd!'
– U wilde toch iets tegen pijn? Er staat hier op de verpakking dat het helpt bij alle klachten.'
'Dat is geen verpakking, idioot, dat is zijn schild.'
– Welnee, kijkt u maar. Er zit iets in.'
'Dat is een levend beest, man, de pad van schildpad om precies te zijn. Er zit een schild omheen, geen verpakking. Vandaar schildpad.'
– Wacht. Misschien moet ik mijn leesbril er even bij pakken. Ah, ik zie het al, het product dient eerst vermalen te worden voor het wordt aangebracht. Als ik hard genoeg sla, moet dat toch geen probleem zijn, dacht ik zo.'
'Au! Nu slaat u me alweer met die schildpad op het hoofd. Bent u wel goed snik?'
– Zegt u eens eerlijk, voelt u iets?'
'Nogal wiedes, er zijn zich twee fikse builen aan het ontwikkelen op mijn schedel. Ik sterf van de koppijn.'
– Maar voor het overige voelt u niets meer, toch? Ziet u wel, het heeft geholpen!'
'Het heeft helemaal niet geholpen, eikel. Volgens mij moet u dringend even langs de psychiater. Trouwens, het was niet eens voor mezelf, maar voor mijn vrouw. Ze is namelijk net ontslagen uit het ziekenhuis.'
– Dan weet ik het goed gemaakt. U krijgt er twee voor de prijs van één.'
'Wat moet ik in vredesnaam met twee schildpadden?!'
– Uw vrouw ermee op het hoofd slaan misschien?'
'Ze ziet me aankomen, zeg. Geeft u me nu maar gewoon wat Ibruprofen of Paracetamol en houdt u die schildpadden gewoon lekker zelf.'
– Para-wat?'
'Paracetamol en vlug wat, voor ik mijn geduld verlies.'
– Ik heb precies wat u zoekt, een klein momentje alstublieft.'
'Maar dat is een mol!'
– Niet zomaar een mol, meneer, kijkt u maar.'
'Ja hallo, zo kan ik het ook. U plakt een postit-sticker met 'Paraceta' op het beest.'
– Neemt u hem mee of zal ik hem voor u vermalen?'
'Nee bedankt, bij nader inzien laat ik mijn vrouw wel aan een kikker likken.'

vrijdag, juli 24, 2009

Fletsj! Of: een welgemeend advies aan vrouwen met groene vingers




In deze tijd van het jaar moet je na zonsondergang oppassen in de tuin. In ieder geval is het aan te raden om schoeisel aan je voeten te hebben. Je kunt namelijk zomaar op iets stappen dat als een bananenschil aanvoelt. Alleen is deze bananenschil levend. Althans, hij heeft geleefd tot jij erop stapte. Misschien leeft hij nog steeds. Moeilijk te zeggen. Kan iets leven als de ingewanden eruit puilen? Tjonge, dat zelfs een naaktslak darmen heeft!

De naaktslak dus. Hij schijnt een plaag te zijn in de tuin. Geen idee waarom. De enige naaktslakken die ik ken, liggen hinderlijk in de weg op stoeptegels, al dan niet in rottende staat. Eén van mijn talloze exen had uitzinderlijk groene vingers en wist zeker dat naaktslakken om een totale oorlog vroegen. Ze zette vallen in de tuin. Kommetjes gevuld met bier, want daar waren ze gek op. De beesten hadden nog smaak ook. Daar gingen mijn tripeltjes.

's Ochtends vonden we de kommetjes propvol opgezwollen naaktslakken die ik dan kokhalzend in de kliko gooide. Dat maakte een geluid als een heel grote klodder snot die in een bak met palingen terecht kwam.
'Mooie dood, toch?' vond mijn ex.

Vanavond heb ik in de schemering als een soort amateur-Richard Attenborough op de hurken in de tuin doorgebracht en het gedrag van naaktslakken bestudeerd. Ga er maar aan staan. Je moet leven van spul waarin maar heel weinig calorieën zitten. Dus heb je geen andere keus dan de hele nacht foerageren, eten tot je barst en gauw weer terug, voor de zon je verzengt. Het lijkt warempel een verhaal uit de Griekse mythologie.

Dat is nog niet alles. Naaktslakken bewegen zich met een gratie waaraan Rudolf Nurejev nog een puntje kan zuigen. Dan heb ik nog niet eens over de voelsprieten gehad. Vier hebben ze er en ze zijn voortdurend op verkenning. Ze strekken zich uit en verdwijnen weer, in een ritme dat alleen aan naaktslakken voorbehouden is. Naaktslakken spelen ballet met de werkelijkheid. In slow motion, hoewel de nachten kort zijn. Naaktslakken staan voor onthaasting. Zo menig filerijder kan er nog wat van leren.

Kortom, ik nodig mijn vrouwelijke lezers (voorzover in het bezit van een tuin) uit om de naaktslak niet als een plaag te beschouwen, maar als een cadeau, gezien ook zijn vorm en vooral zijn voelsprieten. Jullie smeren toch ook al het gezicht in met slakkenslijm? Nou dan. Kijk naar die loom kronkelende levenslust aan jullie voeten, geniet van je fantasie en voer het bier, met name als het Belgisch is, aan je man. Bedankt vast. Voor het overige ben ik van mening dat naaktslakken, slijmerig als ze zijn, in het parlement thuishoren. We zetten ze gewoon een brilletje op, trekken ze een stropdas aan en ik zweer het jullie: niemand merkt het verschil.

Veel tuinierplezier!

dinsdag, juli 07, 2009

Je kunt het maar het beste eruit gooien




Slecht nieuws, beste lezers. Onze dorpsgenoot Barend Blaasman is er wederom niet in geslaagd om zich voor de regionale selectie te plaatsen. We troffen hem daags na het debacle in café-restaurant 'In den frisschen Wind', alwaar hij juist zijn dagelijkse zestien kopjes Franse uiensoep aan het wegwerken was. Een gesprek met een gefrustreerde verliezer.


Een gezinsportie chili con carne per dag, à lá, maar zestien kopjes Franse uiensoep? Het is niet dat uw verslaggever pretendeert iets van de materie af te weten, maar ik besloot recht op mijn doel af te gaan.
'Zeg, Barend,' vroeg ik, 'zou het niet je voedingspatroon kunnen zijn?'
'Aan die uien ligt het niet,' bromde hij. 'Ik doe twintig keer per dag het Wilhelmus, en achterstevoren ook, als het moet. Nee, het ligt aan de jury.'
'De jury?'
Barend sloeg met zijn vrije linkervuist op tafel, zo hard dat de lepels in de al zeven lege kopjes ervan rinkelden, terwijl de groeibriljantjes in zijn ooghoeken glinsterden.
'Je bent echt boos, hè?'
'Man,' zuchtte hij, 'wist je dat Bach speciaal voor ons soort mensen stukken heeft gecomponeerd? De musicologen hielden het op een schrijffout. Zodoende worden de solo's die eigenlijk voor ons bestemd zijn, nu door fagots uitgevoerd. Niet vaak trouwens. Maar daar gaat het niet om. Ik heb verdomme een fuga van Bach gedaan!'
'De concurrentie mocht er natuurlijk ook zijn.'
'Wat nou concurrentie? Die man uit Grootebroek kon niets anders dan boer-daar-ligt-een-kip-in 't-water. En nog vals ook. Die vent uit Knijpsteeg beweerde dat hij de Marseillaise deed, maar geloof me, daar was niets van te horen. Trouwens, moet je zien wie er gewonnen heeft? Het is verdomme een schande. Ze gaan helemaal voorbij aan de schoonheid van de sport. Alleen het resultaat telt.'
'Misschien gaat het om de geur?' opperde ik alsof mijn neus bloedde.
Barend leunde achterover en liep rood aan, terwijl hij woordeloos naar de deur wees. Was hij soms bij Louis Banaal in de leer geweest? Hoe dan ook, dit interview was duidelijk voorbij.

Dus laten we Barend Blaasman maar, gebogen over de negen koppen Franse uiensoep die hij als petomaan nog te gaan had. We wensen hem volgend jaar meer succes bij de regionale plaatsingswedstrijden flatuleren. Hij zal zijn frustratie uiteindelijk wel wegblazen, maar in zijn hart zal hij het nooit kunnen verkroppen dat hem de loef werd afgestoken door een stille wind, iets wat u en ik hem tevoren hadden kunnen vertellen.


Ep Meijer, juli 2009
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.


PS: De man op het plaatje is Joseph Pujol. God hebbe zijn ziel.

zaterdag, juli 04, 2009

Samen uit, samen thuis




De wereldgeschiedenis heeft geleerd dat terugwegen niet iets zijn om luchtig over te doen. Vraag het Napoleon, wiens leger tijdens de terugtocht uit Moskou in de pan werd gehakt. Vraag het Odysseus, ook al is hij dan verzonnen, die stormen, sirenen en een Cycloop moest overwinnen om weer thuis te komen uit Troje.

Op de heenweg kun je je tenminste nog ergens op verheugen. Op de terugweg daarentegen lonkt niets anders dan thuis, daar waar je juist vandaan vertrokken bent.
Waarom überhaupt nog gaan?

Omdat er een kermispretpark in de stad is en dat is wel duur, maar o zo leuk voor de kinderen.

Voorwaar, leuk was het. Wat heeft het kroost genoten, wat kon het niet op qua sensatie, zoetigheid en hoogtevrees mijnerzijds! De pannenkoeken achteraf mochten er trouwens ook zijn.

Dan breekt onvermijdelijk de terugweg aan, onder normale omstandigheden een half uur fietsen, maar ons tempo wordt bepaald door een meisje van vijf, op een fiets met zijwieltjes. Mijn oudste zoon Sietse houdt als een herdershond de groepjes bij elkaar die vanzelf ontstaan. Als hij buiten adem weer eens bij mij en Bart verslag komt uitbrengen, belandt zijn voorwiel in de berm. Hij probeert nog bij te sturen, maar het fietspad is te hoog. Het voorwiel klapt dubbel en Sietse smakt op het asfalt. Zijn knie bloedt lelijk en hij huilt als een jonge wolf, maar daar komt mijn collega en vriend Milos al aangerend met een papieren zakdoekje. Verderop, zie ik, is het konvooi tot stilstand gekomen.

Er dreigt onweer, de hele dag al. Slechts als door een wonder is het tot nu toe droog gebleven en is niemand van ons negenen door de bliksem getroffen in de achterlijk hoge zweefmolen, waar ik als enige niet in durfde. Feit is dat dit avontuur nog wel eens lang kon gaan duren.

Of dat erg is? Als de karavaan onder de resolute leiding van mijn vriendin weer op gang gekomen is, bezie ik het gezelschap. Naast mijn vriendin fietst Erika, bij haar achterop zit chocolakleurige Nana, het resultaat van Erika's romance met een Afrikaan. Achterop bij mijn vriendin zit hoogblonde Tineke en zoals altijd kwetteren Nana en Tineke erop los. Duo Penotti. Soms zingen ze ineens en soms doen Sietse en Bart, die bij mij achterop zit, ineens mee. Tussenin rijdt Milos en hij moedigt zijn dochter onvermoeibaar aan. Even onvermoeibaar zwoegt Katja door, op haar fiets met zijwieltjes. Het is gaan schemeren. Zelfs de wijk Schothorst is mooi in strijklicht. Dit avontuur, bedenk ik me, kan niet lang genoeg duren.

Ik word op mijn wenken bediend. Erika stuurt ons nog dieper Schothorst in, zo diep dat de weg doodloopt. Een wandelpad brengt uitkomst. Het voert ons door een donker stuk bos. Door de takken heen zien we een tuin, met daarin een veranda. Er zit een man die ons heel opgewekt groet.
'Kijk,' roept Nana en wijst op de stenen onder ons, 'minipadjes!'
Tientallen van een inderdaad vrij kleine paddensoort hebben dit moment uitgekozen om aan hun trek te beginnen. Van de weeromstuit raakt onze achterhoede met de relaxte man op de veranda in gesprek over de zin van het leven. Misschien geeft hij ook wel een raadsel op.

Toen we weer in de blokkendoosrealiteit van Schothorst beland waren, was de groep verbrokkeld geraakt. Terwijl mijn vriendin alvast resoluut de route verkende, bleven Erika, Milos en hun kroost achter. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om een sjekkie te draaien. Halverwege het rookgenot meldde zich Sietse met een mededeling van het front: het was in orde, mijn vriendin wist de weg vanaf hier. Ik bromde iets tegen mijn jongste zoon Bart, die bij mij achterop zat, over het immer falende richtingsgevoel van vrouwen.

Tijdens dan toch nog maar een tweede sjekkie doemt de achterhoede op. We hebben wel degelijk verliezen geleden. Er wordt niet meer gefietst, maar gewandeld. Katja blijkt moe. Gelukkig brengt Sietse, op zijn linkerknie stoer geronnen bloed, vraag en aanbod bij elkaar. Tineke gaat in plaats van Katja zwoegen op de fiets met zijwieltjes.

'Daar hebben we de C-1000 weer,' zucht Bart.
Ik kijk om me heen. Inderdaad. We zijn een half uur verder en we hebben een rondje gereden. Door de wijk Schothorst of all places. Erika komt naast me fietsen om me te bezweren dat het maar achttien minuten waren. Ik geloof er geen snars van. Trouwens, ik ben helemaal niet boos, ik ben juist aan het genieten.

Bij de rotonde rechtdoor in plaats van linksaf, juist ja. Nu kom zelfs ik op bekend terrein. Het is nog een heel eind fietsen naar huis en de lucht kleurt al mauve. Ik pols Bart. Zou hij niet even die fiets met zijwieltjes kunnen bemannen? Dan zijn we er tenminste wat sneller. Mijn jongste zoon heeft helaas te kampen met een vormcrisis. Hij fietst al zo lang zonder zijwieltjes, hij is bang dat hij het niet meer mét kan.

De Heere zij dank, we zijn op de randweg. Eerst wacht de spoorbrug. Naar beneden is geen probleem op een fiets met zijwieltjes. Omhoog moet Milos Tineke duwen, rennend met zijn fiets aan de hand. Op de achtergrond lijkt het alsof een reuzenspin lange draden geweven heeft over de brug. Terwijl hoger in de lucht vliegtuigen meetkundige vormen schrijven die nog niet uitgevonden zijn, komt Milos bijna ten val.

Bijna is niet helemaal. Op de volgende kruising doet Tineke het dunnetjes over. Praktisch uit stilstand weet ze theatraal ter aarde te storten. We zijn immers op een terugtocht en die horen nu eenmaal niet zonder bloedvergieten te verlopen. Vraag het Napoleon, vraag het Odysseus. Opnieuw komt het konvooi knarsend en piepend tot stilstand. Bart laat zijn hoofd tegen mijn rug vallen.
'Ik kan er niet meer te-he-gen,' klaagt hij.
Ik sla een arm om hem heen.
'Dit is je kans op eeuwige roem,' zeg ik, 'spring op die fiets en breng ons gezwind huiswaarts, koene ridder Bart!'
'Doe niet zo stom,' zegt mijn jongste zoon. Maar mooi dat hij het met zijwieltjes uitgeruste ros bestijgt en aan de verkeerde kant van de ventweg tegen de stoeprand tot stilstand komt, juist voor een aanstormende scooter. De jongen op de scooter drukt boos op de toeter en Bart schudt het hoofd.
'Zie je wel? Ik kan het niet meer.'

Katja van vijf moet het doen. Opnieuw. Zij is de ware heldin van deze terugtocht. Onverdroten neemt ze de laatste loodjes voor haar rekening, onvermoeibaar aangemoedigd door haar vader Milos.

Dan staan we op het kruispunt waar afscheid moet worden genomen, het is niet anders. Het zwerk kleurt inmiddels donkergrijs en ik heb heel ouderwetsch de dynamo tegen het voorwiel aan geplaatst, ook al wegens pedagogische redenen, want mijn zoons zijn erbij. In het verkeer gaat het erom gezien te worden.

In het leven ook. De volwassenen bedanken elkaar voor de dag en de kinderen willen eigenlijk alleen maar naar bed.

Het laatste stuk van de terugtocht zijn we koeien die na een lange winter de wei in mogen. Ons eigen tempo! Ik zet de grote molen erop en we vliegen. Bart joelt. Achter ons, ver achter ons, zetten Sietse en mijn vriendin even kraaiend als kansloos de achtervolging in. De wind in mijn oren hitst me op.
'Is dit,' hijg ik, 'een beetje zoals in de zweefmolen?'
'Nee joh,' antwoordt mijn jongste zoon, 'in de zweefmolen draai je rondjes. Dat doe jij nu niet.'
'Mijn benen wel,' werp ik tegen.
'Ja maar,' zegt Bart, 'dat voel ik niet.'
'We gaan anders wel heel hard,' pers ik eruit.
'Ja,' zegt Bart en hij slaat zijn armen om mijn middel, 'lekker hard.'

Omhoog kijk ik. De lucht is purper. Dit is nog steeds een terugtocht, bedenk ik me. Er zou nog iets ergs kunnen gebeuren. Bart zou bijvoorbeeld met zijn tenen tussen de spaken kunnen komen, zoals Tineke vorig jaar gebeurd is. Maar nee. Zijn voetjes rusten keurig op de steuntjes die ik speciaal voor hem gemonteerd heb. Bart vouwt ze zelf uit voor hij opstapt. Na gebruik klapt hij ze telkens weer netjes in.

Achter ons hoor ik hoe de stemmen van mijn vriendin, haar dochter en mijn oudste zoon zich mengen met het gekrakeel van honderden vogels. Een Godachtig wezen heeft oranje strepen in de paarse lucht geairbrusht. De rest van de wereld houdt zich stil. Ik voel de armen van mijn jongste zoon om mijn middel en ik zie sterren. We zijn weer thuis, waar alles precies hetzelfde is gebleven.

donderdag, juni 25, 2009

'Nogkeer'




'Hoe denkt u dat het is om dag in, dag uit in een persoon te moeten kruipen die alles, het maakt niet uit wat, als een feest beschouwt? Wat ik ook doe, er staat altijd een grijns op mijn masker getatoeëerd. Wie ik ben, is onbelangrijk. De kijkers, baby's en peuters dus, en hun overspannen ouders niet te vergeten, willen blijheid, want dat was hen beloofd, en ik bedien ze op hun wenken. Dat wil zeggen dat ik, als het script erom vraagt, wild met mijn armen en benen beweeg. Soms maak ik zelfs een dansje. Tjonge, wat is het leven leuk.'

Twee uur eerder, Trafalqar Square. Het wemelt er niet alleen van de duiven. Ook zijn er tot op de tanden bewapende ME-ers te zien. In een kring staan ze, rond een persoon in een groen pak met een merkwaardig uitsteeksel.


'Er zit een spriet op mijn hoofd. Ik heb nog steeds de hoop dat het een antenne is die in verbinding staat met de ene of andere hogere macht. Het is nu twee jaar geleden dat ik cum laude aan de toneelacademie afgestudeerd ben. De docenten waren lyrisch over mijn acteerprestaties.'

'Auditie na auditie heb ik gedaan. Ik heb de houtschilfers van de planken gespeeld, maar ik kwam nergens aan de bak. Uiteindelijk kreeg ik dit baantje. Gelukkig ziet niemand wie Dipsy speelt. Ik dus. Er zijn geen woorden voor de schaamte die ik voel. God, wat hoop ik dat die hogere macht eindelijk ingrijpt en me uit mijn lijden verlost. Ik, met mijn talent!'

Drie uur eerder. In studio 17 van de BBC komt men er langzaam achter dat Noo-noo, de stofzuiger, de rode spetters niet weg gaat krijgen. De resten van Lala zitten overal op de toetjesmachine. Dipsy is intussen verdwenen, niemand weet waarheen.

'Heeft u wel eens goed naar die toetjesmachine gekeken? En geluisterd vooral? Laten we eerlijk zijn. Misschien is het pedagogisch hartstikke verantwoord, maar in wezen is het gewoon een heel onsmakelijk gebeuren. Met die scheetgeluiden erbij. Roze drab, dat krijg je te zien. Bah. En denk maar niet dat het om de inhoud gaat. Onze doelgroep gaat het om de kleur, yes Sir en tralala. Roze, for God's sake. Nou, niet met mij, ik ben verdomme een acteur.'

Vier uur eerder. In de kleedkamer trekt een uitzendkracht een geel pak aan. 'Je moet toch wat,' zegt ze, 'Teletubby, call center agent, wat maakt het uit?'

'Achteraf was het die grijns, in combinatie met de scheet die de toetjesmachine liet. Ik ontplofte. Plotseling pakte ik haar vast, voor het oog van de camera, zo hard als ik kon. Ze had het kunnen stoppen. Maar dat deed Lala niet, want ze hield zich keurig aan het scenario. Is het gek dat ik haar in de toetjesmachine heb gestopt? Ze vroeg er zelf om.'


Ep Meijer, juni 2009.
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.