Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

woensdag, februari 28, 2007

Transformers

Mijn jongste zoon is over de vloer. Het weerbericht belooft de hele middag regen, dus dat wordt binnen zitten. Ik wil niet dat we alleen maar tijd voor een beeldscherm doorbrengen. Hoe dan ook heb ik zin om hem te verwennen. Dus gaat het met Bart op mijn nek en daar weer boven een paraplu door winkelstraten vol plassen naar de Intertoys.

Bart en ik scoren een Transformer, een vechtmachine die in iets anders kan veranderen, in dit geval een stoomlocomotief. Op de verpakking staat een gebruiksaanwijzing die qua onbegrijpelijkheid wedijvert met die waarmee Ikea zijn klanten het bos in stuurt. Als kind heb ik jarenlang met Lego en Meccano gespeeld. Ook zonder instructies moet ik deze klus kunnen rooien. Nee dus. De armen van de vechtmachine bestaan uit zoveel ledematen en zijn op zoveel manieren te knikken, te buigen en te draaien dat ik de weg kwijt raak. Bart geeft het echter niet op. Na tal van pogingen vouwt hij een arm op zo’n manier dat ik denk dat die wel eens zou kunnen passen.

En inderdaad, de vechtmachine wordt een stoomlocomotief. Niets herinnert aan zijn vorige bestaan. Ik ben onder de indruk van het vernuft van de Japanners die dit speelgoed hebben bedacht.
‘Goh Bart,’ zeg ik, ‘we hadden toch een robot gekocht? Dit lijkt me eerder een locomotief.’
Met een grijns klapt mijn jongste zoon de schoorsteen weg en tovert de kop van de vechtmachine tevoorschijn. Ik doe net alsof ik heel erg schrik.

Wat later zitten we te computeren. Bart is pas vier. Het is niet dat hij kan lezen, maar sommige woorden herkent hij feilloos. ‘Play,’ bijvoorbeeld, ‘try again’ of ‘continue’. Dat zijn de iconen waarop hij geleerd heeft te klikken, al de uren dat hij over de schouder van zijn oudere broer Sietse heeft meegekeken.
Nu kijk ik over Barts schouder mee en tot mijn verbazing verplaatst hij de cursor van ‘play’ naar ‘download’.
‘Nee!’ roep ik nog, maar mijn jongste zoon heeft al geklikt.
Bart schrikt van het volume van mijn stem, slaat de armen over elkaar en verklaart met gevoel voor drama dat hij mij nooit meer lief zal vinden.
‘Ik ben helemaal niet boos,’ zeg ik en probeer het met een knuffel. Bart heeft het even helemaal met me gehad. Ik kondig aan dat ik me met het eten ga bezig houden, terwijl hij mag afkoelen. ‘Nee betekent nee,’ geef ik hem mee.

Nog geen twee minuten later meldt meneer zich in de keuken. Hij laat me de Transformer zien.
‘Denk jij,’ vraagt Bart parmantig, ‘dat dit een mocolotief is?’

dinsdag, februari 27, 2007

Losse eindjes

Uit het geopende luik zie ik twee mannen tevoorschijn komen. Heftig gesticulerend gaan ze een discussie aan. Ze praten het pidgintaaltje dat ik nog uit de taxi ken: Marokkaans vergeven van Nederlandse krachttermen en stopwoordjes.
‘Ik zeg je toch, man,’ versta ik en ‘verdomme’.
Waar hebben ze het over en vooral, hoe lang gaat dit nog duren? Ik voel mijn tenen niet meer en mijn spijkerbroek is doorweekt. Straks loop ik nog een longontsteking op.
‘Chillen, man!’
Er flikkert iets. Het lemmet van een mes! De man met het wapen klinkt ineens resoluut. De man zonder maakt bezwerende gebaren en werpt zich op de knieën.
‘Sorry man,’ zegt de ene met het mes en pakt de ander bij de haren met zijn vrije linkerhand.

Wacht even, denk ik en knijp de ogen dicht. Ik sta op het punt om getuige te zijn van een executie. In een flits schieten de varianten voorbij. Ik kan de held spelen, tevoorschijn springen en de handeling stilzetten, maar dan? Ik heb geen mes, die ene wel. Als ik niets doe en gewoon blijf kijken, zal ik me verplicht voelen om het misdrijf bij de politie te melden. Ik heb geen zin in de formaliteiten die dan volgen. Of wacht, ik weet iets beters. Ik slaak gewoon een kreet, breng ze zo in verwarring en kies dan het hazenpad. Ik visualiseer wat me te doen staat. De route naar mijn fiets, voldoende voorsprong zien te houden om hem van het slot te halen, kalm blijven, gewoon de sleutel erin en een kwartslag naar rechts. Oké, denk ik, zo gaan we het doen.

De man op de knieën jammert er de hele Koran bij. Misschien is het trouwens wel een gebed. Ik zie hoe de man met het mes zijn rug recht. Hij staat op het punt om de ander de keel door te snijden. Nu! Ik zuig juist mijn longen vol als de grond begint te dreunen. Er stuift een Intercity voorbij. Alledrie schrikken we ervan, maar de man op de knieën reageert het snelste en maakt zich uit de voeten.
Mister Browne!’ roept de man met het mes hem na, ‘je bent dood, man!’
Dan haalt hij de schouders op en verdwijnt weer ondergronds.
Phew,’ komt vanzelf uit mijn longen. Wat dit ook voorstelt, het heeft geen gevolgen voor mij, tenminste, dat denk ik.

Als een verzopen kat bestijg ik een half uur later de trappen naar mijn slagzij makende zolderetage, terwijl de geur van parfum me tegemoet golft. Vreemd, bedenk ik me, zonder water of enige andere zorg is de geheimzinnige plant weer tot leven gekomen. Wat staat me nog te wachten?

maandag, februari 26, 2007

Mevrouw Esders

Aan dingen die moeten heb ik altijd al een broertje dood gehad. Vijftien was ik en ik moest een werkstuk over Saoedi-Arabië schrijven. Dat bleef ik echter maar uitstellen. Zo werd ik door mijn vader opgesloten op zolder en mocht ik er pas weer af komen als het werkstuk af was.

Op zolder was er niets te beleven. Dat werkstuk kwam dus af. Daar werd ik zo overmoedig van dat ik er een dankwoord aan toevoegde. Ik bedankte zo ongeveer iedereen die er te bedanken viel, van vader Abraham tot en met Zeus. Speciale dank was ik Billeke van Zwammelrooij verschuldigd en tal van andere dames die me zogenaamd van het werk hadden gehouden. ‘Mevrouw Esders’, schreef ik tot slot, ‘onze klassenlerares, tevens docent aardrijkskunde en daarmee in strikte zin de opdrachtgeefster van dit werkstuk, behoort als ongetrouwde zuurpruim op middelbare leeftijd duidelijk niet tot de categorie van vrouwen die in staat moet worden geacht een man in fysieke zin af te leiden. Toch ben ik, wat zeg ik, is de wereld haar erkentelijkheid verschuldigd. Zij immers is er, ondanks de vele lagen make-up waarmee zij het verstrijken van de tijd vergeefs tracht tegen te houden, verantwoordelijk voor dat het meesterwerk dat mijn werkstuk is, geboren kon worden.’

Het toeval wil dat ik dat jaar klassenvertegenwoordiger was en daar maakte ik op gepaste wijze een potje van. Het klassenboek stond vol met vunzige grappen en tekeningen over leraren. Soms schreef ik gewoon een verhaaltje op de pagina’s, waar eigenlijk de absenties genoteerd dienden te worden. Over een andere wereld, waar er geen school bestond.
Woest was mevrouw Esders, toen ze het klassenboek eens onder ogen kreeg.
‘Jij als klassenvertegenwoordiger,’ beet ze me toe, ‘hebt een plicht!’
Fragmenten van haar speeksel belandden op mijn wangen.
‘Dat mens spuugt me in het gezicht,’ riep ik uit, ‘hé, dat rijmt!’
Om me heen lag de klas dubbel van het lachen.

Met andere woorden, dat dankwoord was geen goed idee. Mevrouw Esders besloot het integraal voor te lezen. Mijn klasgenoten schaterden het uit en ik voelde me zo ongemakkelijk dat ik het liefst ter plekke in de aardbodem verzonken was.

Nu, pakweg 33 jaar later, zie ik pas echt in wat mevrouw Esders toen aan het doen was. Ik had haar met mijn puberale gedrag tot op het bot beledigd, als vrouw vooral, maar in tegenstelling tot wat ik al die tijd gedacht heb, was ze niet op wraak uit. Ze wilde me helemaal niet belachelijk maken, ze gaf mijn woorden juist de ruimte.
Alsnog bedankt, mevrouw Esders, ditmaal oprecht.

zondag, februari 25, 2007

Open brief aan Geert Wilders

Beste Geert,

Logisch dat je uit Venlo weg wilde, maar om het nou zo bont te maken? Partij Voor de Vrijheid heet je politieke vehikel. Mooie vrijheid. Als het aan jou ligt, mag ik niet eens een hoofddoekje dragen als ik dat wil.

Laten we wel wezen, jouw ‘gedachtegoed’ en vrijheid verhouden zich als een pik tot slagroom. In werkelijkheid heb je het gewoon op fundamentalisme voorzien. Ook niet mijn liefhebberij, maar ja, in onze grondwet ligt het recht om je eigen godsdienst te kiezen nu eenmaal verankerd. Van dat recht wordt al sinds het bestaan van de grondwet dankbaar gebruik gemaakt in dit land. En wel door de zogenaamde gereformeerden. Volgens Wikipedia bestaan ze in 857 smaken en ze terroriseren het leven vooral op het platteland boven de grote rivieren. Vorig jaar nog mocht een middelbare school in Amersfoort een leerling weigeren, omdat bij hem thuis een PC stond en diens zus wel eens in een spijkerbroek gesignaleerd was. Als je over de Veluwe rijdt en een invalide tegenkomt, is de kans groot dat het een polioslachtoffer is, omdat de ouders de zuigeling uit geloofsoverwegingen niet wilden laten inenten. Binnen kringen van de SGP wordt stemrecht voor vrouwen onder protest gedoogd, want die horen eigenlijk kinderen te baren en moeten verder niet zeuren. De islam is er niets bij.

Overigens Geert, vergis je niet in de dreiging van het Christenfundamentalisme. De aanhangers planten zich, bij gebrek aan tv en voorbehoedsmiddelen, voort als konijnen. Kijk in de Kamer maar eens goed om je heen. De refo’s zijn al jaren aan een gestage opmars bezig. Ze hebben nu zelfs al een minister van Defensie! De volgende keer pikken ze misschien Sociale Zaken mee en als jij, Geert Wilders, ze laat begaan, leveren ze over dertig jaar wellicht de minister-president.

Dus doe me een lol, Geert, kijk eens verder dan je neus lang is.

Hartelijks,

Ep

vrijdag, februari 23, 2007

De nood van Osama Bin Laden

Wist u dat Osama Bin Laden vier vrouwen heeft? Ikzelf heb het in Frankrijk eens met drie tegelijk geprobeerd en gelooft u mij, behalve in bed was het geen pretje. Waarschijnlijk had ik het gewoon in de groep moeten gooien, zoals Bin dat ongetwijfeld heeft gedaan. Geen kunst, polygamie is normaal in sommige culturen. In mijn geval lag het wat ingewikkelder. De westerse samenleving schrijft de monogame relatie voor, opdat er ordelijk voortgeplant wordt en de handen uit de mouwen blijven. Dus wisten de drie Françaises niet van elkaars bestaan, voor hun eigen bestwil. In de praktijk kreeg het leven daardoor iets van schaken. Ik moest meerdere zetten vooruit denken, wilde ik niet als polygamist ontmaskerd worden.

Die zorg heeft Bin Laden alvast niet. Aan huisvesting heeft hij evenmin gebrek. Wel zal hij zijn vier vrouwen missen, dunkt me zo. Lijkt me stug dat hij ze heeft meegenomen naar zijn onderduikadres in Pakistan, want die sliert burka’s zou maar opvallen. Zou hij wel eens masturberen? En waar denkt Bin dan aan?

In slow motion zakken de twin towers, de peniskokers van de westerse samenleving, in elkaar.

Nee, dat lijkt me nu typisch een beeld dat synoniem is met impotentie. Trouwens, volgens de Koran is masturberen haram, verboden dus, al zijn er schriftgeleerden die in het geval van vrijgezelle mannen in nood een oogje toeknijpen. Islamina’s hebben kennelijk geen lustgevoelens en worden nergens genoemd, ja als meewerkend voorwerp, de akker namelijk waarin de man dient te zaaien. Maar goed, er zitten mazen in het net. Vrijgezelle mannen mogen in noodgevallen onaneren.

Bin Laden heeft duidelijk met zo’n noodgeval te kampen. Jarenlang lekker de akkertjes inzaaien en het dan ineens zonder zijn harem moeten stellen. Hij is in overtreding wanneer hij als getrouwde moslim zijn werkloze roede beroert. Dan namelijk eert hij zijn vrouwen niet. Maar dat is juist het punt: waar zijn ze? Technisch gesproken is onze vriend Bin Laden dus opnieuw vrijgezel en durf ik te wedden dat hij af en toe stiekem het plafond van zijn grot wit. Nogmaals, waar fantaseert hij dan over? Ik bedoel, van een vrouw in een burka krijg je hem niet omhoog, daar zijn die soepjurken voor bedacht. Zou het dan toch waar zijn wat ze over moslimmannen zeggen, ziet Osama Bin Laden al masturberend een kinderboerderij voor zich, met allemaal schattige geitjes?

donderdag, februari 22, 2007

Carnaval? Calvinisme!

Slierten serpentine slingeren op straat en voor de afwisseling liggen er glasscherven tussen de hondendrollen op de stoepen van Roermond. Bijna alle winkels zijn tot woensdag dicht, waardoor het maar zondag blijft. ’s Nachts trekken, naast hoerensloepen met de volumeknop op tien, dweilorkesten aan mijn slagzij makende zolderetage voorbij.

Het is maandagmiddag en ik sta met Sietse en Bart te wachten op de grote optocht. Uit balorigheid spreekt mijn oudste zoon verklede voorbijgangers aan.
‘Hallo soldaat,’ zegt hij tegen een man in een camouflage-uniform, ‘hoe is het in het leger?’
Sietse is acht, gaandeweg wordt hij overmoedig. Er nadert een vrouw in een gifgroene jurk, met een rood geschminkt gezicht en een even schreeuwend kapsel. ‘Halt,’ roept hij, ‘duivels komen er niet in!’
‘Wat zeg je?’ vraagt de vrouw in het Limburgs.
Mijn oudste zoon herhaalt het verbod.
‘Ich kan dich net verstjehen,’ bijt ze hem toe en werpt mij in het voorbijgaan een blik toe alsof ik blij mag zijn dat er hier überhaupt Hollanders worden toegelaten met carnaval (spreek uit carna-vál).

Wat later kronkelt zich de optocht als een bont gekleurde reuzenslang door het centrum van de stad. Voor mijn zoons Sietse en Bart is het al de derde in drie dagen. In hun ogen betekent de stoet maar één ding: snoep scoren. Voorwaarde is dat je oogcontact afdwingt met de prins in kwestie. Mijn mannetjes zijn daar al heel bedreven in. Ze hebben zelfs een vakjargon ontwikkeld. ‘Kijk Bart,’ hoor ik Sietse zeggen, ‘daar komt weer een strooier aan.’
Beiden posteren zich strategisch aan de stoeprand en zetten het, zodra de praalwagen met het prinselijke gezelschap passeert, op een zwaaien en zwieren van jewelste. Ja hoor, weer daalt een regen van popcorn en snoep over ons neer.
Na anderhalf uur, als onze grote plastic boodschappentas voor driekwart vol zit, vinden mijn zoons het genoeg. Bart van vier beklaagt zich over het lawaai. ‘Kunnen ze niet gewoon allemaal hetzelfde liedje spelen?’ vraagt hij zich boos af. Voor ik van de verbazing kan bekomen, vraagt hij in één adem door of er genintentood mag worden.

Dat mag. Terwijl mijn zoons Hamka’s naar binnen werken en zich met de joystick vermaken, pendel ik op en neer naar de rommelkamer op de tweede etage, want mijn huisbaas verblijft toch in Italië. Op de vensterbank, hoog boven het gebeuren, zit ik de optocht bij stukjes en beetjes uit en geniet ik van de kakofonie van drumkorpsen, schlagers en hun echo’s die schetterend tegen de gevels van de Zwartbroekstraat ketsen. De chaos heerst, niets gaat meer in de maat. Dan pas valt het me echt op: het kleurverschil. Vier dagen per jaar mag het fel. De rest van de tijd blijft het grijs. Carnaval, denk ik, is eigenlijk een heel Calvinistisch feest.

dinsdag, februari 20, 2007

Kreunende freules zijn ondeugend

Bij het licht van tientallen kaarsen in haar boudoir legde de freule zoals iedere avond haar Tarot-kaarten. Haar plan was mislukt. Misschien, overwoog ze, waren twee tripels niet voldoende geweest. Vast en zeker was haar prooi ergens van wakker geschrokken en had hij de caravan verlaten. Dat of hij was niet eens in slaap gevallen. Jammer, ook voor hem. Ze had hem de hemel willen laten zien. Ze staarde naar de rozenblaadjes die ze op het bed gestrooid had. Voor niets? Nee, besloot de freule, ze liet het er niet bij zitten. Als bij toverslag trok ze de kaart van de gerechtigheid, net als gisteren en eergisteren. Toeval bestond niet. Zie je wel, ze was op de goede weg.

Ze stond op, liet de zijden kimono van haar lijf glijden en vlijde zich ruggelings bij de rozenblaadjes op de satijnen lakens. Ze stelde zich voor wat er zou gebeuren. Het stond al vast dat ze het met slaapmiddel zou doen. Ze moest hem het liefst zonder getuigen in haar boudoir zien te krijgen. Kortom, het lokspoor moest hem rechtstreeks naar haar slottoren leiden. Dan was het zaak om hem binnen te houden. Ze zou hem champagne aanbieden en daar wat fijngestampte slaappillen doorheen roeren. Hij zou onder zeil gaan en ze zou hem op het bed leggen en uitkleden. Dan zou ze de handboeien aanbrengen en hem vastketenen. Vervolgens hoefde ze alleen maar te wachten tot hij weer ontwaakte.

Met haar handen strijkt ze over haar buik, steeds lager. Ze ziet voor zich hoe ze op zijn gezicht gaat zitten en dan over zijn tong rijdt. Ze spreidt de benen, neemt twee vingers in haar mond en haalt ze ritmisch langs haar geheim. Ze draait zich om, neemt zijn reeds gezwollen roede in haar mond en keert hem haar kwispelende billen toe. Hij steekt het puntje van zijn tong in haar kerker. Nu is het nog haar middelvinger, maar straks… De freule kreunt. Ze gaat op haar hurken zitten en neemt schrijlings op hem plaats, met de rug naar hem toe. Ze pakt een dildo, spuit er wat glijmiddel op en doet hunkerend alsof het zijn degen is die diep in haar schede doordringt. Ze kronkelt als een slang en haar oog valt op de bidsprinkhaan in het terrarium. Het beest peuzelt juist de resten van alweer een minnaar op.
‘Kill!’ gilt ze, ‘kiiiiiiiiiiiiiiillll!’
Als een lawine raast het orgasme door haar lijf.

zaterdag, februari 17, 2007

Commutatief

Dan zie ik haar. Ze zit op de rand van een fontein en omhelst haar knieën. Er schiet me een term uit de wiskunde te binnen. Commutatief. Wat aan de ene kant van de streep staat, heeft zijn spiegelbeeld aan de andere kant. 1 + 1 is hetzelfde als 3 - 1. Twee. Zij en ik. Voelt zij wat ik voel, zal ze me herkennen? Dat moet. Het zal. Want commutatief.

Ik ben als bevroren. Aan wat me bezielt, danken keukenmeidenromannetjes verdorie hun bestaan. Doe iets. Loop op haar af, vraag of ze iets drinken wil, bied haar een sigaret aan, kijk haar desnoods alleen aan. Als het waar is wat je voelt, zal zij het ook voelen. Commutatief, toch? Ik pers de tanden op elkaar. Ik ben niet goed in dit soort dingen. Te vaak een modderfiguur geslagen. Faalangst? Toe dan, eikel! Het geluk wordt je op een presenteerblaadje aangereikt. Geluk, presenteerblaadje? Dat moeten we nog maar afwachten. Ze kan verkering hebben, is misschien zelfs getrouwd. Nou en?! Nooit geschoten is altijd mis. Vooruit met de geit.

Wacht. Ze is achterover gaan zitten. Ze vormt nu een meetkundige figuur waarvan de naam me niet te binnen wil schieten. Millimeter voor millimeter kruipt haar jurk op en word ik op meer van haar dijen getrakteerd. Haar borsten laten zich voor het eerst raden. Verbeeld ik het me? Nee, ik kan haar tepels zien telkens als ze ademhaalt. Lang leve de zomerkledij! Ze sluit genietend de ogen, slaat het hoofd achterover. Het waaierende blonde haar raakt net de rand van de fontein niet. Mijn God, wat is ze mooi.

Ik krijg mijn voeten niet meer van de grond. Mijn lichaam geeft het op omdat ik het besef. Ooit zal zij zich ergeren aan de zes, zeven paar vuile sokken rond ons bed. En ik zal me boos maken omdat zij steeds het gas aan laat staan. Waarna zij uit wraak vroeg gaat slapen en ik een late film verkies boven intimiteit. Juist nu draait ze haar hoofd om. Naar mij. Ze glimlacht. In haar ogen spot of uitnodiging. Het kan beide. Commutatief. Ik haal de schouders op en veins interesse voor de fontein. Ik ben nooit goed in wiskunde geweest.

Plankenkoorts

Mei 2002. Mijn tweede boek, Geluk voor gevorderden, wordt gepresenteerd. Ik ben zo zenuwachtig dat ik eigenlijk het liefste dood wil. Ik ken dit gevoel. Het heeft al vaker mijn publieke optredens verziekt. Zodra meer gezichten dan één me aankijken alsof ze verwachten dat er woorden uit mijn mond komen, verlies ik subiet de controle over mijn stembanden. Bleef het daar maar bij! Mijn knieën gaan letterlijk knikken, uit al mijn poriën gutst het angstzweet.
Ik begrijp mijn zenuwen niet. Ze zijn nergens voor nodig. Stiekem vind ik het namelijk heerlijk om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Ik zou helemaal tot bloei kunnen komen in het felle licht van de schijnwerpers. Als ik niet zo zenuwachtig zou zijn.

Het is een triopresentatie. Met mij baren nog twee auteurs hun kindje, want de uitgeverij wilde eens iets anders. Van meet af aan had ik er geen goed gevoel over, maar ik zwichtte. En daar zit ik dan, tussen twee andere mannen. Net als vroeger, thuis met mijn twee broers, moet ik vechten om aandacht. Dat denkt mijn getormenteerde geest althans. Ik overschreeuw mezelf volledig. Wanneer ik als laatste een stukje uit mijn boek voor moet lezen, gaat het helemaal mis. Ik zou zomaar in huilen kunnen uitbarsten.
‘Waarom zou ik doen wat u veel beter kunt?’ weet ik nog net te bibberen. ‘U moet het zelf maar lezen.’
Nog nooit heb ik me zo ongelukkig gevoeld.

Bijna vijf jaar later. Ik ben met de trein van 7.41 uur onderweg van Roermond naar Eindhoven en de opkomende zon zet de lucht in brand. Het is zo’n adembenemend schouwspel, dat ik er wel naar moet blijven kijken, terwijl ik eigenlijk aan mijn spiekbriefje hoor te werken. Zo meteen bij Itasc zullen er zo’n twintig gezichten me aanstaren, alsof ze verwachten dat ik iets zinnigs te melden heb. Het programma duurt van half tien ’s ochtends tot drie uur in de middag en ik word geacht het in mijn up te vullen. Het gekke is: ergens vorige week om deze tijd sloeg de schrik me om het hart, denkend aan vandaag. Meteen beten de vlinders in mijn buik gemeen. Ik zuchtte diep en sprak de woorden hardop uit: ‘Je gaat gewoon jezelf zijn, Meijer.’
Sindsdien zijn de zenuwen weg gebleven. Ik durf het zelf nog nauwelijks te geloven. Vast en zeker liggen ze ergens in hinderlaag.

Nee dus. De hele, haast magische dag lang mag ik mijn kwetsbare zelf zijn. Ik heb ook nog eens de mazzel dat ik heel bijzondere mensen leer kennen. Ik had er grif geld op toegelegd, maar de ironie wil dat ik er nog voor betaald krijg ook. Te gek. Alsof ik de Mount Everest beklommen heb. Nederig en dankbaar tegelijk. Woaw, wat een heerlijk gevoel, met uw welnemen.

vrijdag, februari 16, 2007

Cliffhanger

Hoewel ik me zo klein mogelijk heb gemaakt, lijkt het alsof de regen me stenigen wil. Tenminste zal het onder de grond droog zijn, denk ik als ik het luik optil. Vreemd, geen parfumlucht. Wel iets anders, iets dat ik niet kan benoemen. Mijn ingewanden lijken onder stroom te staan. Er sluimert iets, misschien pal onder me. Is het lokspoor doodgelopen of hoort dit erbij? Ineens krijg ik het warm. Ik laat het luik voorzichtig weer zakken.

De letter P, denk ik. Je kunt er een aanwijzing in zien, maar is dat ook zo? Al mijn exen laat ik de revue passeren. Er is een Paula bij en een Petra. Lang, lang geleden. Nee, zij kunnen het onmogelijk zijn. Wat begint er nog meer met een P? Plato en nog tienduizenden andere woorden en begrippen. Onbegonnen werk. Waarom Plato trouwens? Geen idee, dit alles doet me aan diens grot denken: alles is projectie, we raden maar wat. Feit: de regendruppels doen zeer op mijn kalende kruin. Laat ik nou maar dit hol in kruipen. Even schuilen. Wat is daar nou op tegen?
Nee, ik verlang naar een hete douche en mijn maag knort. Nat ben ik nu toch al. Op naar huis. Ik probeer me te herinneren waar ik mijn fiets ook alweer geparkeerd heb. Het is donker nu. Zal ik hem terug weten te vinden?

Plots gaat een gegrom op en zie ik de lichtbundels van koplampen de volkstuinen aftasten. De auto is al vlakbij en ik schat mijn kansen in. De heg lijkt me beter dan het luik. Zie ik tenminste ook nog wat. In tijgersluipgang zoek ik dekking.

Er rijdt een focking Rolls Royce voorbij! Een Silver Shadow, als mijn ogen me niet bedriegen. Helaas staat de caravan zo dat ik alleen maar kan horen hoe iemand hem aanhaakt. Op de achtergrond slaan de ruitenwissers van de Rolls Royce traag de maat.

Een fractie van een seconde lang brandt zich het profiel van de bestuurder op mijn netvlies als de vreemde combinatie van een Rolls Royce met een caravan voorbij glijdt. Het is een vrouw en geen lelijke, zo te zien. Wat denkt ze nu, dat ze me gevangen heeft? Helaas verblinden de achterlichten me en kan ik geen kenteken herkennen. De bitch. Een beetje met me sollen. Ik begrijp niet waar ze het gore lef vandaan haalt. De volgende keer mag ze een ander zoeken. Wegwezen hier.

Dan zie ik het luik opengaan.

donderdag, februari 15, 2007

Onze wereldkampioenen

Nederlandse kinderen zijn de gelukkigste ter wereld, zo blijkt uit onderzoek van Unicef. Nu is de steekproef met twee zoons weinig representatief, maar dat onderzoeksresultaat kan wel kloppen, want die van mij hebben het ook behoorlijk naar hun zin. Een scheiding? Jippie, dan krijg je er oma’s en opa’s bij! Sietse en Bart hebben er acht en worden dientengevolge statistisch gezien twee keer zoveel verwend als het kind waarvan de ouders nog bij elkaar zijn, de bofkonten. Wat ik maar wil zeggen: kinderen nemen van nature halfvolle glazen waar, terwijl wij volwassenen doorgaans halflege zien.

Er is echter meer aan de hand. Wanneer ik mijn twee zoons, Sietse van acht en Bart van vier, zou dwingen tot een keuze tussen een game boy en mij, maak ik me geen enkele illusie. Het speelgoed zou het van mij, hun verwekker en gids, winnen, zonder blikken of blozen, al was het maar omdat ik er alleen in het weekend voor de heren ben.

Die eerlijkheid is het punt. Als je mij als kind voor dezelfde keuze had gesteld, was ik met het gewenste antwoord op de proppen gekomen. Natuurlijk had ik voor mijn vader gekozen en niet voor Lego. Want zo was het toen. De tv was nog tot minder dan de helft van de huishoudens doorgedrongen, een file was voorpaginanieuws, Nederland was nog steeds aan het herrijzen, de handen moesten uit de mouwen, er was geen ruimte voor ongemakkelijke vragen. Als kind realiseerde ik me dat. Dus zou ik vanzelfsprekend gelogen hebben als iemand me voor de keuze tussen mijn vader en mijn favoriete speelgoed had gesteld.

Mijn jeugd lijkt wel een eeuw geleden. Er is zoveel veranderd in dit land dat ik me wel eens op een andere planeet waan. Bijna alles lijkt zich onder een vergrootglas af te spelen, maar tegelijkertijd kun je hier wekenlang dood in je huis liggen zonder dat iemand het merkt. Natuurlijk zullen mijn zoons op een gegeven moment in de gaten krijgen dat ze in een gekkenhuis zijn beland. Maar voorlopig gun ik ze hun game boy. Geluk? Dat is misschien gewoon je waarheid durven zeggen.

dinsdag, februari 13, 2007

Intermezzo met bom

De generator weigerde nog steeds dienst. Om de accu’s niet teveel te belasten, probeerden ze het ieder uur. De laatste keer leek het opnieuw even alsof het ging lukken. Weer hoestte de motor kort, en nog twee keer wat langer. Er ging een rilling door de bunker, maar na het vertrouwde laatste kuchje was de stilte er des te pijnlijker. Ze konden elkaar horen ademen – of hijgen, zoals in het geval van meneer Bruin. Soms lichtte de display van het mobieltje van meneer Zwart op als hij keek hoe laat het was. Verder was het volslagen donker.

Waar zijn we aan begonnen? vroeg meneer Rood zich af. Zonder generator geen stroom, zonder stroom geen toegang tot het Internet. Alles zou voor niets zijn geweest, de maandenlange voorbereidingen, de zogenaamde vakantiedagen die ze geboekt hadden. Dat alles liep in de soep door een stom, weigerachtig apparaat. Wat moesten ze doen, de operatie uitstellen? Iedere dag zou het risico op ontdekking van hun cel groter worden. De AIVD zat hen nu al op de hielen. Vandaar het gedoe met de kleuren. Net zoals in die film, Reservoir Dogs. Dan kwam het voorjaar er ook nog aan. Straks wemelde het in de volkstuin van de mensen. De bom moest nu geplaatst, daar waren ze het over eens geweest, nu of nooit.

Plotseling klonk een bonk. Meneer Rood kromp ineen.
Wat was dat?’ vroeg meneer Oranje.
‘Vast een kat,’ antwoordde meneer Groen.
‘Daar leek het te zwaar voor,’ sprak meneer Rood bedachtzaam. ‘Heb je het luik achter je op slot gedaan, meneer Bruin?’
‘Eh nee,’ hijgde meneer Bruin, ‘vergeten, of liever per ongeluk expres vergeten. Ik word zo al helemaal gek in deze kutbunker, laat staan als ik me ook nog eens opgesloten weet. Dan ga ik helemaal hyperventileren.’
Meneer Zwart slaakte een zucht. ‘Oké, we hebben het er nog wel over. Voor nu zijn we voorlopig even muisstil. Wat die bonk ook veroorzaakt heeft, het is nog niet binnen. Laten we voor de zekerheid onze boksbeugels om doen. En hou jullie messen paraat. We kunnen geen pottenkijkers gebruiken.’

De bidsprinkhaan

De freule had al een tijdje geen bezoek meer gehad in haar slottorentje. Nu kon ze natuurlijk een knecht boven laten komen, maar ze was een beetje uitgekeken op het gewone volk, met zijn arsenaal aan recht-heen-en-weer-bewegingen dat al even beperkt was als zijn vocabulaire. ‘Vindt u het lekker, mevrouw?’ was al heel wat. Meestal neurieden die kinkels er maar wat bij. Dan kon ze net zo goed meteen op haar plastic vriend overstappen, met zijn irritante gezoem. ‘Tarzan,’ noemde zo’n geval zich dan. Nee, het werd tijd voor wat beschaving in de slaapkamer.

Op zich had de freule weinig met nieuwerwets gedoe, op ieder terrein. Zo reed ze in een Rolls Royce Silver Shadow van het bouwjaar 1978. Het was een cadeau geweest van wijlen haar pa, de baron, ter gelegenheid van haar eindexamen (gymnasium beta, summa cum laude). Een tweedehandsje, maar zo betrouwbaar als de bank van Engeland. In tegenstelling tot veel adelijke vrinden, had ze geen yakuzi, sauna of fitnessruimte in de kelder van haar kasteel. Nieuwigheden? Ze dienden om het gepeupel hebzuchtig te houden, zodat de economie kon blijven groeien. Persoonlijk had de freule niets met de conjunctuur. Ze had haar renpaarden, las de grote filosofen en puzzelde graag. Uren kon ze op een cryptogram kauwen, starend naar haar terrarium, waar de vrouwelijke bidsprinkhaan weer alleen was, omdat ze de kop van haar minnaar eens te meer had afgebeten. ‘De waarheid,’ schreef de freule eens in haar dagboek, ‘verschuilt zich achter associaties.’

Zoals gezegd, de freule weigerde bewust met haar tijd mee te gaan. Internet bood echter zo zijn voordelen. Alle dating sites struinde ze af, op jacht naar kandidaten voor in haar slottorentje. Helaas vond ze weinig van haar gading. 90 procent van de mannen noemde zich spontaan, eerlijk en betrouwbaar. Plato’s grot? Dat was in hun ogen een pizzeria. Wat overbleef, had tatoeages en/of piercings. Als ze met primitieve volkeren wilde slapen, ging ze wel naar de aboriginals in Australië. Ze moest het anders aanpakken.
‘Romantiek,’ googlede de fleure, en ‘anaal’, gewoon omdat wat ze zocht op de één of andere manier met dat soort binaire opposities te maken had, omdat zijzelf zowel een heilige als een hoer was.

Zo vond ze hem. Een schrijver. Lekker ding voor zijn leeftijd. Jongensachtig en hopeloos romantisch. Hij had iets teveel last van zelfmedelijden, maar gezien zijn weblog was zijn denkraam groot genoeg. Ze stuurde zijn uitgeverij een mailtje. Dat ze hem graag een beetje wilde opvrolijken. Dat ze hem met Valentijnsdag iets leuks wilde sturen. Of men haar aan zijn adres kon helpen?

Als altijd kreeg de freule wat ze wilde. Toen begon het pas echt. Het spel. Ze ging hem lokken, op een manier dat hij geen weerstand kon bieden. En dan…

maandag, februari 12, 2007

Schokkend autonieuws, verdammt noch mal

Groot nieuws uit het noorden van het land. De heer Adolf Jodelhose, gepensioneerd oorlogsmisdadiger te Goudringadeel, heeft in het schuurtje in zijn achtertuin een vinding gedaan die de wereld minder afhankelijk zal maken van fossiele brandstoffen. Meneer Jodelhose, kunt u de kijkers uitleggen hoe uw motor werkt?’
‘Zu Befehl! U moet zich als het ware ene gewone zoigermotor voorstellen. Alleen zijn die zoigers vervangen door hamsjters, verdammt noch mal.’
‘Levende hamsters?’
‘Verdammt noch mal, ja. Anders valt die motor dood. Ziet u, die hamsjters krijgen via enem automatischen injectiesysteems enen mengsel van ui en Spaansche pepers toegediend. Dezes mengsel zorgt in die magen van die hamsters voor enen kettingreaktion. Doodgewone, eh, Zündkerzen…’
‘Bedoelt u soms bougies?’
‘Jawohl! Doodgewone bougies zorgen voor enen vonk, die uitlaatgassen van die hamsters komen tot ontbrandung en zorgen zo voor stuwkraft, in pferdenkrachten gemessen bis wel zweihonderd, afhankelijk van die aantal benützte hamsters natuurlijk, verdammt noch mal. Die besten leistingen volbrengt mein motor mit vierhonderd hamsjters.’
Maar dat overleven die beesten toch niet?
‘Ene hamsjter gaat ungeveer zehnduizend kilometer mee. En wenn die hamsjters opraken, is er kein nood, want op cavia’s loopt mijn motor ooch gut en mijne Proben op eekhoorns verlopen zeer hopningsvol.’
‘Da’s zielig.’
‘Niet weiniger zielig dan die huidige Lage, verdammt noch mal. Het moet maar eens afgelopen zijn met dat entartete gedoe. Ene Partei voor die dieren im Parlement, zum Kotzen. Der Besen moet erdoor, gegen die Mauer, Alle! Daarbei, wie verdient er aan de handel in olie, warum moeten er, weit weg in der Wüste, dagelijks tientallen menschen schterven, wie wordt er nog jeden Tag rijcher, verdammt noch mal?’
‘Weet u, dit is een veelbekeken programma, juist omdat het over ditjes en datjes gaat. Het is niet de bedoeling dat ik op uw oorlogsverleden inga, laat staan dat het gewaardeerd wordt als we hier in antisemitisch vaarwater belanden. We moeten het leuk houden, in verband met de kijkcijfers. Wat vindt uw vrouw eigenlijk van uw uitvinding?’
‘Mijne vrouw? Die vindt helemaal nichts meer. Had ik schon verteld dat mijn motor ooch op menschen werkt?’

zondag, februari 11, 2007

Het leven bestaat uit keuzes

De twee tripels hebben er aardig ingehakt, ondanks de kou moet ik even ingedommeld zijn. Als ik de ogen open, is het ineens donker buiten. Waar ben ik van wakker geschrokken? Ik meen me een geluid te herinneren, of liever, een reeks van geluiden. Ach, waarschijnlijk heb ik ze gedroomd.

Oké. Die Belgische biertjes stonden hier met opzet, lijkt me zo. Logisch gezien zou er een volgende aanwijzing moeten volgen. Maar hoe lang gaat dat nog duren? Mijn maag knort en mijn onderbenen zijn als ijspegels vermomd. De klok op mijn mobieltje bevestigt mijn vermoeden. Het is al ver over etenstijd. Vooruit, nog één shaggie, dan ben ik pleite.

Plotseling klinken er dreunen, die ik meer voel dan hoor. Kort, lang, lang, kort. Een morsesein? Dat is niet wat me het meeste bezig houdt. Iets of iemand produceert dit geluid, vlakbij. Er wordt een spelletje met me gespeeld. Ik voel mijn handpalmen klam worden en merk dat ik de adem inhoud.

Plotseling is het weer stil, op het geluid van de regen na die als een jazzdrummer op de polyester huid van de caravan trommelt. Wat men ook met mij van plan is, er zullen geen getuigen bij zijn. Het volkstuinencomplex is uitgestorven en de dichtstbijzijnde bebouwing ligt op minstens een kilometer. Niemand zou me horen als ik om hulp schreeuwde. Wat is dit, voor mijn bestwil of een valstrik? Ik kan maar beter geen risico nemen. Je leest wel gekkere dingen.

Kalm blijven nu. Ieder weldenkend mens zou verwachten dat ik de benen nam. Dat doe ik niet, althans niet door de deur. Ik weet hoe je het raam van een caravan opent en dat is precies wat me lukt, centimeter voor centimeter, want het scharnier stribbelt hoorbaar tegen en ik wil mezelf niet verraden. Ik heb kramp in mijn kaken van het bijten. Voor mijn gevoel gaat er een uur voorbij.

Als een zucht laat ik me uit de caravan zakken, tenminste, dat was de bedoeling. Ik land op iets van metaal. Shit, nu ben ik erbij. Ik maak me zo klein mogelijk, wacht op de voetstappen die ik al bijna kan horen naderen.
Weer gebeurt er niets. Ja, ik word nat, want het is opgehouden met zachtjes regenen. Ik voel met de vingers van mijn rechterhand over de metalen plaat waarop ik terecht gekomen ben. Hier en daar lichte weerstand, waarschijnlijk het merkteken van de fabrikant. Na een paar keer proberen zorgt mijn aansteker voor een bibberend lichtje in de duisternis. Kort, lang, lang, kort, inderdaad. Er staat een grote P op het metaal, maar dat is nog niet alles. Er zit een handvat aan, het is een luik.

Zal ik?

zaterdag, februari 10, 2007

Slagharen vandaag

Ingenieur Sicco de Quadsteniet, in de wandelgangen wordt gefluisterd dat u de nieuwe voorzitter bent van het sjoemeldepartement van onze vereniging. Wat is daarop uw commentaar?’
‘Laten we het zo stellen, ik kan dat bevestigen noch uitsluiten.’
‘Stel dat het waar is. Zou u de zaken anders aanpakken dan uw voorganger?’
‘Ach, weet u wat het is met departementen? Ze sturen zichzelf. De voorzitters doen dan wel heel belangrijk, maar wees eerlijk, het is praktisch liefdewerk oud papier. Zo op het oog sloven ze zich uit, maar dat is window dressing. Als je het een beetje slim aanpakt, zorg je dat je een paar keer de krant haalt tijdens het voorzitterschap, door met een van de pot gerukt idee te komen of door dronken achter het stuur betrapt te worden, het maakt eigenlijk niet uit hoe, als je maar af en toe in het nieuws komt.’
‘Wilt u beweren dat het voorzitterschap een louter ceremoniële functie betreft, zoals het koningschap, lintjes doorknippen, enthousiast in de handen klappen bij tergend volksjolijt, dat soort dingen?’
‘Dat zijn uw woorden, niet de mijne.’
‘Nu ben ik even de directeur van onze vereniging. Ik vraag u op de man af of u bereid bent om de scepter te zwaaien over het sjoemeldepartement of een ander departement naar keuze binnen onze vereniging. Wat is daarop uw antwoord?’
‘Zoals u begrijpt zou ik eerst om bedenktijd vragen.’
‘Waar moet u dan over nadenken?’
‘Kijkt u eens hier. Het zou zo maar kunnen dat ik vier jaar lang mijn nek moet uitsteken als baas van een departement. Dat is lang, hoor. Weegt dat lijden op tegen de kans om ergens provinciale voorzitter te worden?’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Tja, dat is waarom het voorzitters natuurlijk werkelijk te doen is, een luizenbaantje in de provincie. Ik wil eventueel best vier jaar doen alsof ik heel erg mijn best doe, maar daar hangt een prijskaartje aan. Ik ben wel goed, maar niet gek.’
‘Juist ja. Dank u voor dit interview. Over naar Harm Traagbal, met nieuws over de verzorgingstehuizen in de regio. Harm, als ik het goed begrijp is er in Villa Dementia over de toetjes geklaagd?’

vrijdag, februari 09, 2007

Het logische vervolg

De sneeuwvlokken veranderen in regendruppels zodra ze landen. Slierten haar hangen hinderlijk voor mijn ogen, terwijl ik me een weg baan langs lege regels. Alles is in winterslaap hier. Ik probeer ieder schuurtje dat ik tegenkom, maar tot nu toe past de sleutel nergens op. Mijn schoenen zijn al zo doorweekt dat ik geen gevoel meer in mijn tenen heb. Wat doe ik eigenlijk hier?

Twee uur eerder, in de Jumbo. Ik neem eigenlijk nooit een boodschappenkarretje, maar de mandjes zijn op en ik heb toevallig toch een muntje van 50 Eurocent in de portemonnee. Even, heel even maar, laat ik het karretje los, wanneer ik toegeef aan een impuls. Misschien is de biefstuk in de bonus. Nee, dus. Als ik me weer omdraai ligt er iets in het karretje dat er net nog niet lag: een pak Lavazza-espressokoffie. Ik pak het op en draai het om. Er zit een geel plakbriefje op met coördinaten die ik meteen als lengte- en breedtegraden herken. Dit is een aanwijzing, realiseer ik me. Dan pas kijk ik om me heen. Wie is het geweest? Er is niemand die oog voor mij heeft, iedereen zou het kunnen zijn.

Thuis op mijn slagzij makende zolderetage google ik net zolang tot ik een site vind waar ik de lengte- en breedtegraden kan intoetsen. Bingo, een volkstuintjescomplex bij Laexem, pal aan de spoorlijn tussen Roermond en Weert. Zonder er echt bij na te denken schiet ik mijn jas weer aan en spring ik op de fiets.

Een geluid doet me nog meer verstijven. Gelukkig, het is maar een Intercity, die met een hoog opgeheven staart van sneeuwwolken voorbij stuift. De NS zet er minder in vandaag, vanwege het weeralarm, daarom schrok ik zo. Shit, waarom ben ik als een kip zonder kop te werk gegaan? Ik had het systematischer moeten aanpakken. Nog één keer besluit ik de volkstuinen van voor tot achter te doorkruisen.

Hé, ik ontdek een oude caravan die me niet eerder is opgevallen. Ik peuter de sleutel uit een zak van mijn spijkerbroek en steek hem in het slot van de deur. Verdomd, hij past. Als de deur openzwaait, ruik ik de onmiskenbare geur van Chanel No. 5. Zij is het, denk ik, eindelijk! In een flits zie ik voor me hoe ze hier op me heeft liggen wachten, naakt onder lakens van satijn. Ik adem diep in en stap de caravan binnen.

Niets. Geen bed in ieder geval. Wel een soort zithoek in een dessin waarin je nog geen gordijnen zou willen hebben. Alles zit onder een dikke laag stof. Er ontsnapt lucht uit mijn longen. Meer voor de vorm open ik het koelkastje. Geen lichtje, maar wacht eens even, wel twee flesjes Hoegaarden Grand Cru. Alweer mijn lievelingsmerk. Het is kennelijk de bedoeling dat ik hier nog even blijf.

donderdag, februari 08, 2007

Eens wat anders dan Viagra bij de mail

Er zat vanmorgen een merkwaardige envelop bij de post, die verder uit de gebruikelijke aanmaningen en reclame bestond. 'Belangrijk!' stond er in rode letters op één brief, 'onmiddellijk openen!'

Weet u? Op de dag na mijn verjaardag had ik daar niet zo'n zin in. Had ik al verteld dat ik een hekel heb aan uitroeptekens, vooral vanwege de context van de gebiedende wijs waarin ze haast obligaat gebruikt worden? Gij zult zus, gij zult zo! Walgelijk. Weten ze bij incassobureau De Beul, Gierstra en Vrekman trouwens wel hoe gevaarlijk het is om een envelop op de trap naar mijn slagzij makende zolderetage open te maken? Daarbij, de uitvinding van het wiel was belangrijk, de aanslag op het World Trade Centre en de geboorte van mijn zoons. Maar verder? Ik zag echt niet in waarom ik niet eerst die merkwaardige envelop zou openen.

Niet groter dan een lucifersdoosje was hij en er was een postbode met goede ogen of een leesbril aan te pas gekomen om hem te bezorgen. De postzegel van 44 Eurocent nam al zoveel ruimte in beslag, dat er nauwelijks plaats was voor een adres.

'Aan de weledelgestrenge, hooggeleerde heer E.R. Meijer,' las ik, in piepkleine, gekalligrafeerde letters. Geen afzender, hoe ik het doosje ook draaide en keerde.

Ik schudde het doosje, hield het aan mijn oor. Er zat iets in, een object dat zwaarder was dan het doosje zelf. Zwaarder en kleiner. Ik kon het tegen mijn vingertoppen voelen tikken. Wat was het?


Dat was vanmorgen, dit is nu. Eerlijk gezegd denk ik net pas weer aan het doosje. Dat komt omdat ik een deadline had. Er moest vandaag een verhaal uit en dat besloeg gewoon de meeste megabytes aan hersencapaciteit, sorry. Heb ik al eens verteld dat ik me verwant voel aan vulkanen als het om broodschrijven gaat? Ik wacht tot het allerlaatste moment, maar dan laat ik het niet alleen bij Herculaneum en Pompeï, maar pak ik ook Napels nog even mee. De broodschrijver moet onder druk staan wil hij in actie komen. De blogger heeft daar overigens helemaal geen last van. Ook raar. Maar goed, daar gaat het nu niet over, we hadden het over dat doosje. Ik zal het er even bij pakken. Momentje.


Ik kan er niets anders van maken: de inhoud is een sleutel, een vrij ordinaire sleutel zelfs, zo'n sleutel die eerder op een huisje in een volkstuintje past dan in een kluis op een station, maar dan in het klein. Behalve de sleutel is de envelop leeg. Geen enkele aanwijzing. Ik check mijn email. Niets, behalve de gebruikelijke spam. Ik zoek het Internet af, google 'keys' en 'sleutel'. Nergens vind ik de betekenis. Wat is dit, een verlaat verjaardagscadeautje, een code? Ik snap er geen zak van. Mag ik alsjeblieft nog een clue?

maandag, februari 05, 2007

Nog niet jarig

Net als ieder kind telde ik vroeger de nachten tot mijn verjaardag. Ik kon niet wachten tot het zover was. Maar als de heuglijke dag dan aanbrak, ging die voorbij, net als alle andere, sneller zelfs dan alle andere. Achteraf voelde ik me steevast bedonderd. Was dit het nou?


Het elastiek van de feestmuts snijdt in mijn kin, ik heb een onbestemd gevoel in mijn buik van verjaardagstaart, snoep en frisdrank, de hele dag al staan mijn wangen in brand. Ik heb me er zo op verheugd en nu stelen mijn zogenaamde vriendjes de show, door met ezeltjeprik en zakdoekje leggen van me te winnen. En anders verpesten mijn broertjes mijn feestje wel door op gezette tijden in hun broek te poepen of planten van de vensterbank te trekken.


Dan die cadeaus. Niet het Thunderbirds-pak waar ik om gevraagd heb, maar een abonnement op de Donald Duck, een paar handschoenen en een goocheldoos van mijn opa, waar ik nog veel te klein voor ben. Van mijn vriendjes krijg ik kleurpotloden, speelklei en twee Dinky Toys. Roel, mijn broertje van vier pakt er één, maar dat mag niet, want ik heb er zelf nog niet eens mee gespeeld. Dus trek ik het autootje ruw uit zijn handen. Hij blèren tot mama mij op de kop geeft. Mij, de jarige Job! Ik word zo boos dat ik op de gang even mag gaan afkoelen.


Het is er zo koud dat mijn adem wolkjes tovert. In het geribbelde matglas van de voordeur golven auto's en wandelaars voorbij. Die mensen weten niet eens dat ik jarig ben. Alles hoort vandaag om mij te draaien, maar alles gaat gewoon door. Grote tranen vallen geluidloos uit mijn ogen op de granieten vloer te pletter. Ik haat mijn verjaardag.


Pakweg veertig jaar later is dat nog steeds zo. Ik schaam me er zelfs haast voor om jarig te zijn. Al die mensen die me menen te moeten feliciteren en daarbij, hoe welgemeend ook, niet aan de meest genante cliché's ontkomen. Nog vele jaren, van harte! Ik wil best in het middelpunt van de belangstelling staan, maar niet omdat het precies een x aantal jaren geleden is dat ik het levenslicht zag. Alsof het op mijn leeftijd leuk is om alweer een jaar ouder te worden.


Afijn, nog één nachtje slapen. Ik hoop op andere woonruimte (zelfstandig en betaalbaar, liefst in het centrum van Roermond) en een Audi RS4 (een echte, geen Dinky Toy).


zondag, februari 04, 2007

Erectieproblemen? Lees een stukje over Uxurbia!

'Geachte leden van de jury. Ik wil mijn betoog besluiten met een stuk verpletterend bewijsmateriaal, een pamflet van de aangeklaagde. Ik ga het zo meteen voorlezen en ik weet zeker dat u het daarna met me eens zult zijn: zijn opvattingen getuigen niet alleen van defaitisme en heiligschennis, maar bovenal van hoogverraad. Zoals u weet kent ons systeem daarvoor maar één straf: vernulling:'


Het probleem met Uxurbia is dat er drie zonnen zijn. Hun gezamenlijke aantrekkingskracht zorgt ervoor dat de planeet precies op zijn plaats blijft, terwijl hij in ongeveer 27 lunars om zijn as draait.


Die combinatie van factoren heeft er voor gezorgd dat bijna alle mensen op Uxurbia geloven dat onze planeet het centrum van het universum vormt. Sterker nog, er lopen volwassen uxurbs rond die nog steeds denken dat het waar is wat hun moeder vroeger voor het slapen gaan vertelde, namelijk dat er op de noordpool een malouter met een lange, witte baard zit, op een fiets met maar één wieltje, die ervoor zorgt dat de planeet draait. Daarom is het fietsje zo hoog dat je de malouter niet eens kunt zien.


Ik ben eens wat gaan experimenteren met lenzen en spiegels. Het resultaat is opzienbarend. We maken deel uit van een geheel dat zo groot is dat we er ons geen voorstelling van kunnen maken. Mogelijk zijn er miljarden werelden zoals die van ons. Ze zijn alleen zo ver weg dat we het nooit zullen weten. Kort en goed, Uxurbia is niet de spil waarom alles draait. Het tegendeel is het geval: we stellen nog minder voor dan een druppel in de aceoon.


Dit is geen leuke boodschap, dat begrijp ik. Maar iedere schaduwkant heeft zijn zonzijde, om een bekende blorfballer te citeren. In plaats van uitverkorenen zijn we onbetekenende krieldiertjes en eigenlijk nog niet eens dat. Best prettig om te weten. Dan nemen we onszelf tenminste niet zo serieus. Want dat is het ware probleem op deze planeet: niet onze onwetendheid, maar onze zelfgenoegzaamheid. Laten we wat vaker om onszelf lachen!


'Geen twijfel mogelijk. Schuldig.'



Zwartrijden nieuwe stijl

We zijn op de terugweg van een onvergetelijk bezoek aan opa Pieter en oma Andrea en de ontwerper van de dubbeldekkers van de NS blijkt een genie. De ramen op de bovenste verdieping zijn gekromd en werken, als het buiten donker is, als lachspiegel. In de onbestaande ruimte achter het glas is Sietse van acht het ene moment een monstrueus hoofd met twee lijven, maar dan is Barts opengesperde mond alweer twintig centimeter hoog. De mannetjes en ik kunnen er geen genoeg van krijgen.

'Kijk,' roept Bart van vier, 'ik ben spierig!'

In het glas bungelt er inderdaad een erwt boven een gezwollen torso.


De passagier achter ons slaapt nog steeds diep, zo diep dat hij ter hoogte van Den Bosch een even welluidende als onwelriekende scheet laat. De vrouwelijke conducteur moet even later alle zeilen bij zetten om hem wakker te krijgen. De man weigert een kaartje te tonen en krijgt te horen dat hij er op het volgende station uit wordt gezet. Ze gaat assistentie halen, besluit ze resoluut. Met dubbele tong mompelt hij dat hij dat best vindt. De conducteur presteert het ongelooflijke en verontschuldigt zich oprecht klantvriendelijk bij mijn zoons, omdat de inkt van haar stempel op is.


Vlak voor Weert verschijnt de vrouwelijke conducteur als beloofd met mannelijke assistentie. Plots is de dronken man bij de pinken.

'Ik moet naar Utrecht zien te komen,' mompelt hij en laat zich gewillig wegleiden.

'Dat wordt nog wat,' zeg ik tegen Sietse. 'Stapt hij straks op de trein naar Utrecht, valt hij natuurlijk weer in slaap. Doet-ie zijn ogen open. Chips, in Amsterdam! Daar pakt hij de trein naar Utrecht. Wordt-ie wakker in Den Bosch. Moet-ie alweer terug. Jammer dat er laatste treinen bestaan, kan die arme man nergens fatsoenlijk uitslapen.'

Mijn oudste zoon hikt van het lachen.


Ver na bedtijd. Touchdown in Roermond. We hebben in de staart van de trein gezeten en stappen ginnegappend uit op de allerlaatste meter van perron 1.

'Hé,' zegt Bart, als we een wagon of drie verder zijn, 'daar heb je die dronken meneer weer!'

Verdomd als het niet waar is, het is hem echt. Zijn pokdalige neus ligt dubbelgevouwen tegen het saaie glas van de onderste etage van de Intercity. Je zou zweren dat hij zijn roes aan het uitslapen is.


zaterdag, februari 03, 2007

Na ons de zondvloed

Van: Gijs

Aan: Thijs


Amice,


Onderstaand mijn tekstsuggestie voor de voorlichtingscampagne van het Ministerie van Milieu en Dat Soort Dingen. De voorlaatste alinea is de killer.


Oké, u leest dit in 2007, toch? Geen probleem, hoor. Alleen schrijf ik dit in het jaar 2127. Toevallig is vandaag, vrijdag 2 februari, mijn geboortedag. Om exact 6 minuten over 6 zag ik het levenslicht, ergens in een middelgrote stad beneden de grote rivieren. Met andere woorden, ik vier vandaag dat mijn 121-ste levensjaar ingaat. In uw tijd zou ik daarmee met gemak de oudste bewoner van de planeet zijn. Anno 2027 behoor ik slechts tot de subtop. Ergens in Alaska weigert een Inuït al 147 jaar lang de laatste adem uit te blazen. Het wemelt om me heen van de krasse oudjes. Sterker nog, sinds de verkiezingen van 2102 wordt dit land geregeerd door een coalitie van de VVO (Volksfront Voor Ouderen), de BVHB (Beweging Voor Hoog Bejaarden) en de AIBP (Alliantie Islamitische Bejaarden Partijen).


Zo is er nog wel meer veranderd. Hoe zeg ik dit vriendelijk? U heeft het denkraam van een holbewoner. Geen flauw benul heeft u van wat zich werkelijk om u heen afspeelt. Nu kan ik wel proberen het uit te leggen, maar u zou me toch niet begrijpen of geloven. Waarom zou ik de moeite doen?


Nou, bijvoorbeeld omdat u gisteren te beroerd was om het licht even uit te doen om 5 voor 8 's avonds. Nederlanders blijken nauwelijks warm te lopen voor de klimaatverandering. Kennelijk is er is haast niemand die het zich realiseert: als ik niets doe, roep ik een vloek over de mensheid af, met name dat deel dat onder of net boven de zeespiegel woont. Want er zijn honderden miljoenen mensen zoals ik die weigeren de feiten onder ogen te komen. We gaan door met wat we altijd al doen: ons voortplanten, geld verdienen en het weer uitgeven, zonder na te denken over de gevolgen.


Nou, dat hebben we geweten. Amersfoort noemt zich tegenwoordig een badplaats en Zwolle is, sinds Amsterdam door het slib verzwolgen werd, onze hoofdstad.

Zwolle. Moet ik nog meer zeggen?


Denk voor mijn part met uw portemonnee, dat wat holbewoners doen in 2007. Energiebesparing kan u honderden Euro's per jaar schelen.


Van: Thijs

Aan: Gijs


Vriend,


Te hoog gegrepen voor de doelgroep. Alleen de laatste alinea is eigenlijk bruikbaar. Bovendien breng je slecht nieuws tegenwoordig met een grap, niet met de waarheid. Kijk maar naar Centraal Beheer. Overdoen.

donderdag, februari 01, 2007

Intussen, in het call center

Het is hier een kwestie van op je tellen letten, de volle acht uur van je dienst lang. 's Ochtends en 's middags een kwartier en tussen de middag een half uur heb je pauze. Kun je tenminste even lekker paffen. Iedere seconde die je meer pakt, wordt genadeloos geregistreerd. Ben je te vaak te laat, al is het maar een tel, dan vlieg je de laan uit. Persoonlijk neem ik nooit risico. Ik schuif gewoon een paar minuten te vroeg weer op mijn werkplek aan en log dan precies in op het moment dat de pauze voorbij is. 't Is een kutbaan, met een kutsalaris, maar mij nemen ze hem niet af! Oké, ik woon dan nog wel bij mijn ouders, maar hoe moet ik anders het stappen in de weekends betalen? Eén tip: nooit een call center bellen op maandagmorgen. Dan heeft de doorsnee call centeragent namelijk een kater.


Vaak gaat de telefoon meteen over, zodra ik stand by ben. Zo snel als het gaat druk ik op de toets, want zelfs dat wordt in de gaten gehouden.

'Goedemiddag, u spreekt met Bianca Tangaslip, waarmee kan ik u van dienst zijn?'

Vervolgens let ik er eigenlijk meer op dat ik het belscript volg dan dat ik echt luister. Het is de bedoeling dat ik gedurende het gesprek minimaal twee en maximaal drie keer de naam van de klant zeg. Ik mag de klant niet in de rede vallen, maar moet wel de regie zien te houden. Te lange gesprekken doen het namelijk ook niet goed op het beoordelingsformulier. Aan het eind moet ik de gemaakte afspraken samenvatten en vragen of de klant nog iets anders wenst. Dan pas mag ik het gesprek beëindigen en zeg ik de naam van de klant meestal voor de derde keer. Dat is een soort van sport geworden. Je moet toch wat, je kunt niet de hele dag je nagels zitten vijlen, toch?

'Nog een fijne dag, mevrouw Sufkut!' Alsof het mij interesseert wie u bent. Uw naam doet er minimaal twee en maximaal drie keer toe. That's all there is to it.


Soms luisteren de managers mee om te kijken of je het werk wel goed doet en zo. Gemiddeld gebeurt dat eens in de veertien dagen en als je een beetje oplet, hoor je een klikje. Kijk, dan doe je dus je best om de klant optimaal van dienst te zijn. De rest van de tijd? Ach, dagelijks jaag ik er een pakje kauwgom doorheen en chat stiekem wat met mijn vriendje op msn, terwijl ik tussen de 40 en de 50 klanten afwerk, blont als ik ben. Tenzij ik dat klikje hoor dus. Dan is Bianca Tangaslip een focking modelagent.


En het werkt! Vandaag mag ik aan de klantenbalie staan. Best leuk om eens gezichten te zien in plaats van stemmen te horen, lijkt me zo. Ha, daar is de eerste klant al. Een beetje boers type. Hij heeft een ouderwetse witte motorhelm op. Zoéén met van die belachelijke oorflappen.

'Goedemorgen,' giechel ik, 'welkom bij UpYours. Waarmee kan ik u van dienst zijn?'

Ten antwoord slaat hij zijn jas open. Ik zie allemaal, hoe heten die dingen, handgranaten, geloof ik. Ook haalt hij een schietding tevoorschijn dat ik van de dvd ken.

'Ma...'