Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

vrijdag, juli 24, 2009

Fletsj! Of: een welgemeend advies aan vrouwen met groene vingers




In deze tijd van het jaar moet je na zonsondergang oppassen in de tuin. In ieder geval is het aan te raden om schoeisel aan je voeten te hebben. Je kunt namelijk zomaar op iets stappen dat als een bananenschil aanvoelt. Alleen is deze bananenschil levend. Althans, hij heeft geleefd tot jij erop stapte. Misschien leeft hij nog steeds. Moeilijk te zeggen. Kan iets leven als de ingewanden eruit puilen? Tjonge, dat zelfs een naaktslak darmen heeft!

De naaktslak dus. Hij schijnt een plaag te zijn in de tuin. Geen idee waarom. De enige naaktslakken die ik ken, liggen hinderlijk in de weg op stoeptegels, al dan niet in rottende staat. Eén van mijn talloze exen had uitzinderlijk groene vingers en wist zeker dat naaktslakken om een totale oorlog vroegen. Ze zette vallen in de tuin. Kommetjes gevuld met bier, want daar waren ze gek op. De beesten hadden nog smaak ook. Daar gingen mijn tripeltjes.

's Ochtends vonden we de kommetjes propvol opgezwollen naaktslakken die ik dan kokhalzend in de kliko gooide. Dat maakte een geluid als een heel grote klodder snot die in een bak met palingen terecht kwam.
'Mooie dood, toch?' vond mijn ex.

Vanavond heb ik in de schemering als een soort amateur-Richard Attenborough op de hurken in de tuin doorgebracht en het gedrag van naaktslakken bestudeerd. Ga er maar aan staan. Je moet leven van spul waarin maar heel weinig calorieën zitten. Dus heb je geen andere keus dan de hele nacht foerageren, eten tot je barst en gauw weer terug, voor de zon je verzengt. Het lijkt warempel een verhaal uit de Griekse mythologie.

Dat is nog niet alles. Naaktslakken bewegen zich met een gratie waaraan Rudolf Nurejev nog een puntje kan zuigen. Dan heb ik nog niet eens over de voelsprieten gehad. Vier hebben ze er en ze zijn voortdurend op verkenning. Ze strekken zich uit en verdwijnen weer, in een ritme dat alleen aan naaktslakken voorbehouden is. Naaktslakken spelen ballet met de werkelijkheid. In slow motion, hoewel de nachten kort zijn. Naaktslakken staan voor onthaasting. Zo menig filerijder kan er nog wat van leren.

Kortom, ik nodig mijn vrouwelijke lezers (voorzover in het bezit van een tuin) uit om de naaktslak niet als een plaag te beschouwen, maar als een cadeau, gezien ook zijn vorm en vooral zijn voelsprieten. Jullie smeren toch ook al het gezicht in met slakkenslijm? Nou dan. Kijk naar die loom kronkelende levenslust aan jullie voeten, geniet van je fantasie en voer het bier, met name als het Belgisch is, aan je man. Bedankt vast. Voor het overige ben ik van mening dat naaktslakken, slijmerig als ze zijn, in het parlement thuishoren. We zetten ze gewoon een brilletje op, trekken ze een stropdas aan en ik zweer het jullie: niemand merkt het verschil.

Veel tuinierplezier!

dinsdag, juli 07, 2009

Je kunt het maar het beste eruit gooien




Slecht nieuws, beste lezers. Onze dorpsgenoot Barend Blaasman is er wederom niet in geslaagd om zich voor de regionale selectie te plaatsen. We troffen hem daags na het debacle in café-restaurant 'In den frisschen Wind', alwaar hij juist zijn dagelijkse zestien kopjes Franse uiensoep aan het wegwerken was. Een gesprek met een gefrustreerde verliezer.


Een gezinsportie chili con carne per dag, à lá, maar zestien kopjes Franse uiensoep? Het is niet dat uw verslaggever pretendeert iets van de materie af te weten, maar ik besloot recht op mijn doel af te gaan.
'Zeg, Barend,' vroeg ik, 'zou het niet je voedingspatroon kunnen zijn?'
'Aan die uien ligt het niet,' bromde hij. 'Ik doe twintig keer per dag het Wilhelmus, en achterstevoren ook, als het moet. Nee, het ligt aan de jury.'
'De jury?'
Barend sloeg met zijn vrije linkervuist op tafel, zo hard dat de lepels in de al zeven lege kopjes ervan rinkelden, terwijl de groeibriljantjes in zijn ooghoeken glinsterden.
'Je bent echt boos, hè?'
'Man,' zuchtte hij, 'wist je dat Bach speciaal voor ons soort mensen stukken heeft gecomponeerd? De musicologen hielden het op een schrijffout. Zodoende worden de solo's die eigenlijk voor ons bestemd zijn, nu door fagots uitgevoerd. Niet vaak trouwens. Maar daar gaat het niet om. Ik heb verdomme een fuga van Bach gedaan!'
'De concurrentie mocht er natuurlijk ook zijn.'
'Wat nou concurrentie? Die man uit Grootebroek kon niets anders dan boer-daar-ligt-een-kip-in 't-water. En nog vals ook. Die vent uit Knijpsteeg beweerde dat hij de Marseillaise deed, maar geloof me, daar was niets van te horen. Trouwens, moet je zien wie er gewonnen heeft? Het is verdomme een schande. Ze gaan helemaal voorbij aan de schoonheid van de sport. Alleen het resultaat telt.'
'Misschien gaat het om de geur?' opperde ik alsof mijn neus bloedde.
Barend leunde achterover en liep rood aan, terwijl hij woordeloos naar de deur wees. Was hij soms bij Louis Banaal in de leer geweest? Hoe dan ook, dit interview was duidelijk voorbij.

Dus laten we Barend Blaasman maar, gebogen over de negen koppen Franse uiensoep die hij als petomaan nog te gaan had. We wensen hem volgend jaar meer succes bij de regionale plaatsingswedstrijden flatuleren. Hij zal zijn frustratie uiteindelijk wel wegblazen, maar in zijn hart zal hij het nooit kunnen verkroppen dat hem de loef werd afgestoken door een stille wind, iets wat u en ik hem tevoren hadden kunnen vertellen.


Ep Meijer, juli 2009
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.


PS: De man op het plaatje is Joseph Pujol. God hebbe zijn ziel.

zaterdag, juli 04, 2009

Samen uit, samen thuis




De wereldgeschiedenis heeft geleerd dat terugwegen niet iets zijn om luchtig over te doen. Vraag het Napoleon, wiens leger tijdens de terugtocht uit Moskou in de pan werd gehakt. Vraag het Odysseus, ook al is hij dan verzonnen, die stormen, sirenen en een Cycloop moest overwinnen om weer thuis te komen uit Troje.

Op de heenweg kun je je tenminste nog ergens op verheugen. Op de terugweg daarentegen lonkt niets anders dan thuis, daar waar je juist vandaan vertrokken bent.
Waarom überhaupt nog gaan?

Omdat er een kermispretpark in de stad is en dat is wel duur, maar o zo leuk voor de kinderen.

Voorwaar, leuk was het. Wat heeft het kroost genoten, wat kon het niet op qua sensatie, zoetigheid en hoogtevrees mijnerzijds! De pannenkoeken achteraf mochten er trouwens ook zijn.

Dan breekt onvermijdelijk de terugweg aan, onder normale omstandigheden een half uur fietsen, maar ons tempo wordt bepaald door een meisje van vijf, op een fiets met zijwieltjes. Mijn oudste zoon Sietse houdt als een herdershond de groepjes bij elkaar die vanzelf ontstaan. Als hij buiten adem weer eens bij mij en Bart verslag komt uitbrengen, belandt zijn voorwiel in de berm. Hij probeert nog bij te sturen, maar het fietspad is te hoog. Het voorwiel klapt dubbel en Sietse smakt op het asfalt. Zijn knie bloedt lelijk en hij huilt als een jonge wolf, maar daar komt mijn collega en vriend Milos al aangerend met een papieren zakdoekje. Verderop, zie ik, is het konvooi tot stilstand gekomen.

Er dreigt onweer, de hele dag al. Slechts als door een wonder is het tot nu toe droog gebleven en is niemand van ons negenen door de bliksem getroffen in de achterlijk hoge zweefmolen, waar ik als enige niet in durfde. Feit is dat dit avontuur nog wel eens lang kon gaan duren.

Of dat erg is? Als de karavaan onder de resolute leiding van mijn vriendin weer op gang gekomen is, bezie ik het gezelschap. Naast mijn vriendin fietst Erika, bij haar achterop zit chocolakleurige Nana, het resultaat van Erika's romance met een Afrikaan. Achterop bij mijn vriendin zit hoogblonde Tineke en zoals altijd kwetteren Nana en Tineke erop los. Duo Penotti. Soms zingen ze ineens en soms doen Sietse en Bart, die bij mij achterop zit, ineens mee. Tussenin rijdt Milos en hij moedigt zijn dochter onvermoeibaar aan. Even onvermoeibaar zwoegt Katja door, op haar fiets met zijwieltjes. Het is gaan schemeren. Zelfs de wijk Schothorst is mooi in strijklicht. Dit avontuur, bedenk ik me, kan niet lang genoeg duren.

Ik word op mijn wenken bediend. Erika stuurt ons nog dieper Schothorst in, zo diep dat de weg doodloopt. Een wandelpad brengt uitkomst. Het voert ons door een donker stuk bos. Door de takken heen zien we een tuin, met daarin een veranda. Er zit een man die ons heel opgewekt groet.
'Kijk,' roept Nana en wijst op de stenen onder ons, 'minipadjes!'
Tientallen van een inderdaad vrij kleine paddensoort hebben dit moment uitgekozen om aan hun trek te beginnen. Van de weeromstuit raakt onze achterhoede met de relaxte man op de veranda in gesprek over de zin van het leven. Misschien geeft hij ook wel een raadsel op.

Toen we weer in de blokkendoosrealiteit van Schothorst beland waren, was de groep verbrokkeld geraakt. Terwijl mijn vriendin alvast resoluut de route verkende, bleven Erika, Milos en hun kroost achter. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om een sjekkie te draaien. Halverwege het rookgenot meldde zich Sietse met een mededeling van het front: het was in orde, mijn vriendin wist de weg vanaf hier. Ik bromde iets tegen mijn jongste zoon Bart, die bij mij achterop zat, over het immer falende richtingsgevoel van vrouwen.

Tijdens dan toch nog maar een tweede sjekkie doemt de achterhoede op. We hebben wel degelijk verliezen geleden. Er wordt niet meer gefietst, maar gewandeld. Katja blijkt moe. Gelukkig brengt Sietse, op zijn linkerknie stoer geronnen bloed, vraag en aanbod bij elkaar. Tineke gaat in plaats van Katja zwoegen op de fiets met zijwieltjes.

'Daar hebben we de C-1000 weer,' zucht Bart.
Ik kijk om me heen. Inderdaad. We zijn een half uur verder en we hebben een rondje gereden. Door de wijk Schothorst of all places. Erika komt naast me fietsen om me te bezweren dat het maar achttien minuten waren. Ik geloof er geen snars van. Trouwens, ik ben helemaal niet boos, ik ben juist aan het genieten.

Bij de rotonde rechtdoor in plaats van linksaf, juist ja. Nu kom zelfs ik op bekend terrein. Het is nog een heel eind fietsen naar huis en de lucht kleurt al mauve. Ik pols Bart. Zou hij niet even die fiets met zijwieltjes kunnen bemannen? Dan zijn we er tenminste wat sneller. Mijn jongste zoon heeft helaas te kampen met een vormcrisis. Hij fietst al zo lang zonder zijwieltjes, hij is bang dat hij het niet meer mét kan.

De Heere zij dank, we zijn op de randweg. Eerst wacht de spoorbrug. Naar beneden is geen probleem op een fiets met zijwieltjes. Omhoog moet Milos Tineke duwen, rennend met zijn fiets aan de hand. Op de achtergrond lijkt het alsof een reuzenspin lange draden geweven heeft over de brug. Terwijl hoger in de lucht vliegtuigen meetkundige vormen schrijven die nog niet uitgevonden zijn, komt Milos bijna ten val.

Bijna is niet helemaal. Op de volgende kruising doet Tineke het dunnetjes over. Praktisch uit stilstand weet ze theatraal ter aarde te storten. We zijn immers op een terugtocht en die horen nu eenmaal niet zonder bloedvergieten te verlopen. Vraag het Napoleon, vraag het Odysseus. Opnieuw komt het konvooi knarsend en piepend tot stilstand. Bart laat zijn hoofd tegen mijn rug vallen.
'Ik kan er niet meer te-he-gen,' klaagt hij.
Ik sla een arm om hem heen.
'Dit is je kans op eeuwige roem,' zeg ik, 'spring op die fiets en breng ons gezwind huiswaarts, koene ridder Bart!'
'Doe niet zo stom,' zegt mijn jongste zoon. Maar mooi dat hij het met zijwieltjes uitgeruste ros bestijgt en aan de verkeerde kant van de ventweg tegen de stoeprand tot stilstand komt, juist voor een aanstormende scooter. De jongen op de scooter drukt boos op de toeter en Bart schudt het hoofd.
'Zie je wel? Ik kan het niet meer.'

Katja van vijf moet het doen. Opnieuw. Zij is de ware heldin van deze terugtocht. Onverdroten neemt ze de laatste loodjes voor haar rekening, onvermoeibaar aangemoedigd door haar vader Milos.

Dan staan we op het kruispunt waar afscheid moet worden genomen, het is niet anders. Het zwerk kleurt inmiddels donkergrijs en ik heb heel ouderwetsch de dynamo tegen het voorwiel aan geplaatst, ook al wegens pedagogische redenen, want mijn zoons zijn erbij. In het verkeer gaat het erom gezien te worden.

In het leven ook. De volwassenen bedanken elkaar voor de dag en de kinderen willen eigenlijk alleen maar naar bed.

Het laatste stuk van de terugtocht zijn we koeien die na een lange winter de wei in mogen. Ons eigen tempo! Ik zet de grote molen erop en we vliegen. Bart joelt. Achter ons, ver achter ons, zetten Sietse en mijn vriendin even kraaiend als kansloos de achtervolging in. De wind in mijn oren hitst me op.
'Is dit,' hijg ik, 'een beetje zoals in de zweefmolen?'
'Nee joh,' antwoordt mijn jongste zoon, 'in de zweefmolen draai je rondjes. Dat doe jij nu niet.'
'Mijn benen wel,' werp ik tegen.
'Ja maar,' zegt Bart, 'dat voel ik niet.'
'We gaan anders wel heel hard,' pers ik eruit.
'Ja,' zegt Bart en hij slaat zijn armen om mijn middel, 'lekker hard.'

Omhoog kijk ik. De lucht is purper. Dit is nog steeds een terugtocht, bedenk ik me. Er zou nog iets ergs kunnen gebeuren. Bart zou bijvoorbeeld met zijn tenen tussen de spaken kunnen komen, zoals Tineke vorig jaar gebeurd is. Maar nee. Zijn voetjes rusten keurig op de steuntjes die ik speciaal voor hem gemonteerd heb. Bart vouwt ze zelf uit voor hij opstapt. Na gebruik klapt hij ze telkens weer netjes in.

Achter ons hoor ik hoe de stemmen van mijn vriendin, haar dochter en mijn oudste zoon zich mengen met het gekrakeel van honderden vogels. Een Godachtig wezen heeft oranje strepen in de paarse lucht geairbrusht. De rest van de wereld houdt zich stil. Ik voel de armen van mijn jongste zoon om mijn middel en ik zie sterren. We zijn weer thuis, waar alles precies hetzelfde is gebleven.