Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

donderdag, februari 22, 2007

Carnaval? Calvinisme!

Slierten serpentine slingeren op straat en voor de afwisseling liggen er glasscherven tussen de hondendrollen op de stoepen van Roermond. Bijna alle winkels zijn tot woensdag dicht, waardoor het maar zondag blijft. ’s Nachts trekken, naast hoerensloepen met de volumeknop op tien, dweilorkesten aan mijn slagzij makende zolderetage voorbij.

Het is maandagmiddag en ik sta met Sietse en Bart te wachten op de grote optocht. Uit balorigheid spreekt mijn oudste zoon verklede voorbijgangers aan.
‘Hallo soldaat,’ zegt hij tegen een man in een camouflage-uniform, ‘hoe is het in het leger?’
Sietse is acht, gaandeweg wordt hij overmoedig. Er nadert een vrouw in een gifgroene jurk, met een rood geschminkt gezicht en een even schreeuwend kapsel. ‘Halt,’ roept hij, ‘duivels komen er niet in!’
‘Wat zeg je?’ vraagt de vrouw in het Limburgs.
Mijn oudste zoon herhaalt het verbod.
‘Ich kan dich net verstjehen,’ bijt ze hem toe en werpt mij in het voorbijgaan een blik toe alsof ik blij mag zijn dat er hier überhaupt Hollanders worden toegelaten met carnaval (spreek uit carna-vál).

Wat later kronkelt zich de optocht als een bont gekleurde reuzenslang door het centrum van de stad. Voor mijn zoons Sietse en Bart is het al de derde in drie dagen. In hun ogen betekent de stoet maar één ding: snoep scoren. Voorwaarde is dat je oogcontact afdwingt met de prins in kwestie. Mijn mannetjes zijn daar al heel bedreven in. Ze hebben zelfs een vakjargon ontwikkeld. ‘Kijk Bart,’ hoor ik Sietse zeggen, ‘daar komt weer een strooier aan.’
Beiden posteren zich strategisch aan de stoeprand en zetten het, zodra de praalwagen met het prinselijke gezelschap passeert, op een zwaaien en zwieren van jewelste. Ja hoor, weer daalt een regen van popcorn en snoep over ons neer.
Na anderhalf uur, als onze grote plastic boodschappentas voor driekwart vol zit, vinden mijn zoons het genoeg. Bart van vier beklaagt zich over het lawaai. ‘Kunnen ze niet gewoon allemaal hetzelfde liedje spelen?’ vraagt hij zich boos af. Voor ik van de verbazing kan bekomen, vraagt hij in één adem door of er genintentood mag worden.

Dat mag. Terwijl mijn zoons Hamka’s naar binnen werken en zich met de joystick vermaken, pendel ik op en neer naar de rommelkamer op de tweede etage, want mijn huisbaas verblijft toch in Italië. Op de vensterbank, hoog boven het gebeuren, zit ik de optocht bij stukjes en beetjes uit en geniet ik van de kakofonie van drumkorpsen, schlagers en hun echo’s die schetterend tegen de gevels van de Zwartbroekstraat ketsen. De chaos heerst, niets gaat meer in de maat. Dan pas valt het me echt op: het kleurverschil. Vier dagen per jaar mag het fel. De rest van de tijd blijft het grijs. Carnaval, denk ik, is eigenlijk een heel Calvinistisch feest.

1 opmerking:

Anoniem zei

Het mooist is het genieten van de mannetjes, verder, tja, Carnaval en ik....