Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

zaterdag, december 30, 2006

Boer Krelis en de Heilige Huisjes

’s Nachts ligt boer Krelis maar te woelen. Hij meent vreemde geluiden te horen op het land. Boze stemmen ook. Misschien, denkt hij, is het toch waar wat je soms in griezelfilms ziet en zijn de doden zombies geworden.

Als de wekker gaat, bedenkt boer Krelis zich dat hij chagrijnig wordt van slaapgebrek. Gelukkig is er één troost: zijn wapenarsenaal is inmiddels aanzienlijk uitgebreid.
‘Eerst maar eens de koei’n melk’n,’ mompelt hij en schiet zijn overall aan.
Op weg naar de koeienstal spitst hij de oren. De dagen zijn nog maar net begonnen te lengen, de duisternis ligt op dit vroege uur als een stolp over het land. Niets, behalve het zoemen van de generator. Waarschijnlijk heeft hij zich de geluiden en de stemmen verbeeld.

Een tl-buis knippert en Bertha 2 blijkt ontstoken uiers te hebben. In de varkensstal is de schimmel op de muren weer erger geworden. Bovendien scheurt de zak als hij de beesten voert.
‘Ook dat nog,’ mompelt boer Krelis.

Terwijl hij voor zijn ontbijt een heel witbrood met bloedworst en reuzel wegwerkt, wordt het buiten langzaam licht. Intussen zijn de boze stemmen er weer. Of is het de wind? Wat het ook is, het moet afgelopen wezen. Boer Krelis slaat zo hard op de tafel dat zijn Delftsblauwe bord omhoog komt en bij het landen breekt. Bij het opruimen snijdt hij zich in een vinger. Boer Krelis verbindt de wond met een zakdoek en beent het land op.

Zijn mond valt open. Er zijn tempelachtige bouwsels verrezen. Ze hebben namen, ontdekt boer Krelis, dichterbij gekomen: ‘Het Koningshuis’, ‘De Holocaust’, ‘Pedofilie’, ‘Geloof’.
‘Wat zull’n we godverdomme nou belev’n,’ mompelt boer Krelis.
Ineens komt er een schriel mannetje tevoorschijn gesprongen.
‘Hier maken wij dus geen grapjes over. Begrepen, agrariër? Aangenaam trouwens. De Quadsteniet is de naam, ingenieur, Sicco. Ik ben hier omdat het maar eens uit moet zijn met die zogenaamde satire.’
‘Is dat zo?’ vraagt boer Krelis.
‘Inderdaad, agrariër. Zo is het smakeloos om ons staatshoofd in één adem te noemen met een despoot.’
‘Weet u wat u moet doen?’ vraagt boer Krelis.
‘Mijn beste agrariër, ik zou het werkelijk niet weten.’
‘Renn’n,’ zegt Boer Krelis, ‘renn’n voor uw lev’n, want ik ga mijn Leopard II hal’n.’

Barbertje moet hangen

Oké, we weten allen dat koningin Beatrix geen lieverdje is. Mogelijke aangetrouwde familie die haar niet aanstond, werkte ze met ijzeren hand weg. Emily, Edwin, ze kunnen ervan meepraten. Wat je er verder ook van zegt, feit is dat mevrouw op kosten van de Nederlandse belastingbetaler tot de internationale jetset behoorde. Een huis in Italië, de groene Draek, skivakantie in Lech, het kon niet op. Dat alles in ruil voor een beetje poppenkast op gezette tijden. Werken in een call center is erger, kan ik u verzekeren, en dat schuift een stuk minder.

Maar om haar nou van het bezit van massavernietigingswapens te beschuldigen? Op een bepaald moment nam zelfs de Veiligheidsraad moties van die strekking aan, terwijl ieder bewijs ontbrak. En daar kwamen ze al, de Amerikanen en de Britten. Binnen een week was Nederland veroverd, tenminste zo pleegt men het te willen presenteren. De beelden van een tank, live op het plein voor paleis Noordeinde, gingen de hele wereld over. De doden die hier sindsdien dagelijks vallen (iedere drie seconden één, om precies te zijn) vertellen het werkelijke verhaal. De oorlog gaat door, tot ze ons weer met rust laten.

Het heeft ze niet belet om de koningin voor het gerecht te slepen. De rechters waren Nederlanders, maar aan welke kant stonden ze werkelijk? Het is Hollywood hier en drie keer raden wie er in het regisseursstoeltje zit.

Zoals te verwachten viel werd koningin Beatrix, vanwege de schandelijke manier waarop ze zich ten koste van het volk verrijkt had, tot de dood door de strop veroordeeld. Dat is nog tot daaraan toe. Het gonst nu ineens van de geruchten dat de executie nog vannacht zal gebeuren. Vanwaar de haast?

Volgens Teletekst zijn de Amerikaanse troepen voorbereid op rellen en aanslagen. Ik denk niet dat ze zich echt realiseren wat er zal gebeuren na hun historische fout. Het is niemand gegeven om een leven te nemen, al is de bezitter van dat leven nog zo’n schurk. Wat je ook van onze koningin kunt zeggen, het blijft onze koningin!

vrijdag, december 29, 2006

Goud (6)

Hij kon niet meer normaal denken. Voor alles schoten hem cryptische omschrijvingen te binnen. ‘Licensed to kill in Zuid-Holland, tien letters’, prevelde hij als hij langs Moordrecht reed. ‘Valt bij hitte van het dak, drie,’ dacht hij als hij een mus zag.
Een goed gesprek met hem was gaandeweg niet meer mogelijk. De zin, het geheel, ze ontgingen hem. Je moest bijvoorbeeld niet de fout maken hem ‘goedendag’ te wensen. De kans was groot dat hij dan aan een middeleeuws slagwapen dacht.

Het waren zijn collega's die alarm sloegen. Er was geen land meer met hem te bezeilen omdat hij, in hun woorden, constant wartaal uitsloeg. Als ze hem aanspoorden eindelijk aan het werk te gaan, bromde hij iets als ‘arbeidsoproep’. Hij werd doorverwezen naar een psychiater, door hem overigens consequent als ‘hersenmelker, tien’ aangeduid.

Deze psychiater wist dat taal een blauwdruk voor ons denken vormt. Cryptogrammen tonen slechts aan hoe associatief wij dat doen. De patiënt had in zijn ogen dan ook geen neurologische afwijking, maar een manie. Daar bestonden therapieën voor. Eerst moest hij echter in gesprek zien te komen. En hij wist ook hoe. Hij zou een woord of begrip moeten verzinnen waarvoor eenvoudigweg geen omschrijving bestond, een woord met niet meer dan één betekenis.

Dat viel nog niet mee, want zelfs ‘de’ kon als ‘lidwoord (2)’ worden omschreven. ‘En’ was ‘voegwoord’. ‘God’ dan? Nee, daarvoor kwam ‘opperwezen (3)’ in aanmerking. Een langer woord wellicht? Je kon het zo gek niet bedenken of het had wel een bijbetekenis. Van de weeromstuit ging de psychiater net als zijn patiënt in cryptische omschrijvingen denken. Bewust, hield hij zichzelf voor. Toen hij echter op een dag zijn vrouw met ‘Eva, vijf’ aansprak, besefte hij dat er stront aan de knikker was. ‘Sorry, Karin,’ sprak hij haar, ditmaal correct, aan. ‘Ik, eh, heb problemen met mijn bezwaarschrift, ik bedoel beroep, 6, shit, sorry.’ Karin keek hem aan alsof zij het in een Duitse stad hoorde donderen en schakelde nog diezelfde dag een ‘meesterlijk drankje’ in. De sessies met de patiënt waren inmiddels ontaard in een gebroederlijke speurtocht naar het ultieme woord, die ze alras in een inrichting mochten voortzetten.

Helaas, hoe abstract hun conversatie ook werd, ze bleven gevangenen van hun eigen beperkingen. Zelfs als je spiegels tegenover elkaar houdt, komt de oneindigheid niet in beeld. Toen ze dat eenmaal in de gaten kregen, was het alsof ze tegen een muur liepen. De rest van hun leven deden ze er het zwijgen toe.

donderdag, december 28, 2006

Gemiste kans

Daar word je toch verdrietig van. Eens in de tien jaar krijgt een uitgelezen groepje mensen de kans om hun dagdromen waar te maken en dat niet alleen. Alles mag op de love boat, alles kan er. Zelfs de stoutste fantasieën mag je hier uitleven. Het is alsof je in de hemel bent.

Zoals gezegd kondigen we onze komst aan, nog niet eens zo heel lang geleden per brief, maar inmiddels via een weblog. Niet meer dan een handjevol uitverkorenen krijgt de boodschap onder ogen. Het lijkt een persiflage op al die loze beloftes uit de reclame van tegenwoordig, vooral omdat we eerlijk toegeven dat we de bankrekening van de passagiers plunderen voor ze aan boord mogen. Laat me u echter verzekeren dat het geen grap is. We leggen echt beslag op het geld en we hebben er onze redenen voor.

Ziet u, het ware geluk en bezit verhouden zich als slagroom tot mosterd. Wil je het geluk werkelijk leren kennen, dan moet je als het ware naakt zijn, terug durven gaan naar de onbedorven staat waarin je ooit geboren bent. Bezit is hoogstens een doekje voor het bloeden. Toegegeven, het huilt comfortabel op de achterbank van een Rolls Royce, maar dat maakt het verdriet er niet minder om.

Wat voor bezit geldt, is ook waar voor de last van het verleden, de pijn die je meetorst en al die andere verongelijkte gevoelens die het dagelijks leven tot een hel kunnen maken. Dat alles zit tussen de oren en je laat het los op het moment dat je aan boord stapt. Dat is de deal en geloof me, het werkt.

Dan doet zich een merkwaardig fenomeen voor: eindelijk, na alle misère staat het geluk voor je neus en wat doe je? Beng, deur dicht, terug de loopgraaf in. Triest, want een keuze: kennelijk prefereer je de frustratie boven vrijheid.

Dus is onze love boat vannacht voor niets uitgevaren. De kade bleef leeg. Jammer dan. Misschien dat je over tien jaar wel het lef hebt?

Maak jezelf blij, wees erbij!

Ook al een leven lang op zoek geweest naar het geluk, altijd blijven hopen dat de ware echt bestaat?

Dan heb ik GROOT NIEUWS voor je!

Je hebt misschien door schade en schande geleerd dat dubbeltjes geen kwartjes worden. Je hebt verdriet gekend, verdriet en pijn. Omdat je mensen verloren bent, omdat je bedrogen werd, omdat je een ongeluk kreeg of een ziekte.

Geef het maar toe, al die tijd is in je binnenste een waakvlam blijven branden, tegen beter weten in ben je erin blijven geloven.

En terecht. Ja, je leest het goed: geluk, eeuwige liefde en zelfs onmetelijke rijkdom zijn ook voor jou weggelegd! De duivel schijt echt niet steeds op dezelfde hoop, wat ze je ook vertellen.

Is this all there is? Find out more!

Heavenly Cruises mag je hierbij een eenmalige aanbieding doen: hedenmorgen om vijf uur zal ons droomschip ergens in Nederland aanmeren. Ga ook jij aan boord en vind je eindelijk het geluk dat je toekomt?

Tallozen gingen je reeds voor en betraden de zevende hemel. Doe als Tamara van 53, die inmiddels fortuin maakt met haar Internethandel in vibrators en verwikkeld is in een heftige driehoeksverhouding met Mario, de klusjesman en Laszlo, de cokedealer. Treed in de voetsporen van Angela van 48, die barones bleek te zijn en zich sinds de cruise dagelijks laat beffen door drie adelborsten van onder de 22 en haar Malteser leeuwtje Fifi, soms tegelijk.

Do yourself a favor, come aboard now!

Sms ‘dream on’ naar 0900-fukjoe en per omgaande krijg je de coördinaten van de haven waar onze love boat over een paar uur aanmeert (tevens machtig je ons daarmee om je gehele banktegoed op onze rekening over te maken, maar een kniesoor die daarop let: we hebben het over een unieke kans om eindelijk dat te krijgen waar je recht op hebt).

Waar wacht je nog op? Kies voor je geluk!

woensdag, december 27, 2006

Kerst met voorkennis

Met de Kerst alleen? Mij straf je er niet mee. Als cinefiel kom ik, met speelfilms op tv van ’s ochtends vroeg tot diep in de nacht, eindelijk aan mijn trekken.

Dit jaar is het anders. Zoonlief Sietse is over de vloer. Hij wil vooral dingen samen met me doen. Niet dat hij je een kans geeft. Mijn oudste zoon is een wandelende one man show. Gisteren nog legde ik hem uit dat ik even een stukje moest schrijven voor op mijn weblog.
‘We gaan nu allebei gewoon een uurtje iets voor onszelf doen, oké?’
'Oké,' zei Sietse bedremmeld.
Drie zinnen was ik op weg, hooguit.
‘Weet je? Als ik mijn adem inhoud kan ik mijn hart in mijn hoofd horen kloppen.’
‘Nogal wiedes, Sietse. Maar we hadden afgesproken dat je me even met rust zou laten.’
Sietse knikte ernstig.
Ik typte wat zinnen, delete er nog meer.
‘Mag ik je wat vragen?’
‘Nee, Sietse.’
‘Hoe komt het dat jij helemaal niet streng bent? Sonja zou nu al lang ontploft zijn.’
Ik pakte hem bij de schouders, keek hem recht aan en barstte in lachen uit.
‘Dit is niet te geloven. Ik probeer je nu al twee keer duidelijk te maken dat je jezelf even een uurtje moet zien te vermaken.’
‘Waarom lach je er dan om?’
‘Omdat het grappig ís, Sietse. Maar nu is het klaar. Begrepen?’
Dat hielp. Zoals u heeft kunnen zien, kwam het stukje er.

Daarbij blijft het Kerst en ben ik cinefiel. Ik vond alles best, heb ik aan Sietse uitgelegd, maar ’s avonds moest er persé naar The Lord of the Rings gekeken worden. Nou, dat vond mijn oudste zoon ook een goed plan, mits hij van de partij mocht zijn natuurlijk.

Rond de klok van elf. Na ruim zeven uur cinematografische hoogtepunten is Frodo de gevangene van Orks en staat het laatste bolwerk van de mensheid op vallen. Het lot van de middenwereld lijkt bezegeld.
‘Het probleem van avonturenfilms,’ orakelt Sietse, ‘is dat je van tevoren weet dat ze goed aflopen. Daardoor is er eigenlijk niets meer spannend aan.’
‘Dank je wel, Sietse,’ zucht ik.

maandag, december 25, 2006

Kerstongemakken

Geachte heer Duitendief,

Tot mijn spijt kan de firma Santa Cosmetics geen enkele verantwoordelijkheid aanvaarden voor hetgeen zich vanmiddag in uw huiskamer heeft afgespeeld.
U beweert dat de door ons geleverde piek niet alleen uw kerstboom heeft doen kantelen, maar ook op een zodanige manier in uw aquarium terecht is gekomen dat uw Japanse vechtvis Pietje uit het water gelanceerd werd en zich vastbeet in de neus van uw echtgenote Betsy, waardoor een bezoek aan de eerstehulpafdeling van het ziekenhuis noodzakelijk werd, alwaar Pietje slechts met chirurgische middelen zover kon worden gebracht dat hij losliet.

Ik kan me voorstellen dat u zich afvraagt wat u nu met vijf stukken Japanse vechtvis aan moet. Wellicht iets voor op het gourmetstel morgen? Serieus, het verlies van een geliefd huisdier is natuurlijk normaalgesproken al een tragedie, laat staan als het op Kerstavond gebeurt. Gecondoleerd dus met Pietje, ook al omdat het inderdaad moeilijk zal zijn om hem te vervangen, al was het maar in financieel opzicht (onder ons gezegd en gezwegen: wie betaalt er nou duizend Euro voor een vis?!).

Eveneens is het vervelend voor uw vrouw (en tevens voor u, want u moet er mee over straat) dat ze een gedeelte van haar reukorgaan zal moeten missen. Mijn advies: drapeert u een bruine deken over haar heen, steekt u wat takjes in het haar, plakt u een rode feestneus over de wond en de vergelijking met Rudolf the red nosed reindeer gaat heel aardig op. Heeft u tenminste toch nog wat kerstsfeer in huis.

Fijne dagen verder!

Arend Staalgaren, account sub executive Santa Cosmetics Nederland BV.

zondag, december 24, 2006

Goeroe Krelis

Kerst, dat is voor stadse frats’n, vindt boer Krelis. Op een boerderij is nooit tijd voor feest. Er is altijd wel wat te doen. Vandaag loopt hij de voren na. Liggen er wel genoeg landmijnen?

Boer Krelis steekt zijn neus in de lucht. Zoals gewoonlijk in deze tijd van het jaar leunt de hemel zwaar op het land. Toch meent hij iets ongewoons te ruiken. Dan hoort hij het: er dansen flarden gezang over de akkers. Boer Krelis beent in de richting van het geluid. Moet hij niet voor de zekerheid even zijn Uzi gaan halen? Nee, wat het ook is, dit kan hij vast met zijn riek af.

Aan de rand van het land staan twee caravans. Op tuinstoelen zitten er vijf moekes voor, in een kring. Ze hebben kettingen om en dragen poncho’s.
‘De meester!’ roept één van de moekes verrukt uit.
De anderen beginnen ook te blèren. Boer Krelis omvat het handvat van zijn riek wat steviger. De moekes staan op en strooien bloemen aan zijn voeten. Ze dansen om heen en zingen vreemde woorden. ‘Krisjna,’ meent hij te verstaan.
‘Wat mot dat?’ vraagt boer Krelis.
‘We hebben over u gelezen,’ lachen de moekes, ‘we werden geraakt en omdat het bijna Kerstavond is, zijn we meteen gekomen. Vanaf nu zijn we uw volgelingen! Chill, hè?’
‘Krek,’ zegt boer Krelis, ‘waterkoud. Maar wat ruik ik toch?’
‘Hier, neem een hijs.’
Er wordt een torpedovormige sigaret voor zijn neus gehouden.
‘Teg’n een sigaartje ze’k nooit nee,’ mompelt boer Krelis en neemt een diepe trek. Intussen dansen en zingen de moekes maar door. Om hem heen, steeds sneller. Het is een sluierdans, snapt hij nu. Hij wordt een soort van symbolisch ingewikkeld met eerbied of zoiets. Boer Krelis snapt ineens veel meer, bijvoorbeeld dat de scherpe punten van zijn riek opengevouwen kunnen worden, als je er diep over nadenkt. Gelukkig schieten hem net op tijd ook andere dingen te binnen die je met de punten van een riek kunt doen.
‘Mott’n ze me maar niet duizelig mak’n,’ mompelt boer Krelis.

Terwijl het zingen overgaat in schrille gillen, komt boer Krelis erachter dat hij, vanwege de afstand tussen de punten van de riek gemiddeld drie keer moet toesteken wil zo’n moeke echt dood zijn. Als ze alle vijf liggen te dampen op het land, veegt hij vergenoegd de bloedspetters en het zweet van zijn gezicht.
‘En in de mens'n een welbehag’n,’ prevelt boer Krelis.

zaterdag, december 23, 2006

Luchthandel

‘Vandaag, dames en heren, hebben we onze tijdmachine ingesteld op het jaar 1586. We leggen verbinding met een heuse marskramer, Jorien Fingerflug. Applaudiseert u alstublieft niet, want daar zou hij van kunnen schrikken. Meneer Fingerflug, wat doet u zoal om de kost te verdienen?’
‘Wel, ik trek rond ende bied her en der mijn waren aan.’
‘Heeft u een vaste route of gaat u uw neus achterna?’
‘Nou, meestal kan ik me, als ik ergens iets verkocht heb, er daarna niet meer vertonen.’
‘Hoe dat zo?’
‘Het is een kwestie van vraag ende aanbod. De mensen willen graag wonderen. Ik verkoop ze de middelen. Helende zalfjes, drankjes die alle kwalen genezen, dat soort dingen. Tenminste, dat geloven ze, lang genoeg voor mij om de hielen weer te kunnen lichten.’
‘Juist ja. En wat gaat er met de Kerst nu het hardst over de toonbank?’
‘Dat gelooft u toch niet.’
‘Haha! Ik kan u verzekeren, meneer Fingerflug, dat wij anno 2006 heel wat gewend zijn. Dus vertelt u het me maar, wat is de verkoophit van Kerst 1586?’
‘Water.’
‘Water?’
‘Inderdaad. Er zit weliswaar een luchtje aan, maar het blijft water. Zal ik u mijn geheime recept verklappen?’
‘Nou, primeurs hebben we natuurlijk altijd graag!’
‘Men neme wat rivierwater. Gooi er een dode muskusrat, wat druppels bier, wilde kruiden ende bloemblaadjes in ende laat het een paar weken staan. Daarna zeven ende koken tot een heldere vloeistof overblijft. Het kost helemaal niets om te maken, maar de klanten betalen grif een heel weekloon voor zo’n pietepeuterig flesje.’
‘Weet u, meneer Fingerflug, dat is vandaag de dag nog precies zo. Alleen hebben de mensen die erin handelen tegenwoordig een, eh, iets andere status dan u.’
‘Wat wilt u daarmee insinueren?’
‘Helemaal niets, meneer Fingerflug. Altijd en overal zullen mensen voor lucht betalen, al helemaal rond de kerstdagen.’
‘Dus is het goed wat ik aan het doen ben, kom ik dan toch niet in de hel?’
‘Ach, als een product zoveel eeuwen doorstaat kan het toch niet slecht zijn? U kunt dus gerust doorgaan met uw bedrog. En anders is het gewoon veel drukker in de hel dan u en ik al dachten.’
‘Ik begrijp het. Weet u wat, ik ga op muskusrattenjacht, want ik zie ineens wat me te doen staat. Maar mag ik eerst nog even de groeten doen?’

vrijdag, december 22, 2006

Kerststress

Zoals gewoonlijk voor de gnurftdagen was het een drukte van belang op de planeet Dwork. Iedereen in de melkweg wist dat je nergens betere gnurftbomen kreeg. De dworken waren zich dat helaas ook bewust. Tegenwoordig moest je er al betalen als je in een baan om de planeet parkeerde. Voor je dan eindelijk aan de beurt kwam, moest je verplicht inloggen in het systeem. En dan kwamen ze, de multimediale boodschappen:

‘Wilt u dit jaar echt opvallen met uw boom? Kom dan naar Kruton, de planeet waar het versieren is uitgevonden.’
‘Wat is een gnurftboom die stinkt? Uw buren zullen er schande van spreken. Geef uw boom een kans dit jaar. Geef uw boom een geur. Space naar Lufton, de planeet met een luchtje.’

Zo ging het maar door. Uiteindelijk mocht je echter je boom gaan uitzoeken. Dat was nog een heel gedoe. Formaat en mate van begroeiing waren afhankelijk van de grootte van de bagageruimte in je spacer. Er waren er ook die een soort bagagedrager op het dak gebruikten, maar dat ging bij terugkeer in de dampkring zelden goed. Dan was er de administratie nog. In zevenvoud kreeg je een contract voor de kiezen, dat er in het kort op neerkwam dat de nieuwe eigenaar van de gnurftboom zo ongeveer alles kon verwachten inclusief een interstellaire oorlog. Wat er ook gebeurde, de dworken hadden het niet gedaan. Hier tekenen, alstublieft.

Kortom, opstijgen van de planeet Dwork leek ieder agar weer een bevrijding. Je had de drukte van de Gnurft doorstaan. Meer nog, je had een boom gescoord, je telde mee. Maar dan begon het gelazerstraal pas echt. Sommige planeten hadden je navigatiecomputer gehackt, ondanks alle voorzorgsmaatregelen. Automatisch ging het nu naar oorden waar er wat te verdienen viel met de Gnurft. Er was één manier om dat te voorkomen: de computer moest handmatig gereset. Dat hield echter het risico in dat alle geheugen gewist werd.

Dus ben ik hopeloos verdwaald en zweef ik hier nu, boven een blauwe planeer die me vaag bekend voorkomt. Mag ik landen? Voor het geval hier iets te verdienen valt: ik heb een hele mooie boom.

Kerstmis in zee

Waarschijnlijk begon het gedonder bij de schaaldieren. Ze hadden er de buik van vol om te eindigen als éénhapscracker. Al snel kwamen ook de zeepaardjes in opstand, omdat van hun jongen doorgaans niet meer dan een tiende deel volwassen werd. De rest van het kroost sneuvelde tussen krachtige kaken van vissen die op hun beurt ten prooi vielen aan nog krachtiger kaken. Het kon zo niet doorgaan, vonden ook de vissen. Toen zelfs de zeeanemonen zich aansloten, was er geen houden meer aan. Er ging een schokgolf door de zee. Alles wat leefde weigerde nog langer voedsel te zijn. De haaien vonden tot de tanden bewapende sardientjes op hun weg en zelfs de walvissen, die van plankton zoals bekend wel pap lustten, moesten op een wrakhoutje bijten.

Met tolerantie beleg je geen boterham. Al gauw zwommen de oceaanbewoners met rammelende magen rond. Er moest iets gebeuren. Anders zou alle leven in de zee uitsterven. Op initiatief van de doktersvissen werd in een trog een conferentie belegd, waarop de kwestie voor eens en voor altijd zou worden opgelost.

Nu ze niet meer onderaan de voedselketen zaten, hadden de garnalen ineens het hoogste woord. Een zeekoe, bepleitten ze, heette niet voor niets zo. Een hek eromheen, wat zeewier om van te grazen en er zou genoeg vlees zijn voor iedereen. ‘Zo doen de mensen het toch ook?’ Uiteraard kwamen de zeekoeien in het geweer. ‘We zijn heus niet zo dom als we eruit zien,’ zeiden ze, ‘we lusten jullie garnalen als voorafje, rauw, nou ja, misschien met wat whiskysaus dan.’ De barracuda’s zagen wel wat in gaarkeukens die gratis schildpadsoep zouden verstrekken. De soepschildpadden lieten zich niet kisten en suggereerden een McSwim. ‘Een happy meal,’ lispelden ze, ‘zo’n barracudaburger.’

De amendementen vlogen heen en weer, er werden kongsies gesmeed, tussen zeekomkommers en orka’s, tussen zeeëgels en sponzen. Niets hielp. De bewoners van de zee konden het niet eens worden en maakten elkaar uit voor rotte vis.
In het tumult zagen de domineevissen hun kans schoon. Met zwaaiende wijsvinnen preekten ze hel en verdoemenis en verordonneerden ze vangstquota en andere geboden en verboden.

Er volgden kabeljauwse twisten, maar uiteindelijk won de honger het pleit. Al gauw was het in de oceanen alsof het nooit Kerstmis was geweest. Of was het er juist altijd Kerstmis? In ieder geval beschouwden de zeedieren elkaar weer als smakelijke gang in een oneindig feestmaal.

donderdag, december 21, 2006

Het best bewaarde geheim van het Binnenhof

Er was eens een kabouter met een grote lul. Van heinde en verre kwamen de andere kabouters om het wonder van dichtbij te aanschouwen. Voor een paar beukennootjes extra mocht er aangeraakt worden, waarna zich soms een nog groter wonder voltrok.

Beukennootjes moeten rollen. De kabouter met de grote lul kon zich alle luxe permitteren die er in de kabouterwereld te koop was: een schommelstoel, een olielampje, de dertiendelige encyclopedie over alle hedendaagse facetten van het leven in dwergstaat en een kruiwagen, waarin hij zijn eveneens enorme ballen kon vervoeren als hij een luchtje ging scheppen.

Buiten was alles groot en leek zelfs hij normaal. Toch vroeg de kabouter met de grote lul zich soms af waarom hij anders was. Had de opperkabouter inderdaad een fout gemaakt en per ongeluk een keer mensengenen uitgedeeld, zoals er onder de andere kabouters gefluisterd werd?
Ook na dertien delen over het leven in dwergstaat kwam de kabouter met de grote lul er niet uit. Hij besloot de louterkabouter te raadplegen. Die hield hem een spiegel voor en vroeg hem wat hij zag.
‘Een kabouter met een grote lul.’
‘Precies. Je zult het ermee moeten doen. Loop er maar eens een tijdje achteraan, zou ik zo zeggen.’
‘Dat doe ik altijd al,’ dacht de kabouter met de grote lul.

Toen ging hij bij de aurakabouter op bezoek. Zij voelde iets zwarts en zei dat hij één moest zien te worden met het kabouteruniversum.
‘Hoe dan?’ vroeg de kabouter met de grote lul.
Nou, tralala en hij moest zijn hart volgen, zeg maar.

Nog diezelfde dag maakte hij een afspraak bij de houwkabouter. Na de operatie was hij een kabouter zonder grote lul en leefde hij nog lang en gelukkig.

Nu wilt u waarschijnlijk weten wat er met die lul gebeurd is? Dat zal ik u vertellen. Die hebben ze schoenen en een pak aangetrokken, een stropdas voorgedaan en er een minister-president van gemaakt.

dinsdag, december 19, 2006

Intussen in de back-office

Hoofddorp, 19 december 2006,

Geachte heer Vetklep,

Tot onze spijt is het niet mogelijk om het door u aangeschafte exemplaar van ons model ‘Trudie’ te ruilen, omdat ze, gezien de overvloedige hoeveelheid DNA-materiaal die we op en vooral in haar aantroffen, duidelijk in gebruikte staat verkeert en wij conform onze algemene garantiebepalingen geen enkele verantwoordelijkheid voor het product kunnen aanvaarden.

Toch wil ik graag ingaan op uw klacht als zou ons model Trudie niet levensecht zijn, in de zin dat ze, om u te citeren, ‘koud’ aanvoelt. In de gebruiksaanwijzing staat heel duidelijk te lezen dat we adviseren om haar voor gebruik eerst op kamertemperatuur te brengen. Wat er niet bij staat, maar wat ik u als trouwe klant wel wil toevertrouwen, is de volgende truc: men neme een washandje, bevochtigt het licht en plaatst het dan in de magnetron. Een minuutje op vol vermogen, het washandje oprollen rond een ijsstokje (of een gebakvorkje), het geheel kort voor gebruik inbrengen, heet is Trudie en klaar is Kees.

Dan uw opmerking dat Trudies venusheuvel niet stoppelig genoeg is. Mag ik u eraan herinneren dat u expliciet een kaal poesje heeft besteld? Desnoods kunt u zelf aan de slag met wat Velpon en baardstoppels. Trudie in dat geval wel een etmaal laten drogen, hoor!

Tenslotte uw ‘belangrijkste’ bezwaar: het gaatje in Trudie, waardoor ze telkens veel te snel leegloopt en u, om opnieuw te citeren, ‘ligt te worstelen met een stel aan elkaar geplakte roze vuilniszakken.’
Maar meneer Vetklep toch! Heeft u wel eens van een bandenplaksetje gehoord? En er dan gewoon een tatoe overheen tekenen. Sterker nog, een simpele pleister volstaat. Alsof dat zo’n gek gezicht is tegenwoordig. Automutulatie schijnt helemaal in te zijn bij de jongedames vandaag de dag.

Kortom, hierbij uw ‘Trudie’ retour. Ik wens u nog veel plezier met haar.

Hoogachtend,

Ted Retteketet, hoofd klachtenbehandeling, Plastic Heaven Nederland.

'Zo, die is eruit'

Boer Krelis loopt met zijn nieuwe bazooka over het land. Her en der liggen hoopjes wetenschappers, die nu toch wat beginnen te ruiken. Misschien moet hij ze alsnog begraven. Boer Krelis zucht. Op een boerderij is altijd wel wat te doen, van het krieken van de dag tot na zonsondergang, zeven dagen per week. Nooit is het voor hem eens zoals in de reclame op tv.

Het eerst hoort boer Krelis het geluid: het brommen als van een dikke strontvlieg. Dan ziet hij de stofwolk. Er nadert iets en snel ook. Hij legt de bazooka op zijn schouder en mikt. Zijn rechterwijsvinger streelt de trekker. Zal hij? Nee, denkt hij, nog niet. Wel laat hij een scheet.
‘Zo,’ mompelt boer Krelis, ‘die is eruit.’

Het iets blijkt een bont gekleurd bestelwagentje. Als het tot stilstand is gekomen springen er drie wichten met ontblote navels uit. Voor boer Krelis ‘wat mot dat?’ kan vragen doen ze een dansje en zingen ze erbij.
‘Cool, vet, cool, vet, Propjevol is je van het!’
Jammer dat ik mijn Uzi niet heb meegenomen, denkt boer Krelis, maar of hij wil of niet, hij moet naar de blote buiken kijken. Eén van de wichten drukt hem een zakje in de handen.
‘Dit is voor jou!’ ratelt ze. ‘Propjevol zit boordevol meervoudig onverzadigbare vetzuren. En er zit xylitol in, aanbevolen door toptandartsen. Ideaal als tussendoortje, maar ook als snack en lunchvervanger. Gegarandeerd word je er niet dikker van. En dat is nog niet alles, dude. Ga met de wikkel naar een postkantoor en je kunt gratis een ringtone afhalen!’
‘Wat mo’k met een ringtone?’ vraagt boer Krelis, ‘ik wil champagne drink’n uit uw navels.’
‘Ja, duh!’ haalt het wicht de neus op en draait zich al naar de anderen om. ‘Kom op, broads, we gaan even verderop kijken. Deze leeft nog in het stenen tijdperk.’
‘Sten’n?’ vraagt boer Krelis zich hardop af. Daarmee is de ellende immers begonnen, herinnert hij zich, onder zijn akkers.

Het dichtslaan van de autoportieren klinkt als geweerschoten. Ineens is boer Krelis zich weer van het gewicht van de bazooka bewust. Volgens de gebruiksaanwijzing is het wapen doeltreffend tot op 200 meter. Boer Krelis neemt de proef op de som en drukt af op het moment dat het bestelwagentje precies in het vizier past. Wat volgt is een steekvlam en het geluid van een reuzenscheet.
‘Zo,’ mompelt boer Krelis, ‘die is eruit.’

zondag, december 17, 2006

Samenvroegen

Sietse, mijn zoon van acht vindt het geen goed idee om voor de tweede keer in successie op zaterdag naar de bioscoop te gaan.
‘Maar het regent,’ zeg ik, ‘wat wil je dan doen, de hele dag binnen hangen?’
‘De biblioscoop is ook binnen,’ vindt Bart, mijn zoon van vier.
‘Naar de film gaan moet bijzonder blijven,’ doet Sietse er een schepje bovenop.
Daar is weinig tegen in te brengen. In plaats van Flushed away stelt Sietse voor om een rondje langs de speelgoedwinkel te maken. Hij heeft vorige week goed opgelet, zo blijkt.
‘Vijftien Euro kosten de filmkaartjes, hè? Mogen we dan zoveel uitgeven?’
Hij richt zijn alsjeblieft-blik op me en er danst een lachje om zijn lippen, alsof hij iets weet wat ik nog niet weet, namelijk dat hij zijn zin gaat krijgen.
‘Vooruit,’ grijns ik, ‘maar niet meer dan vijftien Euro.’
Sietse en Bart doen een high five.

Eerst maken we V&D onveilig. Boven, tussen het beddengoed, waar het geen kwaad kan, doen we tikkertje tussen de schappen. We vergeten dat we op een missie zijn tot een vrouwelijk personeelslid me vermanend aankijkt.
‘Oké mannen,’ zeg ik, ‘op naar Intertoys!’

Daar is de keuze snel bepaald: twee B-Damans, een soort robots waarmee je knikkers kunt afvuren, samen € 15,96. Sietse legt zelf 1 Euro bij. Gek, denk ik, op mijn slagzij makende zolderetage hebben we al een heel nest van die dingen. Toch is Bart zo blij dat hij de buit op de terugweg aan willekeurige passanten laat zien. Tussendoor wordt er met Sietse onderhandeld. Als ik het goed begrijp, gaan er armen en voeten over en weer.

Thuis zetten we de B-Damans in elkaar, maar zodra ze af zijn worden er inderdaad ledematen en accessoires van eerdere exemplaren afgehaald en geruild. Sietse legt me uit dat het zo hoort, om de vuurkracht en de trefzekerheid van de robots te vergroten. Barts B-Daman heeft nu grijze voeten en gele armen.
‘Mooi hè?’ zegt hij, ‘zelf samengevroegd.’

Na afloop ben je altijd wijzer

‘Nou kijk. Je bent weken geblesseerd geweest. Dan, in de 88-ste minuut van een Europacup-wedstrijd, als je het helemaal niet meer verwacht, mag je ineens de wei weer in. Een tactische wissel, want er moet tijd gerekt worden. Tja, dan wil je dus juist opvallen.’
‘Opvallen?! Wat jij hebt gedaan, kan de club op een jarenlange schorsing komen te staan!’
‘Nou kijk. Je hebt natuurlijk een werelddoelpunt in gedachten, na een weergaloze aanname, maar in de praktijk mag je in de laatste minuten van een wedstrijd die toch al beslist is, blij zijn als je de bal een keer mag aanraken. Als Seedorf penalty’s blijft missen, kun je ook concluderen dat de goal gewoon te klein is. Met andere woorden, je moet de situatie naar je hand zetten, je gaat de actie opzoeken.’
‘De actie opzoeken?! Bij je eerste actie was de bal nergens te bekennen!’
‘Nou kijk. Je wilt dus van punt A naar punt B. Soms staat er iemand hinderlijk in de weg. Daar loop je dan dus dwars doorheen. Dat er inwendige bloedingen van komen, is natuurlijk nooit je bedoeling geweest. Of die gele kaart terecht was? Nou kijk. Het was je eerste actie. Zo’n scheidsrechter had je natuurlijk ook het voordeel van de twijfel kunnen geven.’
‘Dan gaat het spel verder met een vrije trap voor Racing Mulhouse. Jij loopt echter linea recta naar één van de assistent-scheidsrechters en geeft hem een kopstoot.’
‘Nou kijk. Hun gingen de bal dus echt niet meer afgeven. Wat doe je dan als je gretig bent? Je gooit je energie eruit, maakt niet uit hoe.’
‘De scheidsrechter komt erbij. Hij geeft je rood en dan ga je definitief door het lint. Wat gebeurde er?’
‘Nou kijk. Op een gegeven moment flitst alle ellende van de afgelopen maanden door je heen. En dan word je boos, zo boos dat die man doormidden moet.’
‘En dat is dan ook precies wat er gebeurd is. Je hebt de scheidsrechter met een schitterende kapbeweging letterlijk in tweeën geschopt. Als ik het goed begrijp is er al interesse betoond vanuit Japanse karateclubs?’
‘Nou kijk. Hun in het oosten hebben nog waardering voor dingen waarop je landgenoten neerkijken. Dus laat je samen met je zaakwaarnemer alle opties open natuurlijk. Je neemt het voor lief dat de media erop los speculeren. Het is een spelletje, het hoort erbij. Je bent prof of je bent het niet.’
‘Dank je wel, Jeffry Scheermes, voor dit interview. Terug naar Albert Aalglat in de studio in Hilversum.’

zaterdag, december 16, 2006

Door het oog van de naald

Woensdag 4 september 1985, Joop Zoetemelk is die zondag wereldkampioen geworden. Mijn dagen slijt ik als manusje-van-alles in het hotel van een vriend in de Vogezen. ’s Avonds heb ik een relatie met drie Françaises tegelijk, wat heel ingewikkeld is. Daarom zit ik nog het liefste op de fiets. Ik beklim alle bergen in de wijde omgeving. Fietscomputers bestaan nog niet. Om mijn snelheid te berekenen moet ik het hebben van de kilometerpaaltjes langs de weg en mijn horloge. Klimmen gaat me goed af. Ik ben licht en heb enkels waarvan Mart Smeets lyrisch zou worden, zo dun zijn ze. Daar staat tegenover dat ik het op een Batavus Champion moet doen, weliswaar met racestuur, maar voor de rest meer een pakezel.

Er doemen skiliften op naast de weg. Het wordt kouder. Voor het eerst in 17 kilometer gaat het een stukje bergaf en doet het geen pijn. Ik kan weer nadenken en schud de bovenbenen los. Nog even en ik ben bovenop de Ballon d’Alsace, alwaar de traditionele hoestbui zal plaatsvinden, gevolgd door het al even traditionele sjekkie.

Ik trap de peuk uit en stop een krant onder mijn sweatshirt. Tijd voor de kers op de slagroomtaart: de afdaling. In de Tour halen de renners 100 per uur. Daar moet ik bij in de buurt kunnen komen.

De eerste kilometer wordt verpest door een haarspeldbocht. Ik klok een gemiddelde van 60. Er volgt een lang recht stuk, steil naar beneden. Nu! denk ik. Het wegdek golft. Af en toe komen de wielen los. Ik verplaats mijn gewicht zoveel mogelijk naar voren. Jezus, wat gaat dit hard. Alsof ze stilstaan haal ik twee auto’s in.

Er nadert een bocht. Ik tip de rem aan. Achter, voorzichtig, want als ik nu de balans verstoor, smak ik tegen het asfalt. Er gebeurt niets. Ik knijp wat harder en gebruik nu ook de voorrem. Hele flarden van de remblokjes zie ik loslaten. Shit, op deze snelheid is de Batavus Champion gewoon niet berekend. De bocht is naar links, blind en komt snel dichterbij. In een fractie van een seconde overzie ik de opties: rechtdoor het ravijn in of in de binnenbocht misschien frontaal op een tegenligger klappen. Ik waag de gok. Mijn linkerschouder scheert rakelings langs een rotspartij als ik de bocht vol instuur.

Alles bestaat uit strepen, maar mijn hart, mijn adem, de haartjes op mijn onderarmen, de tijd, ze stokken. Hoor ik daar een auto aankomen? Ik moet de ideale lijn houden, anders vlieg ik uit de bocht. Mijn vingers doen pijn, zo vast hebben ze het stuur beet.

En het is al voorbij. De weg voor me is leeg gebleven. Phew. Ik ben zo opgelucht dat ik helemaal vergeet om bij het volgende kilometerpaaltje op mijn horloge te kijken. Verdorie. Kan ik weer opnieuw beginnen. Ik kruip diep in de beugels.

donderdag, december 14, 2006

Boer zoekt geen vrouw

Wat zull’n we nou belev’n, denkt boer Krelis. Er komt een blond wicht de deel op gelopen, in haar kielzog een cameraploeg. Er worden felle lampen op hem gericht en er hangt ineens een grote wattenstaaf aan het plafond.
‘Hallo Krrrelis!’ blaat het wicht. ‘Ik heb een verrrassing voor je!’
‘Dat kun je wel zegg’n,’ mompelt boer Krelis. Zijn rechterwijsvinger kromt zich reeds.
‘Jahaaa, Krrrelis, ik ben hier om je geheimste wens te vervullen. Alleen is maar alleen. Toch? Dus, Krrrelis, heb ik iemand voor je meegebracht. Of eigenlijk drie iemanden. Drie heel bijzondere vrouwen, die ieder voor zich maar één ding willen: van deze boerderij een liefdesnestje maken en jou, lieve Krrrelis, gelukkig maken…’
‘Dat benne twee ding’n,’ merkt boer Krelis op.
Niet twee, maar drie. Hier zijn ze: Elsejetje, Hillemieke en, voor trouwe kijkers een oude bekende, Waltraut!’

Er komen drie deernes binnen. Ze gaan op hun tenen staan en drukken kussen op de wang van boer Krelis. Hoewel hij vindt dat de deernes naar zeep ruiken, krijgt hij het er warm van.
‘En nu?’ vraagt hij.
Het wicht klapt verrukt in de handen. ‘Nu gaan jullie viertjes leuke dingetjes doen en wij gaan het filmen. Dolletjes!’
Boer Krelis heeft zoiets wel eens op Internet gezien. Naakte mannen en vrouwen, als palingen in elkaar verstrengeld.
‘Leuke ding’n?’ vraagt hij voor de zekerheid.
Het wicht knikt enthousiast en boer Krelis knoopt zijn broek open. Eens wat anders dan een varken, denkt hij.
‘Cut!’ krijst het wicht.
Ja lekker, denkt boer Krelis en grijpt de eerste deerne al tussen de benen. Alledrie zetten het op een gillen.
‘Ophouden!’ schreeuwt het wicht en begint hem op de rug te beuken. Hoort dit er soms bij? vraagt boer Krelis zich af.
‘Dit is de K Rrr Ooo,’ roept het wicht, ‘de publieke omroep, de handen moeten boven de dekens blijven!’
Zulk gelul heeft boer Krelis al lang niet meer gehoord. Hij hijst zijn broek op en beent de deel af. In de opkamer vindt hij de Uzi die hij onlangs via Internet in België besteld heeft.

Boer Krelis hoeft maar één keer te herladen. Als er niemand meer beweegt, lijkt het net alsof hij de boel opnieuw heeft laten inrichten.
‘Mooi stippeltjesbehang,’ mompelt hij.

Contactadvertentie

Het valt niet mee om als begeerde vrijgezel door het leven te gaan. In de Jumbo kan ik mijn boodschappenmand niet even onbeheerd achterlaten, of ik vind er wel weer een pak Lavazza in, voorzien van een adres met hartjes. Soms kom ik thuis en zitten er drie van die gele plakpriefjes met 06-nummers op mijn jas, wederom rijkelijk met hartjes versierd. Kijk ik in mijn brievenbus, zit die vol met mailtjes van de dames van de afgelopen weken. Gisteren is er een record verbroken: er kwamen 27 sms-jes binnen, telkens voorzien van 3 x-jes. Ik vind bijna geen tijd meer om te bloggen, want vooral de planning is een bitch. Sommige dames denken dat ze me voor zichzelf hebben. Die zijn nog het lastigste. Als je dan al wat afspreekt, bestaat altijd het risico van een terloopse ontmoeting met één van de anderen. Afgelopen zondagavond gebeurde dat. Middenop het Munsterplein gingen Sonja en Tanja elkaar krijsend te lijf. Na afloop hebben we het met een triootje afgezoend, maar geef toe, het had ook slechter kunnen aflopen.

Alle gekheid op een stokje. Het ziet er zo langzamerhand naar uit dat ik mijn droom van een harem zal moeten opgeven. Ik zou me zelfs tevreden stellen met één vrouw, de ideale om precies te zijn, die ene waarop ik mijn hele leven al wacht. Maar waar is ze?

Eergisteren nog dacht ik dat haar zag. We staken beiden in tegenovergestelde richting de straat over en ze sloeg haar bruine ogen naar me op. In een flits werd ik erin gezogen en voelde ik me thuis. Maar het was al te laat, want ik was met mijn gedachten bij het verkeer en de gemene windstoten. Ik was zelfs zo stom om niet eens over de schouder te kijken. Pas in de Jumbo bedacht ik me wat een wonder oogcontact eigenlijk is.

Was ze een plaatje op een dating site geweest, had ik haar zo kunnen aanklikken. Ik had haar een grappig briefje kunnen schrijven en dan had ze vast wel gereageerd. Maar de virtuele klik garandeert geen klik in het echt, heb ik door schade en schande geleerd. Bovendien gaat de balts op Internet verkeerd om: je hoort elkaar pas te leren kennen nadat Cupido raak heeft geschoten. Er zit niets anders op dan het toeval te vertrouwen.

Zucht. Waar ben je nou?

woensdag, december 13, 2006

Boer Krelis en het Grote Geheel

’s Anderendaags krijgt boer Krelis bezoek van een maatschappelijk werker.
‘Mag ik gaan zitten?’ giechelt ze, terwijl ze een paar paperassen beschermend voor haar bovenlichaam houdt.
Boer Krelis veegt de bloederige kipresten met een mouw van tafel en bromt dat ze moet doen alsof ze thuis is. ‘Iets drink’n?’
‘U heeft zeker geen Senseo, hihi?’
Daar heeft boer Krelis nog nooit van gehoord. Zijn rechterwijsvinger begint al te jeuken. ‘Wat mot u eigenlijk hier?’ vraagt hij en laat een boer.
‘Hihi,’ antwoordt ze, ‘u heeft nu, even kijken, 27 wetenschappers omgebracht. Aan de universiteiten beginnen tekorten te ontstaan. Dit kan niet zo doorgaan, meneer Krelis.’
‘Mott’n ze maar niet zo dom lull’n.’
‘Hihi. Dom, zei u? Die wetenschappers kunnen er ook niets aan doen. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Zo heeft ieder zijn plaats in de samenleving. U ook, meneer Krelis, want u is een boer.’
‘Krek.’
‘Hihi, zo heb je ook onderwijzers, dokters, minister-presidenten…’
‘En mol’naars!’ vult boer Krelis trots aan.
‘Ook ja, hihi, heel goed.’
‘En schippers!’
‘Juist ja, hihi. Maar waar het om gaat…'
‘En vrachtwag’nchauffeurs! En koei’nslachters! En stadse frats’n!’
‘Stopt u nu maar, hihi. Waar het om gaat is dat het allen mensen zijn, die ook maar doen wat ze voor hun gevoel moeten doen. En weet u wat nou het rare is? Opgeteld krijg je dan dingen waar niemand meer wat aan kan veranderen.’
‘Hoezo niet?’
‘Hihi. Omdat het zinloos is, meneer Krelis, net zo zinloos als het ombrengen van wetenschappers. Het grote geheel verander je er niet mee.’
‘Wat mot ik daar nou mee? Ik heb sten’n onder mijn akkers. Da’s verduveld genoeg.’
‘Begrijp ik, hihi. Zullen we afspreken dat u het gewoon een weekje probeert?’
‘We sprek’n helemaal niets af,’ zegt boer Krelis, pakt zijn geweer en schiet de maatschappelijk werker een kogel door het hoofd. Na een laatste ‘hi’ is ze dood voor ze de grond raakt. De paperassen waaieren over haar uit. Boer Krelis laat het maar zo. Vanwege de aanblik van het geheel.

Hekel aan gelul

Boer Krelis zit er maar mooi mee. Heeft hij eindelijk zijn vergunningen rond, wordt er een zeldzame mollensoort aangetroffen onder zijn velden. De beesten hebben een helm ontwikkeld, zodat ze nooit meer de kop stoten tijdens hun dagelijkse bestaan. Dat zegt iets over de kwaliteit van de akkers van boer Krelis of liever, over het gebrek daaraan, want het wemelt ondergronds kennelijk zo van de stenen dat de evolutie heeft ingegrepen. Om er echt iets van te maken had hij de aarde misschien een meter diep moeten afgraven. Maar dat mocht dan weer niet. Alsof hij er trouwens het geld voor had gehad. Nee, het heeft boer Krelis van meet af aan niet mee gezeten. En dat terwijl hij zo’n hekel heeft aan gelul.

Tot overmaat van ramp die mollen nog. Voor de duur van het onderzoek mag er niet gerooid of geploegd worden. Uit verveling keelt boer Krelis een paar kippen en maakt er soep van. Na een dag houdt hij het niet meer en gaat hij toch maar eens bij de wetenschappers kijken.

Ze zijn in eendere donkergroene overalls gehuld en ze zitten op de knieën met pincetjes in de aarde te wroeten.
‘Hallo,’ zegt boer Krelis, ‘ik ben de eigenaar van het land. Mag ik vragen wat u aan het doen bent?’
‘We verzamelen monsters,’ wordt er geantwoord.
Monsters?’ vraagt hij. ‘Die zitten hier niet. Monsters komen alleen in sprookjes voor. Als ze al zouden bestaan, heeft u toch echt groter gereedschap nodig. Volgens mij moet u die mollen hebben.’
Eén van de wetenschappers gaat rechtop zitten. Er zit geen ons spek aan en hij heeft een uilenbrilletje op.
‘Een mol, meneer, is ook een muziekterm. Hetzelfde is mutatis mutandis het geval bij het woord monster, dat tevens meerdere betekenissen heeft. Het ligt er maar net aan in welke context we ons bevinden wilt u me al dan niet verkeerd begrijpen.’

Dat is nu precies het soort gelul waaraan boer Krelis een hekel heeft. Hij haalt een geweer en schiet de wetenschappers hartstikke dood. Zo, denkt hij, geef ze de tijd en ze ontwikkelen vast vanzelf een kogelvrij vest.

dinsdag, december 12, 2006

Casablanca

Hopelijk zit u goed, want ik ga u deelgenoot maken van één van de verschrikkelijkste geheimen uit de geschiedenis.

Casablanca, 24 januari 1943. De Tweede Wereldoorlog is in volle gang en na de overwinningen in Stalingrad en bij El Alamein lijkt het erop dat de Geallieerden aan het langste eind zullen trekken. President Roosevelt van de Verenigde Staten geeft samen met premier Winston Churchill van Groot-Brittannië een persconferentie over de toekomstige koers. Er is, door de afwezigheid van Stalin, niet zo heel veel besloten. Ja, er komt een aanval op ‘de zachte onderbuik van Europa’, maar verder is de conferentie eigenlijk teleurstellend verlopen.

Dan gebeurt het: hoewel er in het officiële communiqué met geen woord sprake van is, vertelt Roosevelt in een bijzin dat Duitsland, Italië en Japan zich onvoorwaardelijk dienen over te geven. Churchill geeft geen krimp, maar het nieuws gaat al als een razend vuurtje de wereld over. In feite is zojuist een vrijbrief getekend om Hitler & co met alle middelen op de knieën te dwingen. Met andere woorden, de boel gaat plat, want het staat wel vast dat met name Duitsland en Japan zich tot de laatste man zullen verdedigen.

Tot zover de headlines. In de achterkamertjes van Casablanca is intussen al veel verder vooruit gekeken. Hoe moet de wereld er na de oorlog uitzien? Vooral Marshall, de chef van de generale staf van de Amerikanen – en ja, inderdaad die van de gelijknamige ‘hulp’, pal na de oorlog - windt er geen doekjes om.
‘De hele wereld moet opnieuw georganiseerd,’ bepleit hij. En dan komt er nog zo’n bijzinnetje, dat de loop van de geschiedenis drastisch zal veranderen: ‘daarbij hoeven de Amerikaanse economische belangen niet te worden vergeten.’
Komt dat even goed uit dat er in 1945 dankzij die onvoorwaardelijke overgave van scratch begonnen kan worden?

Bijna 64 jaar later loopt bijna de hele wereld aan de leiband van Washington, Wall Street hoeft maar te niesen of het Damrak is verkouden, zowel in Tokio als in Roermond kan ik naar meerdere vestigingen van McDonald’s en mijn kinderen zijn al helemaal gewend aan de commercial breaks op Cartoon Network.

maandag, december 11, 2006

Vernulling

Statistieken, ik kan me er helemaal in verliezen. Mijn hersens moeten namelijk altijd wat te doen hebben. Vroeger bijvoorbeeld, en route op de Autoroute, hoefde ik maar een bord met ‘Lyon, 367 km’ te zien of ik rekende al tot op de minuut precies uit hoe lang het met de gemiddelde snelheid die ik tot dan toe had opgebouwd zou duren voor we er waren.

Dankzij Internet is mijn hoofdrekenen danig bestoft geraakt. Ik heb wel iets anders te doen. Dagelijks besteed ik vele minuten met allerlei lijstjes en probeer ik er chocola van te maken. Zo lees ik dat mijn weblog tot nu toe 1.314 bezoekers heeft getrokken. Van hen zijn er 722 twee keer komen kijken, 216 deden dat drie keer en 118 vier keer. Maar dan komt het: de echt trouwe bezoekers, zij die vijf of meer keren langs zijn gesurft, verdwijnen na een tijdje spoorloos. De teller springt althans telkens weer op nul.

Wat gebeurt er met mijn trouwe lezers, is de invloed van lieden zoals Boris Rotoptimov dan toch groter dan ik al vreesde?

Er is maar één conclusie mogelijk: iedereen die het gore lef heeft om mijn weblog meer dan vijf keer aan te klikken, krijgt in het holst van de nacht bezoek van een peloton soldaten. De zondaars worden uit hun huizen gesleurd en op een afgelegen plek gefusilleerd, nadat ze eerst hun eigen graf hebben mogen graven. Alle sporen van hun bestaan worden meedogenloos uitgewist. Niemand heeft het nog in de gaten, want de schaal waarop het gebeurt is klein.

Weest u gewaarschuwd: teveel stukjes van Ep Meijer kunnen vernulling tot gevolg hebben.

zondag, december 10, 2006

Vijandige overname

Het is alsof de stam van Astérix en Obélix besluit om grootaandeelhouder te worden van het Colosseum in Rome. De afgelopen week in het nieuws: Seminole-Indianen hebben de Hard Rock Café’s overgenomen, voor 725 miljoen dollar om precies te zijn.

Op de middelbare school heb ik een scriptie gemaakt over de ondergang van de oorspronkelijke bewoners van Amerika. In de ogen van de kolonisten was de enige goede Indiaan een dode Indiaan. Lang voor iemand van de term ‘genocide’ had gehoord, werden de roodhuiden bij honderdduizenden over de kling gejaagd. Ook ziektes en de verderfelijke effecten van vuurwater eisten een hoge tol. Om een lang verhaal kort te maken, van de Indiaanse cultuur is in de Verenigde Staten vandaag de dag zo goed als niets meer over. Enkele tientallen stammen hebben een reservaat toegewezen gekregen. Bijna altijd gaat het om een nutteloze lap woestijn. Gewoond wordt er in sleetse stacaravans die vol in de meedogenloze zon staan. Overal en altijd ligt er wel ergens een dronken Indiaan zijn roes uit te slapen. Met een beetje geluk is er geld voor een generator en dus voor airco. De enige bron van inkomsten is vaak het aardewerk dat langs de weg aan toeristen verkocht wordt.

In een restaurant in Page werd ik eens bediend door een Navajo-squaw. Na wat koetjes en kalfjes vroeg ik haar of ze niet boos was op de blanke Amerikanen.
‘Je moet in het nu leven,’ antwoordde ze, ‘het is zonde om energie te verspillen aan woede.’
‘Wat bedoel je,’ vroeg ik, ‘if you can’t beat them, join them?’
Nou, zoiets was het wel, gaf ze toe.

Voor haar en alle andere onderdrukte oorspronkelijke bewoners van Amerika: de Seminole-stam, officieel nog steeds in oorlog met Washington, slaat eindelijk terug. Opperhoofd Max Osceola: ‘Onze voorvaders hebben Manhattan voor een paar prullen verkocht. Wij gaan Manhattan weer overnemen, hamburger voor hamburger.’

Go with the flow in Tirol

We schrijven februari 1983. De zoon van onze Tiroolse pensionvrouwe blijkt onder het ontbijt tot de beste junioren van Oostenrijk te hebben behoord, op het onderdeel afdaling.
‘O,’ zegt mijn broer, ‘dan willen wij wel een wedstrijdje met je doen.’
Ik verslik me in een slok koffie. Heinz grijnst breed en zet er een kratje bier op. De Sonnenberg, die middag. Met de laatste lift omhoog en dan wachten tot de piste leeg is. Als we binnen tien tellen van hem beneden zijn, betaalt hij. In alle andere, veel waarschijnlijker scenario’s zijn mijn broer en ik de lul.

Hoewel we de afdaling van de Sonnenberg als onze broekzak kennen, besteden mijn broer en ik de hele dag aan de verkenning. Hoe loopt de ideale lijn, waar zitten de sprongen? Mij baren met name twee zwarte stukken zorgen. Gemene buckels. Volgens mijn broer vliegen we er gewoon over heen. Dat is nu juist het punt.
‘Het is gekkenwerk,’ zeg ik, ‘we zijn die snelheden gewoon niet gewend.’
‘We kunnen dit,’ bezweert mijn broer me, ‘je hoeft alleen maar te stoppen met denken. Go with the flow.’

In de dalen beginnen zich wolken te vormen. Hier en daar kleurt de horizon al zwart. Het is ineens een stuk kouder ook, wanneer de stoeltjeslift de laatste passagier brengt: Heinz. Hij heeft zelfs een aerodynamisch verantwoorde helm op. De rest is in een soort gouden condoom verpakt. Het meest ben ik nog onder de indruk van zijn dijen, waarin die van mij een aantal keren passen. Mijn hart galoppeert in mijn keel.

Mijn broer heeft gelijk gehad: we vliegen inderdaad zo over de stukken buckelpiste heen. Ik vlieg verdomme meer dan ik ski! We maken sprongen van minstens 40 meter. Stoppen met nadenken, denk ik. Stik, de bomen zijn strepen groen die aan weerszijden voorbij razen. Hopelijk klappen mijn bindingen niet open. Als ik nu val, breek ik al mijn botten. Ver voor me zie ik Heinz over de schouder kijken. Het is ongelooflijk maar waar: met minstens 120 per uur steekt mijn broer, pal achter de Oostenrijker skiënd, cool zijn linkerduim op. Heinz kruipt nog dieper in de eihouding.

En hij wint, op 3 luttele seconden gevolgd door mijn broer. Ikzelf kom, na meerdere bijnadoodervaringen, nog eens 11 tellen later naar adem happend beneden aan.
‘Jij hebt talent,’ hijgt Heinz vol ontzag tegen mijn broer.
‘Jezus, man,’ stamel ik, ‘jij die een Oostenrijkse kampioen bijna bij houdt!’
‘Waar bleef je nou?’ glimlacht mijn broer.

vrijdag, december 08, 2006

Bonobo

Mijn vriend Benz stuurde me vanavond een mailtje waarom ik erg moest lachen. De redactie van nederlands.nl had het verhaal ‘Liefde’ geweigerd. ‘Als prozawerk niet helemaal geslaagd,’ aldus de verklaring. Wat een onzin. Qua proza steken Benz’ bijdragen met kop en schouders boven de andere uit. Het ging natuurlijk om de plasscène in het verhaaltje. Typisch. Heb dan tenminste nog het lef om te melden dat plasseks niet kan. Omdat er ook kinderen meelezen, bijvoorbeeld. Maar nee. Vooral het taboe een taboe laten, niets met name noemen. Censureren maar, ter meerdere eer en glorie van het fatsoen. Nou, nederlands.nl, ik heb een vraag voor de redactie.

Waar, denkt u, is het aantal prostituees per hoofd van de bevolking het hoogst in ons land?

Tien tegen één dat u nu met Amsterdam op de proppen komt. Laat me u uit de droom helpen. De concentratie prostituees per hoofd van de bevolking is niet het hoogst in en om de Wallen, maar op de Veluwe, waar de kleine Christelijke partijen in veel gemeenteraden de scepter zwaaien en waar je op zondag in zwart gestoken stoeten mensen traag door uitgestorven straten ziet gaan. Ook Midden-Limburg, een regio met een ferm kloppend CDA-hart, scoort vrij aardig op de schaal van stiekeme stijves. Hoe geloviger des te geiler?

‘Het wordt weer laat op de zaak, schat. Wacht maar niet op mij.’

Laten we er toch eerlijk over zijn: in ieder mens schuilt een bonobo die zich niet laat temmen door regeltjes, huwelijkstrouw en preken over hel en verdoemenis. We zijn apen die kleren hebben aangetrokken. We zijn apen die net doen alsof ze beschaafde, preutse mensen zijn. Alleen achter gesloten deuren hangen we de beest uit. Wat er ook gebeurt, verder houden we de maskerade in stand. De buren mochten eens wat gaan denken.

Maar trek gerust de gordijnen dicht, hoor nederlands.nl.

De Rentree

Loket 1

‘Hallo, ik ben Jezus.’
‘Sofi-nummer graag.’
‘Een wat voor nummer?’
‘Zo staan we hier geregistreerd, meneer.’
‘Maar ik sta niet geregistreerd. Ik ben zojuist uit de hemel neergedaald! Terug, ik ben eindelijk terug! Miljoenen mensen hebben hier dagelijks om gebeden!’
‘Weet u wat u moet doen, meneer? Even langs de dokter gaan.’

Loket 2

‘De zoon van God, zegt u? Kijkt u eens hier. Stel dat u gelijk heeft. Dan gaat het in onze kerk dus zo dat er vijf pastoors onafhankelijk van elkaar tot datzelfde oordeel moeten komen. Die schrijven een brief aan de bisschop en die besluit of de kwestie naar Rome gaat. Daar buigt zich dan een commissie over de kwestie. Indien nodig wordt er vervolgens een gezant afgevaardigd, die de situatie ter plaatse beoordeelt. Hij legt zijn rapport neer bij weer een andere commissie. Als die tot een positief oordeel komt, is de paus nog aan de beurt. Maar dan ben je al gauw een jaar of drie, vier verder. Heeft u dat er allemaal voor over? Och, hij is al weg.’

Loket 3

‘Ja dag, ik ben de Messias. Vandaag ben ik door mijn Vader weer op de aarde neergezet. Hij heeft in al Zijn goedheid de mensheid nog een laatste kans gegeven. Eerlijk gezegd lijkt het er niet erg op dat Zijn vlieger op gaat. Niemand schijnt in me te geloven. Goed, ik ten einde raad naar een Internet-café om mezelf te googlen. 4.080 hits op ‘Messiah’. Viel me toch tegen. Type ‘bathroom’ in en het is al 96 miljoen keer kassa. Ik verloor de hoop echter niet. Al surfend kwam ik bij uw kerkgenootschap terecht. Ik las op uw website dat u nog heiliger van mijn wederkomst overtuigd bent sinds u zich van de Apostolische Rafaël-gemeente heeft afgesplitst. En niet geheel ten onrechte, mag ik wel zeggen, want hier ben ik dan, in levenden lijve, de zoon van God. Zullen we maar aan de slag gaan?’
‘Maar meneer, u heeft een spijkerbroek aan, scheert u zich weg!’

donderdag, december 07, 2006

Het Grote Dit

Hij liep in zichzelf te praten. Dat deed hij wel vaker. Het ging eigenlijk vanzelf. Op weg terug van de longen naar buiten kwam de lucht zijn stembanden tegen.
'Sprotsj! De weersvoorspelling van vandaag: toenemende kans op zwop en razende raap.'
Tegen zwop en raap was geen paraplu bestand. Toeval kon het dus niet zijn dat juist die dag een viervoeter zijn weg kruiste. Niet zomaar een viervoeter. Deze viervoeter wist. Dat kon je aan de ogen zien. Hij knielde neer en haalde het beest aan. Het zag eruit alsof zijn rechterhand aaide. Dat was niet zo. Zijn huid en de vacht wisselden informatie uit. Geheime informatie, over de winkel.

Ze gingen ieder huns weegs. De viervoeter pieste nog even tegen een boom.
‘Ja, ja,’ sprak hij bedachtzaam, ‘het elixer stroomt. Eens zal de aarde zich ontboezemen.’
Hij liep verder en botste met een glanspaal. Een boos oog keek op hem neer. Nog hoger suisde lucht. Een veeg teken. Er was maar weinig ruimte. Iedereen liep over zijn eigen richel. Aan weerszijden gaapte het onweten. Alleen hij besefte dat.

Plotseling stond hij voor een raam. In zijn linkervuist had hij een briefje ontdekt. Dat had zijn vrouw hem gegeven. Nu ja, een vrouw die gedaan had alsof ze hem kende. Er stonden letters op het briefje. ‘100 gr. Cas’rib, 1 p. mag. rgehakt.’ Geen touw aan vast te knopen. Hij verfrommelde het briefje, stopte het in een broekzak. Ergens huilde een baby. Er vloog ook een vliegtuig over, maar dat was machtsvertoon, want ze wilden altijd alles overstemmen. Hij was te laat, zag hij. Er lagen plakjes en mootjes in de vitrine. Het Grote Dit was al achter de rug.

Fragment uit 'Alles Nu'

Geheel in tegenstelling tot mijn gewoonte zet ik de champagnefles zo aan de lippen. Ik hoor uit een glas te drinken. Niet zomaar een glas: een hoog, vliesdun, licht taps toelopend kristallen exemplaar, zodat zowel smaakpapillen als neus optimaal aan hun trekken komen. Mensen die vloeistof, welke dan ook, rechtstreeks uit een fles tot zich nemen, behoren tot een andere soort. Ze missen beschaving, omdat ze niet willen inzien dat je er meer van geniet als je wijn, whisky of cognac uit het juiste glas drinkt. Toch sta ik hier in mijn blote kont, ongeschoren, lurkend aan een dikke flessenhals, naar buiten te staren. Aan mijn voeten staan meest gele Dinky Toys elkaar te verdringen. Voor mij strekt zich Central Park in herfsttooi uit. Rood, bruin en allerlei tinten daartussen. Wolken grazen als reuzenschapen op de horizon. De wereld is zo’n legpuzzel, een triljard en nog wat stukjes.

Als ik me omdraai, wat ik nog niet doe, zal ik een slapende naakte vrouw zien. Zij en ik hebben de tijd teruggedraaid, het nu uitgemolken, ontrafeld en verlengd. Het was een hele heksentoer, maar het is weer ochtend, onbelangrijk van welke dag. Die naakte vrouw, wier vader ik met gemak zou kunnen zijn, weet iets wat ik niet weet. Dat heeft me hier gebracht. Het congres was slechts de aanleiding en is waarschijnlijk door hogere machten in scène gezet opdat ik dit zou meemaken. Dat is natuurlijk niet zo, maar een moment lang ben ik ervan overtuigd, hetgeen precies is wat Nathalie met me heeft gedaan.

Slaap ik, ben ik wakker? Via haar ogen vloei ik in haar over. Mijn lichaam glipt in het hare. We zijn één. Ik zuig haar longen vol, zij de mijne. ‘Alles nu,’ fluister ik met haar stem. Ze knikt met mijn hoofd.

Ik adem een halo tegen het glas. Een vliegtuig doorkruist het beeld diagonaal. Een ander daalt juist. Zo staat er een kruis van condens aan de hemel boven Central Park. Met een wijsvinger trek ik de lijnen na, zodat ik ze heb geschreven.

Stil-te

Hoewel ik me niet ziek voel, moet ik drie weken absolute rust houden. En ik mag geen vlees. Iets met mijn lever, zeggen de doktoren, geelzucht misschien. Negen jaar oud ben ik en de gedachte dat ik dood zou kunnen gaan komt niet eens in me op. Wel doet mijn moeder haar best om opgewekt te doen, terwijl ik kan zien dat ze zich zorgen maakt. Naast mijn bed staan de beschuitjes die ze voor me heeft klaar gemaakt en die ik meestal onaangeroerd laat, want ik heb geen honger nu dat ik niets doe. Naarmate de dag vordert, krullen de plakjes kaas op en worden ze donkerder geel. De thee laat ik vaak ook koud worden. Soms vind ik dat er helemaal niets meer mag bewegen en lig ik doodstil op de rug, terwijl ik met gesloten ogen mijn adem inhoud. Dan blijft alleen het geruis van het bloed in mijn oren nog over.

Mijn ouders zijn werken en mijn zus en broertjes naar school. Ik mag mijn bed niet uit, is me op het hart gedrukt, al helemaal niet als er wordt aangebeld. Op de grond staat een po, voor als ik moet. Het is vreemd, vind ik, dat alles gewoon doorgaat zonder mij op school. Er mag trouwens niemand op bezoek komen, ook mijn zus en broertjes niet, want wat ik heb is misschien besmettelijk. Zelfs als iedereen thuis is, ben ik alleen.

Binnen een week heb ik de complete Arendsoog-serie herlezen en ook alle Kuifjes. Zelfs van Lego heb ik genoeg gekregen. Alles op mijn slaapkamer maakt me moe, zo moe dat ik soms in slaap val. Maar altijd prikt de decemberzon me weer wakker, want de gordijnen moeten open blijven, heb ik besloten.

Meer en meer ga ik op mijn knieën op het voeteneind van het bed zitten, om naar buiten te kijken. De vensterbank voelt koud aan mijn ellebogen en ik moet nog steeds aan het uitzicht wennen. Eerst woonden we op de Veluwe, middenin een bos en nu ineens in Limburg, helemaal in de hoek van een flat op tien hoog. In plaats van bomen zie ik een roestbruin rangeerterrein in bleek tegenlicht. Misschien wel dertig sporen, waarop heel af en toe een diesellocomotief rooksignalen hijgt. Per dag slinkt het aantal kolenwagons. Op de radio heb ik erover gehoord: de Staatsmijnen gaan sluiten. Duizenden mensen raken hun baan kwijt. Dat is misschien waarom iedereen hier zo naar de grond kijkt, heb ik bedacht.

Kwam mijn moeder maar thuis. Ik wil haar vragen hoe het kan dat de tijd in de stilte van mijn slaapkamer zoveel langzamer gaat dan in de klas.

woensdag, december 06, 2006

Het einde van de wereld

‘Dames en heren, het ongelofelijke is gebeurd. Onze speciale verslaggever Kevin Kaal heeft in de woestijn van Afghanistan contact weten te leggen met een buitenaardse beschaving. Kevin, over naar jou.’

‘Ongelooflijk is inderdaad het woord, Sjors. Sergeant Bombrief had zojuist zijn record geëvenaard. 148, zoals je weet de maximale score bij sjoelen. Nou ja, en die middag zijn er ook nog eens vijf Talibanvrouwen weduwe gemaakt. Kortom, er heerste een jubelstemming in het Hollandse kamp. Tja, en toen spleet de aarde dus open en vonden we deze, eh, brief. Ik zal hem voorlezen.

Waarde Gezanten van de Galactische Raad,

Onderstaand mijn bevindingen aangaande de vraag of het raadzaam is om de planeet aarde al in dit stadium te koloniseren. Ik zal het kort houden.
Enkele duizenden dagjars hebben we het gepruts nu moeten gadeslaan. Zo langzamerhand wordt toch wel duidelijk dat het helemaal nergens toe leidt. Ja, tot zelfvernietiging. In theorie lijkt het dan ook een kwestie van geduld voor we de planeet aarde zonder bloedvergieten kunnen opeisen. Nog even en alles gaat er vanzelf dood. Dat is juist het probleem. Als we wachten blijft er niets over om te koloniseren. Derhalve stel ik in deze eerste termijn voor om de verovering van de aarde ten spoedigste te starten.

Hoogachtend,

mq. Zic de Quadsteplonjk (gezagsdrager, gewichtsloos)’

‘Hoe serieus moeten we dit dreigement nemen, Kevin?’

‘Ik ben bang heel serieus, Sjors. Maar gelukkig lonkt er ook een glimpje hoop. Naar verluidt is een volslagen onbekende schrijver in onderhandeling met de Galactische Raad, waarvan in de, eh, brief sprake is. We kunnen er eigenlijk alleen maar het beste van hopen.’

‘Wat je zegt, Kevin. En dan nu het weer. Edwina, wanneer ga je nu eindelijk eens met zwangerschapsverlof, sorry, blijft het zo warm?’

dinsdag, december 05, 2006

Ruilhandel

Hij doet het liever met condoom, hoewel dat minder oplevert. Dat spul in zijn mond. Het blijft kleven aan zijn tanden, zijn gehemelte. Die scherpe nasmaak. Radijsjes proeven zo als je ze hebt doorgeslikt.

Nu heeft hij geluk. De man had zelf een condoom bij zich. Net zoals de vorige Alfarijder. Misschien ligt het aan het merk. Duitse auto's, ze ruiken altijd nieuw van binnen. De geur van alarm. De Mercedesmannen, de BMWmannen, de Audimannen. Ze hebben altijd haast. Schelden als het niet naar hun zin is. ‘Zuigen, godverdomme! Sneller!’ Kijken hem niet aan als het voorbij is. Smijten bankbiljetten aan zijn voeten. Doen de deur niet voor hem open, terwijl zij vooraf de beleefdheid zelve waren. ‘Doe alsof je thuis bent, ha, ha.’ Aardappels in kelen. De motor die aan blijft staan. Airco. Koude wind die tegen zijn slaap waait. Teveel gas als ze wegrijden. Streepjes rubber op het wegdek. Stinkende visitekaartjes.

De routine. Je gaat tegen een lantaarnpaal staan. Leunen. Achteloos. Spijkerbroek. T-shirt. Je trekt een been op. Kijkt alsof je niets ziet, kijkt alsof je droomt. Daar houden ze van. Die lege blik. Niet thuis. Een lichaam. Beschikbaar. Vanzelf stopt een auto. Altijd. Alleen de eerste keer is eng. Wat moet je doen? Hij vertelt het je wel. Of duwt gewoon je gezicht in zijn kruis. Daarna went het. Alles went.

Hij heeft nog jaren op zijn duim gezogen. Lekker. Gewoon lekker. Nu proeft hij plastic. Een grote duim. Het zuigen gaat vanzelf. Uit een ooghoek ziet hij de pook. 1, 2, 3, 4, 5, R. Als hij later groot is, koopt hij een automaat. Een hand op zijn achterhoofd. Niet dwingend. Nog niet. De Alfaman is er bijna. Hij beweegt zijn hoofd over de piemel heen, tuit zijn lippen nog meer. Een siddering. ‘O, God!’ zegt de man. Er wordt aan zijn haren getrokken. Pijn. Kort, gelukkig. Het is voorbij. Snel, heel snel stopt de man zijn piemel in zijn broek. De condoom zit er nog om. De ritssluiting zingt. Hij krijgt een verfrommeld biljet van twintig Euro. ‘Bedankt,’ zegt hij. ‘Jij bedankt,’ zegt de Alfaman zacht en kijkt hem evenmin aan.

Het is genoeg zo. De Alfa verdwijnt met knarsetandende banden. Hij draait zich om, loopt weg, steekt de handen in de zakken. Voelt het geld tussen rechterduim- en wijsvinger. Lacht. Gauw verdiend.

In de speelgoedwinkel loopt hij recht op het rek af. Een schat. Zijn schat. Morgen, op het schoolplein, is hij de koning. ‘Ruilen?’ zal hij voorstellen. Hij zal genieten. Van zijn macht. Omdat er niemand, niemand is die zoveel Yugioh-kaarten heeft als hij.

maandag, december 04, 2006

All you need is love

De Evangelische Omroep zond al een tijdje harde pornofilms uit, toen uitlekte dat er ruzies waren uitgebroken tijdens de wekelijkse ministerraad. Twee staatssecretarissen wilden de minister-president simultaan oraal bevredigen. De vice-premier, ofschoon volop bezig de minister van Justitie anaal te penetreren, meende dat niemand anders dan hij het recht had om het zaad van de premier te slikken. In landsbelang, stelde hij. Den Haag Vandaag raakte niet uitgepraat.

Waar ruzie is, ontstaan regels. Het kabinet ging voortaan nog slechts een uur per dag uit de broek. Om de pikorde te bepalen, werd een formateur aangesteld, die volgens hardnekkige geruchten van de gelegenheid gebruik maakte om het staatshoofd een geheim gebleven aantal malen te beffen.
Groen Links en de SP maakten er een punt van, interpelleerden zich, tussen de gang bangs op het paarse pluche door, een ongeluk. Of de dames en heren politici nog aan iets anders konden denken dan aan de bevrediging van louter lichamelijke behoeften? En hoe zat het trouwens met de maatschappelijke gevolgen van de wiplash? De kleine christelijke partijen bleven zich fanatiek verweren tegen de pogingen van links om de normen en waarden alweer overhoop te gooien. Fractievoorzitter Strengma van de staatskundig gereformeerden kondigde met een dildo tot aan de blindedarm in zijn aars een motie van wantrouwen aan, voor het geval de regering gehoor zou geven aan de subversieve verzoeken om het feest van God te beëindigen. Die motie van wantrouwen kwam er. Hij werd met ruime meerderheid verworpen.

Seks werd onderwerp tijdens CAO-onderhandelingen en mocht nog slechts tijdens koffie- en lunchpauzes. Dominees en pastoors preekten over matiging. In de kranten verschenen ingezonden brieven, die de noodzaak van geld verdienen benadrukten. Op tv werden spotjes vertoond, die duidelijk maakten dat er nog iets anders in het leven was dan je lul of kut achterna lopen. Werken bijvoorbeeld. Zodat iedereen ervan kon profiteren. Met wegen waarop je in de rij mocht staan en wachtlijsten waarop je een nummer was.

Al gauw werden seksloze dagen ingevoerd. Wat later kon je niet neuken voor goede doelen. Er begonnen weer mensen te trouwen. Het was overzichtelijker zo, verklaarden ze stralend voor de camera. Jaloezie was trouwens een mechanisme dat de economische groei ten goede kwam, dus waar lulden we over. De klimaatverandering? Ach, na ons de zondvloed. En met die lage rentestand zou je gek zijn als je niet leende. Toch?

Koopzondag

Het is koopzondag in Roermond. Alsof op afstand bestuurd melden de drommen zich in de binnenstad, weer of geen weer. In de plassen weerspiegelen zich donkere wolken die tomeloos voorbij kolken. Zowel op straat als op de stoep is het moeilijk manoeuvreren. Hoeveel paraplu’s passen er naast elkaar, wanneer er zojuist een auto naast je aan het parkeren is? Onwillekeurig zet je dan wat passen opzij, dus twee, hooguit, maar dan moet je wel de nodige acrobatische toeren uithalen. De storm trekt bijna je arm uit de kom en het skelet van de paraplu wordt danig op de proef gesteld. Van ver weg komt het geluid van een politiesirene aangewaaid. Dichterbij wordt er boos getoeterd, want het parkeren duurt te lang. Het is wel zondag, maar hé, tijd blijft geld. Waarom, denk ik, zijn we vandaag niet allen in bed blijven liggen?

De winkels strooien een regenboog aan kleuren over de natte stoeptegels. Psychedelische sfeerverlichting die er zonder regen niet eens was geweest. Ik word overvallen door het Sinterklaas-gevoel. Ineens ben ik weer een jongetje van acht. Ik zit met mijn moeder in de bus, wat sinds mijn vijfde levensjaar niet meer gebeurd is, lang, lang geleden. Ik druk mijn neus tegen de ruit en zie verlichte etalages, die zich in iedere regendruppel weerspiegelen. We zijn onderweg naar de stad om er Sinterklaas-inkopen te doen. Mij is pas enkele dagen geleden geopenbaard dat mijn werkelijkheid tot dan toe één grote leugen is geweest. Ik ben nog steeds boos. Heb ik me daar voor Jan Lul tegen mijn klasgenoten volgehouden dat Hij wel degelijk bestond. ‘Het zijn gewoon hulpsinterklazen,’ bepleitte ik vurig, ‘logisch, in zijn eentje zou Hij nooit cadeaus kunnen brengen aan al die duizenden kinderen in Nederland!’ Bedrogen voel ik me, maar bovenal voel ik me bestolen.

Toch overheerst de trots. Mijn moeder en ik gaan Sinterklaas-inkopen doen. Mijn twee broertjes weten lekker nog van niets. Ik ben een illusie armer, maar een besef rijker. Vanaf nu behoor ik tot de grotemensenwereld. Sinterklaas mag niet bestaan, maar ik wel. Ik vraag niet eens aan mijn moeder of ik op het stopknopje drukken mag.

zondag, december 03, 2006

Thuistap

Het probleem in dit land is een schrijnend gebrek aan creativiteit. Neem nou de files. We moeten ermee leren leven, wordt ons wijs gemaakt, want een echte oplossing bestaat er zogenaamd niet. O nee? Toevallig hebben de vorsers van Graaf, Spit & co net iets bedacht wat de rijen op ’s lands wegen aanzienlijk kan bekorten. En passant zouden we ook nog de hoeveelheid zwerfafval minimaal halveren. Bovendien zou het straatbeeld er danig op vooruit gaan.

Hoe? Heel eenvoudig: door drank uit flessen te verbieden. Dat scheelt op jaarbasis toch al gauw zo’n kilometer of twintigduizend aan vrachtverkeer. Maar ook op microniveau gaat de kwaliteit van ons leven drastisch omhoog. Al dat gehannes met kratten en lege flessen, die in automaten moeten die briefjes uitspugen die je doorgaans toch verliest of bij de kassa vergeet in te leveren. En dan die lelijke glasbakken nog, waar je als omwonende gek van wordt. Dat alles is verleden tijd. Voortaan komt drank comfortabel via een leiding de huishoudens binnen. Dat is met aardgas toch ook gelukt? Nou dan. Er zit een knop aan de muur, waarmee je de gewenste vloeistof kunt selecteren. Maandelijks betaal je een voorschot, gebaseerd op de gemiddelde consumptie. Gemak dient de mens.

Let op mijn woorden, binnen een paar jaar moeten we de standaard openingszin uit iedere vakantie aanpassen: ‘Schat, heb je de drank en het gas uitgedraaid?’ Graaf, Spit & co is gaarne bereid om zijn slagzij makende zolderetage als proefproject aan te bieden. Zullen we met bier beginnen?

zaterdag, december 02, 2006

Venus & Mars

Zoals ze me aankijkt. Ogen waarin het onweert. Ooit smeekten diezelfde ogen om mijn zaad. Ik had het nog niet vergoten of het gedonderjaag begon.

Kijk hem nou zitten. Knieën uit elkaar, armen over elkaar heen geslagen, zo’n triomfantelijke grijns rond de lippen. Een muur. Soms vraag ik me af wat ik in hem heb gezien. Hij leek zo charmant. En in bed? Geweldig, hij maakte me zijn heilige, zijn hoer. En nu? Hij haat van me. Ik begrijp niet waarom.

Als ik voetbal wil kijken, mag dat. Tenminste, als er op één van de 78 andere netten niets is dat zij of de kinderen prefereren boven ‘dat domme gehol achter een balletje aan’. 78 Netten zijn er veel. Ik kijk dus nooit voetbal meer.

Wat is dat toch met die mannen? De intimiteit gaan ze voortdurend uit de weg. Liever gaan ze onderuitgezakt voor de tv hangen, voetbal kijken. Gek word ik ervan, vooral van die hitsige commentatoren. Alsof dat scherm niet gevuld is met 22 mannetjes die achter een rond ding aansjouwen, maar met wereldschokkende gebeurtenissen.

Als het van seks komt, als het nog van seks komt, moet ik niet vergeten zijn de vuilniszakken buiten te zetten, moet ik zorgen dat de keuken aan kant is als ze thuis komt van haar werk, moet ik God weet wat doen en vooral niet doen. Ze zegt dat ze me niet kan aankijken zolang ik niet eerlijk ben over wat ik wil. Ik ben eerlijk over wat ik wil! Dat wat ik wil, komt alleen niet in haar kraam te pas. Ik moet willen wat zij wil dat ik wil.

Wat ik hem vooral verwijt is dat hij me overal zo alleen voor laat staan. Laatst had ik nog een deurwaarder aan de deur, omdat hij vergeten was een rekening te betalen. Boos worden mag niet. Iedereen kan toch zien dat meneer wel wat anders aan het hoofd heeft dan zo’n rekeningetje?

Eenmaal in bed kruip ik tegen haar warme rug aan. Ze beantwoordt de beweging. Mijn handen gaan voorzichtig op verkenning. Haar schouders, haar middel en tenslotte de zijkant van haar linkerborst. Ik durf nauwelijks nog te ademen. Dan veegt ze mijn vingers weg alsof het vliegen zijn.
‘Ik wil slapen,’ murmelt ze.
Ze wacht altijd tot ik een stijve heb voor ze dat zegt.

Seks? Ik heb er gewoon geen zin in. Wat denkt-ie trouwens wel? Dat hij over me heen mag als het hem belieft? Kom nou, ik ben toch zeker geen hoer! Ik wil best met hem naar bed, hoor. Maar dan moet de sfeer er wel naar zijn. Soms ben ik gewoon ook te moe. Ik wil er eigenlijk rond tienen in liggen. Hij niet. Dus wordt het altijd half twaalf. Dan ben ik gewoon uitgeteld, dat snapt toch iedereen?

vrijdag, december 01, 2006

IJskoud hot

In de actualiteit heb ik even geen zin. Dan heb ik namelijk de neiging om te vertellen dat het natuurlijk verschrikkelijk is dat er in Hoogerheide een achtjarig jongetje vermoord is, maar dat dit lot dagelijks vele leeftijdgenootjes in de Derde Wereld treft. Dan zou ik, zelf vader van een zoon van acht, opschrijven dat achtjarige jongetjes niet voortijdig aan hun einde horen te komen, maar dat hun dood, door honger, ziekte of oorlogsgeweld, mondiaal gezien zo gewoon is dat die nooit het nieuws haalt. Zoals gezegd, daar pas ik even voor. In plaats daarvan wil ik het weer eens met u hebben over onverklaarbare trends.
Het begon bij mijn weten met een prachtige documentaire over pinguïns op Antarctica, ergens aan het begin van dit jaar. Ik geloof zelfs dat hij meedong naar een Oscar, wat heel bijzonder is voor een natuurfilm. Daarnet kwam op Nickelodeon reclame voorbij voor Happy Feet, de nieuwste animatiefilm van Disney, ook al weer tussen de ijsbergen gesitueerd en met pinguïns in de hoofd- en bijrollen. Zelfs bij ‘Dit was het nieuws’ vanavond figureerde een pinguïn! In de tussenliggende maanden groeide op de gratis gamesites het aantal spelletjes met pinguïns explosief. Eén van de meest gespeelde überhaupt is het spelletje pinguïn slaan. Er is één variant waarbij het gereedschap bestaat uit een knuppel met spijkers. Het bloed spat zowat van het scherm af, wat dan wel weer fijn is bij opkomende sneeuwblindheid.
Waar komt deze plotselinge interesse in de pinguïn vandaan? Op zich gaat het om een dier dat Darwins evolutietheorie prachtig illustreert. Er was maar één manier om de barre arctische omstandigheden te overleven: ongelooflijk saai worden. Zeven dagen per week staat er vis op het menu, de meeste pinguïns zijn in zwartwit uitgevoerd en het ergste nog: ofschoon behorend tot de vogels, hebben pinguïns het vermogen om te vliegen verloren. Met een eufemisme dan, want die vlerkjes lijken meer op armpjes als ze zo aan komen waggelen. Wat doe je op Antartctica als je alleen nog maar onder water kunt vliegen? Juist ja, in de rij naar de zee, in de rij weer terug en tussen de bedrijven door ga je maar een beetje op een kluitje staan. Samen saai, ja gezellig! Zoek de tien verschillen.
Waarom ijskoud hot is? Ik heb zo mijn vermoedens, want Ikea schijnt al een filiaal op Antarctica te plannen.