Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

donderdag, april 26, 2007

De koelkastenverkoper

Waar ben ik? Er flappert een tentzeil. Iemand snurkt sonoor. Ik ruik brand, vermengd met de geur van zweetvoeten. Dan weet ik het weer. Dit is Hamburg. Het is de ochtend van de 10-de mei 1945. De oorlog met Duitsland is nog maar net voorbij en ik moet zien vast te stellen of de maatregelen afdoende zijn geweest. Wakker worden, kapitein Thomas!

Ik sta op en rek me naast het veldbed uit, waarop ik ruim zes uur van de wereld ben geweest. Het is nog donker. Gisteravond heeft een inlichtingenofficier me verteld dat ik er vroeg bij moest zijn. ‘Wil je echt weten of de fosforbommen effectief zijn geweest?’ vroeg hij, ‘zorg dan dat je er bij de dageraad bent. Je zult je ogen niet geloven.’
Ik twijfel even hoe ik me zal vermommen. Ik laat de burgerkleren echter in de plunjezak en trek mijn uniform aan.

‘En hoezo mag jij hier wel zijn, soldaat?’ vraagt een stem.
Ik kijk geschrokken om. Uit het niets is een burger opgedoken. Keurig in het visgraatpak. Getrimd snorretje, kapsel vol met Brylcreem. Achter zijn oren krult het haar op, zodat het lijkt of hij hoorntjes heeft. Waar komt hij zo plotseling vandaan? Ik kijk om hem heen naar de rij van zeker twintig veldbedden. De meeste zijn beslapen.
‘Kapitein,’ zeg ik, ‘het is kapitein en ik volg orders op.’
‘Aha, een man die op zijn strepen staat.’
‘Als dat nodig is.’
‘Goed dan, kapitein,’ grinnikt de man, ‘wat brengt u hier?’
‘Zoals ik al zei,’ glimlach ik, ‘volg ik orders op, orders die u niets aan gaan. En u?’
‘Ik, eh, ik ben hier om koelkasten te verkopen,’ bloost hij, ‘de beschaving begint immers met de koeling van etenswaren.’
'U meent het,' zeg ik, 'wanneer bent u uit de States vertrokken, als ik vragen mag?’
‘Gisteren,’ antwoordt hij.
Ongelooflijk, denk ik. Dat hij in een platgebombardeerde stad is om koelkasten te verkopen is nog tot daaraan toe. Een burger heeft me met een dag verslagen, dat is pas echt vreemd.
‘Hoe?’
‘Gewoon, per Pan Am.’
Ik knipper met de ogen. ‘Zijn er al lijnvluchten dan?’
‘Hier ben ik,’ zegt hij met een verontschuldigend gebaar.
‘Inderdaad,’ zeg ik, ‘hier bent u. En ik ben ook hier en ik ga nu op jacht naar een kop koffie, als u het mij niet kwalijk neemt.’
Ik maak aanstalten om hem de rug toe te keren.
‘Wacht,’ roept hij uit, ‘we hebben ons nog niet eens netjes aan elkaar voorgesteld!’
Hij steekt zijn rechterhand op zo’n manier naar me uit, dat ik hem wel moet drukken.

1 opmerking:

Anoniem zei

Ah...dat leest alweer prettig...