Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

maandag, december 31, 2007

Gelukkig nieuwjaar

Iedereen die dit leest een fantastisch 2008 toegewenst!

donderdag, december 27, 2007

Dessert

Gourmetten met mijn zoons is meer dan eten. Mijn oudste zoon Sietse, die anders bijna altijd het hoogste woord heeft, valt stil en bakt stukjes vlees perfect rondom bruin, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn disgenoten. Intussen haalt jongere broer Bart allerlei ongein met eieren uit. Zelf heeft hij het over recepten. Het is duidelijk: ik zit met twee Jamie Olivers aan tafel. Wat een culinair genot. En dan moet het toetje nog komen.

Na de maaltijd slingert mijn jongste zoon zich om mijn nek.
‘Ik blijf hier heel lang, hè?’ vraagt hij.
‘Ja,’ zeg ik blij, ‘tot in het nieuwe jaar.’
Bart kijkt me lang en doordringend aan.
‘Ik blijf altijd bij jou,’ zegt hij beslist.
‘Maar wat gaat die lieve juf van jou dan denken?’ vraag ik.
Bart peinst. ‘Dat ik heel lang ziek ben,’ zegt hij.
Ik leg hem uit dat zijn plan geen kans van slagen heeft. Hij moet naar school in Nederland. ‘Als ik jou thuis houd, komt de politie.’
Sietse heeft zitten meeluisteren. ‘Echt waar?’ vraagt hij.

Mijn oudste zoon is negen, mijn jongste vijf. Hoewel er raakvlakken zijn, verschilt hun beleving van dag tot nacht. Ik moet met een antwoord op de proppen komen dat beide leeftijdscategorieën tevreden stelt.

‘Ja,’ antwoord ik, ‘zo is het echt. Een vader die een zoon thuis houdt, is, eh, heel stout.’
‘Waarom dan?’ vraagt Sietse.

Nu kom ik in de problemen. Ik kan zeggen dat het belangrijk is om dingen te leren, waardoor je, later als je groot bent, veel geld kunt verdienen, zodat je zoveel computerspelletjes kunt kopen als je wilt. Maar ik kan ook zeggen dat scholen fabrieken met veel te weinig mallen zijn, waar de jeugd klaargestoomd wordt voor een bestaan als veredelde werkbij.

Het wordt zelfcensuur.

‘Omdat het moet,’ antwoord ik. ‘Het is de wet. Dus ben je heel dom als je niet luistert. Want dan ga je naar de gevangenis.’

‘Dan ga ik toch gewoon met je mee?’ oppert Bart.

dinsdag, december 25, 2007

Kerststukje

Hij had niet eens gemerkt dat ze tot stilstand waren gekomen. Verstoord wierp hij een blik naar buiten. Tegenover hem, in de fata morgana achter het glas, zat een vrouw in een andere trein een tijdschrift te lezen. Ze kwam hem bekend voor. Zo ongeveer zag zijn droomvrouw er en profile uit. Typisch dat ze in tegengestelde richting reisde, dat had hij weer. Eigenlijk zou hij nu op de ruit moeten kloppen om haar aandacht te trekken. Maar zou ze dat horen? Hij wilde niet voor gek staan in de coupé. Bijna was hij met zijn aandacht weer bij het beeldscherm van zijn laptop. Toen draaide ze het hoofd en keek ze hem recht aan.

In een tekenfilm zou je zien hoe alles behalve zij en hij ineens verdween en in vuurwerk veranderde, en in een waterballet en in het slot van een symfonieconcert, allegro agitato. Het was een wonder. De eerste paar seconden heerste de verbazing in beider ogen. Toen herkenden ze elkaar, maar tegelijk zette zijn Intercity zich in beweging. Hij zag nog hoe ze naar beneden dook, haar handtas in waarschijnlijk. Om het nummer van haar 06 op te schrijven? Maar het was te laat.

Werken lukte niet meer. Hij bleef haar gezicht voor zich zien. Thuis trok hij de stoute schoenen aan. Hij plaatste een oproep op een site voor OV-reizigers en zette er voor de zekerheid een foto bij. In het daaropvolgende weekend kreeg hij zes reacties, louter van dames van middelbare leeftijd. Kennelijk hadden zich op het station Veenendaal-de Klomp nog meer wonderen afgespeeld. Zij zat er niet bij.

Het was rustig op het spoor, de maandag voor Kerst. Hij leek wel gek. Hij had nota bene een vrije dag vandaag, wat moest hij in de trein, hoe groot was de kans dat zij, zoals hij vurig hoopte, net zoals hij onderweg was naar de plaatsdelict? Die kans was bijna nul. Maar ze was zijn jonkvrouwe. Voor een blik van haar, desnoods vanuit haar slottoren, ging hij zijn leven lang op drakenjacht.

Twee ouden van dagen en een Gothic-meisje stapten in de Intercity die hij net verlaten had. Om de hoofden danste hun adem als Indianen om een totempaal. Verder gebeurde er niets op het perron van Veenendaal-de Klomp.

In de wachtruimte was het maar iets minder koud dan buiten. Met zijn rechterwijsvinger tekende hij een kerstboom in het vuil van de ruit, met ballen in de vorm van een hart met een pijl erdoor. Hij had gewoon aan de noodrem moeten trekken, bedacht hij zich.

Twee Intercities kwamen en gingen. Ofschoon hij zich midden op het perron posteerde, viel zijn aanwezigheid geen van de uitstappers op. Dit was zinloos. Hij nam zich voor om de volgende trein naar huis te nemen. Die kwam om 15.16 uur, zoals hij inmiddels al een paar keer gecontroleerd had.

Eindelijk, de Intercity met als eindbestemming Roosendaal reed voor. Hij keek nadrukkelijk naar de treeplank en zag haar voeten het eerst. Ze wezen naar hem, er was geen contact met de vloer. Toen gleden zijn ogen omhoog. Ze was het en ze zat in een rolstoel.

‘Duw je me?’ vroeg ze.
Tegen zulke ogen kon hij geen nee zeggen.
‘Het is me een eer,’ zei hij.

donderdag, december 20, 2007

Boy meets girl

Bijna zeven was hij en hij dagdroomde over een mooi meisje in een tutu. Hij kon precies zien hoe ze eruit zag, zelfs dat ze groene ogen had. Elegant sloeg ze een been achterover en reikte met de armen naar de zonnestralen, die door een bovenlicht naar binnen vielen en haar met een laagje goud bestreken. Haar paardenstaart danste ook, maar heel anders. Er bestond geen twijfel aan dat ze echt bestond. Op een dag zou hij haar tegenkomen. Als ze elkaar in de ogen keken, wisten ze het meteen. Dan nam hij haar mee naar huis en mocht ze zoveel Maggi in de soep doen als ze maar wilde.

Eerst moest hij uit haar naam heel heldhaftig zijn. Met een kartonnen schild, een plastic zwaard en een plastic helm (met vizier!) toog hij de bossen in om struikrovers en ander gespuis een lesje te leren. Voor de zekerheid nam hij wat schildknapen en pages mee, één van zijn jongere broers en vriendjes uit de buurt. Natuurlijk vonden ze alleen verlaten boomhutten en gedumpt afval. Maar het was net echt.

Voor zijn zevende verjaardag kreeg hij een abonnement op de Donald Duck. Het donkerharige meisje in de tutu maakte plaats voor Tinker Bell, het feetje van Peter Pan, want dat was gemakkelijker. Het had iets te maken met haar ogen en haar vormen. Maar er was nog iets: zoals ze naar Peter Pan keek. Zo moest er, later als hij groot was, een vrouw naar hem kijken.

Elf was hij en ze kwam al dichterbij. Hij mocht met Kerst laat opblijven en zag haar op tv. Ze heette Claudia Cardinale en ze speelde een prinses in The Pink Panther. Hij begreep de grapjes in de film vaak niet, waarom zijn vader telkens hard moest lachen. Hoe dan ook had hij alleen maar oog voor haar. Wat was ze mooi. Als hij later groot was, wilde hij uren alleen maar naar haar kijken.

32 is hij en hij is gepokt en gemazeld in de liefde. Hij kan fluiten naar het meisje in de tutu, om het maar niet over Claudia Cardinale te hebben. De ware bestaat niet. De wereld is een marktplaats, heeft hij ontdekt. Zo af en toe pak je iets dat beschikbaar is. Na een tijdje raakt de een op de ander uitgekeken en kun je weer opnieuw op koopjesjacht.

32 is hij en het is zijn eerste werkdag. Hij wordt rondgeleid door het bedrijf. Zij is onderweg van de tweede naar de eerste verdieping. Ze heeft een paar mappen onder de arm en draagt een witte overall. In een flits denkt hij terug aan de manwijven van Politicologie. Maar er schiet hem ook een regel uit een liedje te binnen: ‘She could wear a sack and still look good.’ Ze moet ervoor naar beneden kijken, maar ze slaat de ogen naar hem op.

Nee, denkt hij, niet nu.

dinsdag, december 18, 2007

Een goede manier om op postzegels te besparen

De wereld was gekanteld. Zomaar ineens. Het was ’s nachts begonnen, toen iedereen lag te slapen, langzaam eerst, maar naarmate de dageraad naderde steeds sneller, tot alles in een hoek van 15 graden tot stilstand kwam. Erg onhandig. Er moesten verdorie kerstinkopen worden gedaan!

Met de zwaartekracht was niets aan de hand, betoogden de wetenschappers de volgende morgen op tv. Oké, de aarde was misschien uit het lood geslagen, maar dat nam niet weg dat er eigenlijk geen enkele aanleiding bestond om dingen plotseling scheef waar te nemen. Er moest sprake zijn van een soort collectieve zinsbegoocheling.

In de praktijk bleek alles desondanks schuin. Lopen was moeilijk, fietsen uitgesloten, tenzij je heel veel EPO gebruikte. Bussen en treinen bliezen hun motor op, auto’s verbrandden hun koppelingsplaat. Alleen mensen met terreinwagens konden nog op hun werk komen, slechts om op de terugweg te verongelukken, omdat de remmen het niet hielden.

Als je thuis bleef, was het evenmin een pretje. Koken werd levensgevaarlijk en douchen een kwestie van acrobatiek. Afhankelijk van de indeling van je huis kon zelfs een bezoek aan het toilet een hele klim betekenen (of het omgekeerde natuurlijk: een levensgevaarlijke afdaling).

De president van de Verenigde Staten stelde een ongekende nucleaire explosie voor, ter hoogte van Kaapstad, zodat de as van de aarde heel misschien weer in het gareel kwam. Kon hij meteen een nieuw speeltje uittesten.

Intussen doken op tv en Internet de eerste commercials op voor producten die het evenwicht beloofden te herstellen: een bad van geïoniseerde siliconen kogels, waarin je het fornuis kon plaatsen, zodat het rechtop zou blijven staan, dat soort dingen. Ze werden massaal besteld, maar ze konden met geen mogelijkheid ter wereld geleverd worden.

Er werden tandradbanen ontwikkeld en andere vervoermiddelen die met de hellingsgraden wisten om te gaan. Huizen werden voortaan op hydropneumatische schanzen gebouwd, waardoor ze zich aanpasten aan de stand van de as van de aarde. Al gauw kon je met de lift naar het werk. Binnen no time was alles weer bij het oude. De wereld stond scheef, maar wat maakte dat uit?

Toen, onaangekondigd, maakte de aarde een radslag. Iedereen die zich niet aan het oppervlak verankerd had, viel ervan af.

Was alles dan voor niets geweest?

Al mijn lezers alvast fijne (voorbereidingen op de) kerstdagen gewenst.

zaterdag, december 15, 2007

De Van Lingen-code

Hij wilde Minister van Onderwijs en Wetenschappen worden. Politicologie leek de aangewezen weg. De faculteit zat in een herenhuis aan de Van Schaeck-Mathonsingel, ver weg van de rest van de Katholieke Universiteit Nijmegen.

Zijn jaargang telde 76 jongens en 9 meisjes, die in het verloop van de semesters allen hun hoofdharen af schoren en overalls gingen dragen. Op een dag, tijdens een vergadering over hoe de arbeidersmassa te mobiliseren, kon hij het niet laten. ‘Zijn we niet een tikkeltje te ambitieus?’ vroeg hij zich hardop af. ‘Ik bedoel, we hebben het wel eventjes over wereldrevolutie. Daarvoor moeten een boel radertjes in beweging worden gebracht. Met hoeveel man zitten we hier eigenlijk helemaal?’

De waarheid is zelden welkom. Keihard werd er met een vuist op tafel geslagen. Door zo’n kaal wezen in een overall. ‘Man,’ had hij gezegd. Hoe haalde hij het in zijn seksistiese hoofd, er zaten godverdomme vrouwen bij! Hij was een masochisties zwijn. Als er ooit wereldrevolutie uitbrak, was hij de eerste die tegen de muur ging, als hij dat maar wist, zei de bijbehorende blik. ‘Maar daar ging het niet om,’ hakkelde hij nog.

’s Avonds moest er naar werkgroepen over Cuba gegaan worden. Eerst werd er zilvervliesrijst gegeten en dan beluisterden en bespraken ze ellenlange toespraken van Fidel Castro. Tussen de bedrijven door werd, waarschijnlijk uit verveling, maar toch, openlijk over straatguerrilla gedelibereerd, welke wapens je dan nodig had en zo.

Louter geconfronteerd met randdebielen en manwijven concludeerde hij dat studeren niets met intelligentie te maken had. Hij besloot taxichauffeur te worden in zijn geboorteplaats.

‘Koud voor de tijd van het jaar, vindt u niet?’
‘U haalt me de woorden uit de mond, mevrouw. Gisteren was het althans nog prachtig.’
‘Je weet het nooit in dit land. Het kan vriezen of dooien.’
‘Dat is maar goed ook. Stel dat wij mensen het voor het zeggen hadden? Het zou een onvoorstelbare puinhoop worden.’
‘Wat u zegt, chauffeur.’

Hij grijnsde. Eindelijk had hij het door: je moest het spelletje gewoon meespelen, dan kreeg je fooi.

‘Gekke vraag, mevrouw,’ vroeg hij, ‘maar mag ik uw naam weten?’

vrijdag, december 14, 2007

Het dwergen van het zwelg

Er zaten nuiven in de opvangdwork. Dat kon van alles betekenen. Broddelbroedsel of erger nog, dwaalzwart. Het einde der gemijden leek aangestoken.

‘Niets,’ brieste de Nimister van Verontwaardiging, ‘mag hiervan naar buiten komen! Er zou kuddedolheid kunnen uitbreken. Daar willen we niet aan denken. Doe er iets aan. Maar doe het zwits en zwolg.’

De gezagsdragers bogen het hoofd en oberiseerden.

Na afloop staken ze de koppen op fluistertoon bij elkaar. Als je nuiven wilde aanpakken, meende iemand, moest er in de wuidel getast worden. En wel op zo’n manier dat het niet zou opkrallen. Nonsens, vond een ander, de hele opvangdwork moest gewoon op de relling.

Vele bitse twisten later werd men het tweens.

Dit was gakkerlijk een zaak voor Joe Stiletto, gepensioneerd stripheld.

Hem werd op het hart gestanst dat op hem de laatste hoop stolde. Hij kreeg honderdduizend Dwarrels voor de klus en nog eens een half miljoen om er zijn mond over dicht te moksen, waarvan tweehonderdduizend vooruit. Daarvan kocht hij perlichtelijk een heentje Habama’s, de baflek. Er is nooit meer iets van hem verkomen.

En die nuiven maar doorwuiven. Het opvangdwork kalft af en we zijn gewrongen om drogeloos toe te zien. Maligerwijs graait het dwaalzwart zijn macht tegemoet, iedere pel van de wag, en dwergt het zwelg verder. Niemand die er wat aan doet.

Het ziet er bonker uit voor ons, aardebonker. Ik zie u wel in de muilkwelders.

dinsdag, december 11, 2007

ff klikken

Voor een stukje met een filmpje surf naar nijmegencentraal.

donderdag, december 06, 2007

A dirty mind is a joy forever

Vanochtend zoende ik met een Aziatische schone toen de wekker ging. Het is niet dat ik persé iets met Aziatische schonen heb, maar hoewel ik me heus wel herinnerde dat ik moest opstaan, drukte ik de wekker uit en ging naar haar op zoek in mijn dromen. Tevergeefs, uiteraard.

Als ik eenmaal uit bed ben vallen me dingen op die moeten. De was met name. Om precies te zijn is er geen schoon T-shirt meer in huis. Ik heb namelijk geen wasmachine en op de hand schiet niet op. De oplossing ligt om de hoek, in de vorm van een wasserette aan de Guido Gezellestraat. Maar ik wil niet voor lul staan. Dus loop ik er al dagen over na te denken hoe zoiets nou in zijn werk gaat, een wasserette. Het enige wat me te binnen wil schieten is een sketch van Mister Bean met de voor de hand liggende grappen over verwisselde kledingstukken. In sommige van mijn boxer shorts zitten sportvlekken, Godbetert. Hoe discreet is een wasserette eigenlijk? Het nieuwste plan is dat ik eerst op verkenning ga. Wie weet heb ik het lef om een medewerker aan te spreken. ‘Gekke vraag,’ oefen ik in gedachten. ‘Ik wil mijn was hier doen, maar hoe werkt dat?’ Misschien krijg ik het echt op mijn heupen en neem ik de was alvast mee. Of alleen wat T-shirts, ja, zo ga ik het doen.

Voorwaarde: het moet vroeg gebeuren, want ik heb een paar uur nodig om moed te vergaren. En dat is nu juist het probleem, want het lukt me maar niet om mijn nest uit te komen vanwege die Aziatische schone en zo. Dus blijft er alleen maar tijd over voor de buurtsuper, wat bij vlagen ook al een hele toer is, want je weet maar nooit of mijn favoriete caissière dienst heeft. Ze is veel te jong voor me, maar te lief om niet over te fantaseren. Ik heb haar eens gecomplimenteerd met de naam op haar badge. ‘Past goed bij je,’ voegde ik toe, ‘je straalt.’
Ze voelde zich oprecht gestreeld, de schat.

Gisteren stond ik in de verkeerde rij. Tenminste, zo leek het. Mijn favoriete caissière moest ervoor over de schouder kijken, maar ze zag me. Ze glimlachte, zoals een vrouw glimlacht als ze een leuke man ziet, maar ook gleed, als een wolk, iets van teleurstelling over haar goddelijke gezicht. Als hij echt van me houdt, dacht ze, waarom staat hij dan bij Mieke, dat akelige mens, in de rij? Ach lieverd, ik wilde je alleen maar eens van de achterkant bekijken. Wat zeg je, stink ik?

Pff. Morgen beter.

dinsdag, december 04, 2007

De zin van het bestaan (en van ironie)

Kennissen hadden een driezitsbank over. Ik moest hem dan natuurlijk wel zelf komen halen. Op mijn fiets was uitgesloten. Dus moest ik een vriend charteren die in het bezit was van een auto met een trekhaak. Dan moest natuurlijk ook nog een aanhangwagentje geregeld worden.

Mankracht moest ik ook organiseren. Het probleem met de bank was dat hij via een raam naar beneden moest. De bezitters van de bank woonden namelijk in een bovenhuis en in het trappenhuis zat een knik. Mij werd verzekerd dat er minstens vier man nodig waren voor het karwei.

Slik. Ik woon ook in een bovenhuis en bij mij zit er ook zo’n bocht in het trappenhuis. Uren heb ik in gedachten aan de kwestie besteed. Hoe meet je nou hoe groot een bank mag zijn om nog door het trapgat te passen? Voor de zekerheid sprak ik afgelopen zondag af om de bank eerst te komen bekijken vooraleer ik de hele operatie opstartte. Stel dat het niet paste? Dan zou ik mooi voor niets een vriend met een auto en een aanhangwagen geregeld hebben, om over de mankracht nog maar te zwijgen.

Ik afgelopen zondag door de storm heen, helemaal van het Willemskwartier naar Hengstdal. Ondanks de poncho raakten mijn onderbenen drijfnat. Toen ik de bank zag, voelde ik opluchting. Het is niet dat ik me kan beroepen op een timmermansoog, maar dit ging passen, zeker weten. Weer thuis gaf ik het groene licht aan de manschappen: het ging lukken.

Nou nee dus.

Het eerste deel van de operatie verliep vlekkeloos. We kregen de bank via het raam naar beneden, wat heel spannend was, vooral ook omdat ik beneden stond.

Lang verhaal kort, mijn trappenhuis bleek te klein. We hebben het op alle manieren geprobeerd tot het zweet van onze gezichten droop. De bank bleef twintig, dertig centimeter te lang (en te breed en te hoog ook trouwens).

Nu staat hij in de garage van mijn vriend te wachten tot ik hem naar de stort breng, want eens gegeven blijft gegeven.

Eerst voelde ik me schuldig. Toen moest ik erom lachen. I've been caught on Candid Camera. Het leven is grap en bezigheidstherapie ineen.

Iemand toevallig een tweezitsbank in de aanbieding?

maandag, december 03, 2007

On-zin

‘Dag jongeman. Kunt u mij zeggen hoe kwaad het is?’
‘Pardon?’
‘Hoe kwaad is het?’
‘Sorry hoor. Taalkundig is er misschien niets mis met uw vraag, maar het is onmogelijk om op een zinnige manier antwoord te geven.’
‘Niet zo eigenwijs, jongeman. Er is wel degelijk sprake van een mate van kwaadheid. Even zozeer hebben we te maken met een cyclisch patroon. Kwaadheid komt en gaat in golven. Derhalve is mijn vraag wel degelijk opportuun.’
‘Tussen uw oren misschien. In mijn wereld gelden heldere afspraken over het gebruik van taal.’
‘Welk een kortzichtigheid. We denken dat we iets beet hebben door etiketjes op de werkelijkheid te plakken. Iets met vier poten en een leuning heet een stoel. Zodra het nog maar één poot heeft, spreken we echter van een kruk. Hebben we daarmee de waarheid vastgelegd? Welnee. Taal is niets anders dan een reddingsvlot waaraan wij ons vastklampen. Om ons heen sterven sterren, zwermen de kometen en regent het meteoren. De aarde is een stipje, jongeman, een stipje in een geheel waarvan niemand zich een voorstelling kan maken. We geven iets een naam en denken onze schouders op te kunnen halen. Zielig, om zo de ogen voor de werkelijkheid te sluiten. Ik vraag u nogmaals, hoe kwaad is het?’
‘Oké, oké, ik ben het met u eens dat taal illustreert hoezeer wij mensen in vooroordelen denken. Maar dan nog is uw vraag lariekoek. Ik kan u net zo goed vragen naar de kleur van woensdag.’
‘Blauw.’
‘Eh, eerder groen, zou ik zeggen. Maar daar gaat het niet om. Ik kan u niet zeggen hoe kwaad het is.’
‘Probeer het dan tenminste.’
‘Goed dan, eh, tien over zwap.’
‘Zo laat al? Dan moet ik nodig gaan, anders mis is mijn fruts naar Sprotsj nog.’

zaterdag, december 01, 2007

Homo ludens

Laatst zag ik iemand op tv met een uit de hand gelopen modeltreinbaan. Voor de gelegenheid zette hij een machinistenpet op. Jammer. Zo kreeg hij iets potsierlijks. Er is namelijk alle reden om ‘s mans hobby serieus te nemen. Wat brengt hem, behalve misschien een gelukkig huwelijk waarin de chemie is uitgewerkt, er in hemelsnaam toe om jaren van zijn leven in miniatuurtreintjes te steken?

Spelen is doen alsof je de controle hebt.

Over naar huize, of liever speelhol Meijer. Sietse is met Zelda bezig op de Wii, Bart zit Rayman 3 te doen op de PC, ik houd me in de keuken met het eten onledig, wat ook een vorm van spelen is, voor mij althans.

‘Wat staat er?’ hoor ik Sietse vragen. Er zit haast in zijn stem.
U moet weten dat Zelda in het Engels is. 12+, vermeldt de bijsluiter. Mijn oudste zoon is pas 9. De mop van het spel is dat je aanwijzingen combineert. Taal speelt een belangrijke rol. Toch heeft Sietse, schijnbaar door trial and error toe te passen, al vele ingewikkelde raadsels weten op te lossen. Daarbij is hij slim en ervaren in computerspelletjes. Soms is het net alsof hij de gedachten van de programmeurs raadt. Thuis mag hij echter maar een uur per dag spelen en hij is ontzettend ongeduldig. Als hij bij mij is, kan hij de reuzenstappen door het spel maken, waarop hij bijna twee weken heeft zitten te puzzelen. Omdat ik af en toe met hem meedoe.

Bart is intussen ook vastgelopen. Rayman 3 is vooral een kwestie van ooghandcoördinatie. Bewegen doe je met de pijltjestoetsen en schieten met de spatiebalk. Als je de shift-toets (lang) ingedrukt houdt, kun je kiezen voor speciale wapens (geloof ik). Als ik het spel probeer, oogst ik de hoon van mijn jongste zoon, want ik kan er echt helemaal niets van. Voor hulp is Bart dus aangewezen op zijn oudste broer, want die heeft Rayman 3 al twee keer uitgespeeld.

‘Hoe kom je hier verder?’ roept Bart. Er klinkt wanhoop door in zijn stem. Hem kennende heeft hij het al een tijdje zitten proberen, maar hij is pas vijf en het spel is 8+.

Ik loop naar Sietse en vertaal de boodschap op het scherm. Hij moet iets met standbeelden doen. Het muntje valt meteen. Mijn oudste zoon verkrijgt binnen no time een scherf van een spiegel, voor wat dat waard is.

‘Sietse, wil je alsjeblieft komen?’ vraagt Bart. Hij klinkt nog net niet klaaglijk. Onverwijld staat mijn oudste zoon op om zijn broer verder te helpen. Glimlachend begeef ik me weer naar de keuken en voeg een snufje oregano toe.