Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

maandag, april 30, 2007

1500 graden Celsius

Mijn chauffeur is een boerenzoon uit Wyoming. Hij is de prairie gewend en toetert ongedurig, telkens als de Jeep moet slalommen om vrouwen met handkarren heen, de meeste beladen met huisraad en puin.
‘Rustig aan, soldaat,’ zeg ik, ‘deze mensen hebben een boel ellende doorstaan.’
‘Dat hebben ze verdiend,’ knauwt hij, een Lucky Strike tussen de volle lippen, ‘fucking Nazi’s.’
‘Enig idee wat een vuurstorm doet?’ vraag ik.
Hij bromt iets ontkennends. Het interesseert hem waarschijnlijk niet, maar toch vertel ik het hem. Hoe ze eerst explosieve bommen gooiden, zodat de daken van de huizen werden gereten. Vervolgens legden de bommenwerpers een tapijt van brandbommen over de stad, zodat her en der branden uitbraken, zo heftig dat ze zich aaneen sloten en er vuurstormen opstaken. Daarna ging er nogmaals explosieve bommen overheen, om het werk van de brandweer te bemoeilijken. Ongehinderd kon de temperatuur in zo’n vuurstorm namelijk oplopen tot 1500 graden Celsius. Ver om de brandhaarden heen kwam het voor dat mensen stikten, omdat alle beschikbare zuurstof in een fractie van een seconde verdween. De lucht werd soms met zo’n kracht aangezogen, dat mensen op honderden meters afstand de vuren in werden gesleurd.
‘Zoals ik al zei, kapitein,’ knauwt de boerenzoon, ‘those fucking Nazi’s had it coming to them.’

De propaganda heeft tenminste gewerkt, denk ik. Iedereen lijkt ervan overtuigd dat de bombardementen het moreel van de bevolking moesten ondermijnen. Was het verdomme maar zo! Ik ben hier om vast te stellen of het werkelijke doel is bereikt. 1500 graden Celcius zou genoeg moeten zijn geweest om het te elimineren.
‘Wat denk je, soldaat, is er iets in staat om zo’n hel te overleven?’
‘Weet u wat, kapitein? Het kan me niet schelen.’
‘Fijn voor je,’ verzucht ik.
Darned!’ vloekt de chauffeur en hij trapt bruusk op de rem. De weg blijkt versperd. Er is een gevel naar beneden gekomen. Een paar vrouwen zijn al zwijgend bezig puin te ruimen.
‘Laat maar,’ zeg ik. ‘Volgens de kaart zijn we er toch bijna. Ik loop de rest wel. Wacht hier op me.’

Er is een looppad vrij, in de vorm van een gespiegelde S. Als ik het betreed, doet iets me omkijken, net op tijd om een gestalte achter een puinhoop te zien wegduiken. Of was het een stuk doek? Ik spits de oren, vinger mijn schouderholster. Nu het geraas van de Jeep ontbreekt, lijkt Hamburg weer op een steengroeve. 'Klok, klok, klok,' klinkt het, op de voet gevolgd door echo's uit alle richtingen. Soms zit er ritme in. Ik hoop maar dat er echt zo weinig ingewijden zijn als me is verteld. Wat als ik niet de enige ben die het zoekt? Gestaag dalen stofdeeltjes als sneeuw neer. Verder bewegen alleen de vrouwen en de stenen. Vals alarm. Ik zuig de longen vol en vervolg mijn weg.

1 opmerking:

Anoniem zei

Kippe(n)vel op een zo stralende dag hier...