Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

dinsdag, oktober 31, 2006

Verzopen kat

Goed en slecht nieuws. Mijn virtuele vriendinnen hebben het laten afweten. Geen geld bij de post. Dat betekent dat ik op filterkoffie moet overgaan en, erger nog, veroordeeld ben tot het roken van kruimelshag, uit de lege builen die ik met vooruitziende blik heb bewaard. De Mascotte-vloeitjes zijn trouwens ook op, zodat ik weer met rijstpapier zit te hannesen. Wel hebben vier van de vijf wethouders op mijn noodkreet gereageerd, allen even bezorgd en hulpvaardig. Bij de Sociale Dienst kan ik wat formulieren afhalen. Als ik die dan ingevuld retourneer, valt er iets te regelen qua geld voor een ID-bewijs. Ik hol meteen naar de Looskade en ben zo dom om mijn paraplu te vergeten. Als ik bij de Roer aankom, barst er een regenbui los, zodat ik me als een verzopen kat bij de balie meld. Ik had beter ook een steekkarretje mee kunnen nemen, want ik ontvang een pakket paperassen, waarmee je de grondwet van een willekeurig ontwikkelingsland zou kunnen samenstellen. Het invullen gaat me uren kosten, temeer omdat mijn administratie zich ongeordend en deels nog in ongeopende enveloppen in een aantal kartonnen dozen bevindt, die ergens in mijn berging staan. Weet je wat? Ik maak van de gelegenheid gebruik om meteen belastingaangifte te doen over de afgelopen jaren. Dat kan digitaal. Misschien krijg ik zelfs geld terug. Yes! Het is hoe dan ook tijd om de puinhoop die ik ervan heb gemaakt, te lijf te gaan. Dus als u me even wilt excuseren?

1-op-1

In het holst van de nacht ging de telefoon. Ik zat net middenin een erotische droom en aangezien ik het daarmee moet doen vandaag de dag, was ik weer eens niet blij om in de werkelijkheid te belanden. Natasja aan de lijn, helemaal over de rooie. Haar ouders, die mijn blog ook volgen, gaan ervan uit dat dochterlief tegenwoordig avond aan avond braaf op de bank zit. En dat was niet het enige wat haar dwars zat.
‘Je zet me als een slet neer!’ verweet ze me.
‘Nee,’ antwoordde ik, ‘niet als een slet, maar als een vlinder, een hele mooie, broze vlinder. Bovendien heb ik je niet voor niets een andere naam gegeven. Alleen een klein groepje intimi weet dat het om jou gaat. Je hebt toch niets te verbergen?’
Dat hielp niet echt. Pas na een half uur lukte het me om Natasja enigszins te kalmeren en kon ik ophangen. Naderhand kon ik de erotische dromen natuurlijk wel schudden en lag ik eindeloos te malen. Tezeer had de geschiedenis zich herhaald.
Tijdens de laatste vakantie met mijn gezin had ik ‘A Heartbreaking Work of Staggering Genius’ van Dave Eggers gelezen. Het bijzondere aan dit boek is dat het geen fictie is, maar een keiharde, 1-op-1 weergave van Eggers geschiedenis, vanaf het moment dat zijn ouders kort na elkaar overlijden en hij met de zorg voor zijn achtjarige broer zit opgescheept. Niets is mooier gemaakt dan het was. Zelfs de namen van de ‘personages’ bleven intact.
Dat ging ik ook doen, besloot ik, maar dan over het reilen en zeilen in de spirituele leefgemeenschap ’t Plaatsje, Bladibla's speeltuin, waar ik sinds een tweetal jaren met mijn gezin vertoefde. Na terugkomst uit Frankrijk vertelde ik mijn medebewoners enthousiast over het plan en schreef en verspreidde meteen drie hoofdstukken. Dat heb ik geweten. Van het ene moment op het andere begonnen sommige mensen zich te gedragen als Indianen in het wilde westen, die bang zijn dat de fotograaf hun ziel steelt. Op de avond dat mijn ex haar 38-ste verjaardag vierde, barstte de bom. De hele groep viel over me heen. Het was een soort steniging en, naar achteraf bleek, de opmaat voor mijn scheiding en mijn vertrek uit ’t Plaatsje.
Nu zit ik dus opnieuw met de gebakken peren. Wat moet ik doen, Natasja als een echte soapster uit het verhaal schrijven?

maandag, oktober 30, 2006

Lost in translation

Ik wil niet opscheppen, maar ik heb het eten van noedelsoep aangeleerd in Tokio, toen ik freelance journalist was. Op kosten van de zaak vloog ik er first class naar toe. Het was echter wel de bedoeling dat ik de verblijfskosten zelf voor mijn rekening nam. Alleen de hotelkamer kwam al op ruim 200 Euro per nacht. Bovendien was ik het snel beu om te eten in restaurants, waar ik toch niets van de menukaart begreep en, belangrijker nog, het personeel geen woord van mijn Engels. Dat geldt trouwens voor vrijwel alle Japanners. Op een ochtend zat ik aan het ontbijt toen een vader zich onverhoeds naar me omdraaide.
‘Vot’s your eezj?’ vroeg hij.
‘Eh, 32,’ antwoordde ik.
Waarop de man zich tot mijn stomme verbazing weer aan zijn gezin wijdde.
‘Sayonara succer,’ mompelde ik.
Later zou een Nederlandse expat me uitleggen dat het bewuste zinnetje het eerste is in ieder Japans lesboek Engels. De meesten blijven er steken. Vandaar dat ik nog eens een kommetje leeggedronken heb, in de vaste overtuiging dat het thee was. Een haastig toesnellende ober legde me met een soort pantomime-act uit dat ik mijn vingers in het groene goedje had moeten dopen. Lost in translation avant la lettre, zeg maar.
De sushi’s kwamen me na een week ook de neus uit en de lokale MacDonald’s hield ik na één keer voor gezien, want een cheeseburger smaakt overal hetzelfde. Toen ontdekte ik dus dat je zowat op iedere straathoek van Tokio voor een schijntje een bekertje noedelsoep kon tanken. Gewoon uit de muur. De laatste twee weken van mijn verblijf in Japan at ik vrijwel niets anders meer.
Diezelfde tactiek pas ik nu toe om te overleven. Bij de Jumbo kost een pakje noedelsoep 33 cent. Er is altijd nog wel een ovenbroodje in huis dat ik erin kan soppen. Weken kan ik het desnoods op dat dieet volhouden. Klagen hoor je me intussen niet. Ik stap gewoon mijn schrijfcocon binnen, waar ik soms zelfs vergeet dat ik naar de wc moet. Bovendien daalt er een merkwaardig soort berusting over me neer als het eenmaal zover is. Het is best Zen, vind ik, om het geld eventjes niet te laten rollen.

Alles nu

Mijn beste boek is Alles nu. Het is een novelle over een beroemde schrijver die in New York kennismaakt met spiritualiteit. Tegelijk is het een schelmenroman. Tijdens het schrijven fietste er namelijk een soort Griekse rei in het verhaal, alleen dan in de vorm van een zwerver. Hij voorziet het geheel van cynisch commentaar en geeft de lezer raadseltjes op. Het werkje is alleen nog niet uitgegeven. Geen idee waarom. Bestookt u mijn uitgever met emailtjes, zou ik zo zeggen en vraagt u meteen of er een fors voorschot naar me kan worden overgemaakt. De link vindt u hiernaast.
Maar daar gaat het me nu helemaal niet om. Die zwerver is het punt. Heb ik in Alles nu soms onbewust mijn voorland verkend, is het soms mijn lot om in de goot te eindigen? Neemt u het me niet kwalijk, maar ik zie juist een heel andere toekomst voor me: ik zit in mijn werkkamer te schrijven aan mijn tiende roman, terwijl ik hoor hoe een aak stroomafwaarts voorbij tjoek, tjoek, tjoekt. Ik hoef maar op te staan en naar het raam te lopen om te zien hoe mijn bloedmooie, jonge vrouw met mijn zoons en de honden in de boomgaard speelt. Het mag trouwens ook op een Vinex-lokatie met het geluid van de A-4 op de achtergrond, zonder honden en een iets minder jonge en mooie dame. Het voornaamste is dat ik Sietse en Bart een thuis kan bieden. Ik wil meer zijn dan hun weekendpapa en ik wil niet dat ze devotees van Bladibla worden.
Dat kan ik dus wel willen, maar in de praktijk ben ik inmiddels zo diep gezonken dat ik zo meteen aan de noedelsoep zit en bij virtuele vriendinnen om geld voor een ID-bewijs moet bedelen, want dat heb ik zojuist gedaan. Met een beetje mazzel strijken er meer dan één met de hand over het hart en kan ik morgen niet alleen Drum kopen, maar ook Lavazza en Friese Vlag Goudband. Het leven is zo slecht nog niet.

Verliespost

Zucht. Sta ik me daar om acht uur op, zodat ik de hele dag kan besteden aan het vinden van een baan. Loopt mijn missie al meteen bij het eerste uitzendbureau spaak. Mijn paspoort blijkt namelijk verlopen. Werkgevers die mij zonder geldig ID-bewijs te werk stellen, riskeren een boete van 20.000 Euro. Ik meteen naar de Sociale Dienst, waar ik met knorrende maag net zo lang met mijn vuist op de balie blijf slaan tot iemand me te woord wil staan, een mollige juf van een jaar of 23 met akelig lange nagels, die het presteert om me niet één keer aan te kijken.
‘Nee meneer,’ zegt ze, ‘het hebben van een geldig identiteitsbewijs behoort tot de eigen verantwoordelijkheden. U kunt alleen bijzondere bijstand krijgen als uw gebit gesaneerd moet worden of als uw wasmachine kapot is.’
‘Ja maar, wat moet ik dan? Zonder geldig ID-bewijs kan ik niet werken en kan ik ook geen uitkering aanvragen. Hoe kom ik dan ooit aan het geld om er één aan te schaffen?’
Het spijt de juf, maar ze kan me ook niet helpen.
Tijd voor drastische maatregelen. Weer op mijn zolder stuur ik mijn vader een mailtje. Hij reageert even snel als bars. A heeft hij geen geld (zou het dan toch erfelijk zijn?) en B kan hij er niet op vertrouwen dat ik de 35 Euro waarom ik hem gevraagd heb, ook daadwerkelijk aan een ID-bewijs besteed. Eventueel is hij bereid om naar Roermond te komen om dan gezamenlijk naar het gemeentehuis te gaan.
Ik schrijf terug dat het al ruim een jaar geleden is dat ik een coffee shop van binnen heb gezien, dat ik dus geen chaperonne nodig heb en dat ik wel iets anders zal verzinnen. Ik googel wat en stuur alle wethouders van de gemeente Roermond een SOS. Ook vraag ik mijn uitgeverij om een voorschot voor de literaire wielerthriller die ik na afloop van de laatste Tour de France in precies drie weken geschreven heb, hoewel ik het antwoord al bijna kan raden: eerst moeten de voorschotten die me al verstrekt zijn maar eens terugverdiend worden. Wat nog een hele kluif zal zijn, want ooit werd ik als de Nederlandse John Irving door Prometheus binnengehaald. Voor Geluk voor gevorderden kreeg ik 7.500 gulden en voor De regels 5.000 Euro. Er zullen nog duizenden van mijn boeken over de toonbank moeten gaan, wil de uitgeverij winst aan me gaan maken. Pff. Ik ga maar wat surfen. Op nu.nl lees ik dat de wereld ‘jammerlijk’ faalt bij de bestrijding van de honger. Vertel mij wat.

La Van Dongen

Terwijl ik op Natasja wacht, dood ik de tijd met een sigaret. Eerlijk is eerlijk, ik was liever gewoon wat voor de buis gaan hangen, met bijvoorbeeld 24 erop, want gisteren heb ik vanwege het voetbal de helft gemist. Wat een scenario, wat een montage! Maar goed, hoewel ik heftig tegenspartelde heeft Natasja beloofd alles te betalen. Een biertje gaat er altijd wel in.
‘Je gaat nog een blaasontsteking oplopen,’ zeg ik tegen haar als ze een kwartier te laat is verschenen. Vandaag is La Van Dongen in het wit. Maar het zijn vooral de niet witte gedeeltes die opvallen: de lange blote benen en het décolleté. In een flits vraag ik me af of ze zich voor mij zo heeft uitgedost.
Op mijn verzoek installeren we ons op het verwarmde terras, want binnen ga ik met mijn 1 meter 75 zo gauw verloren in de massa en daar kunnen mensen met grootheidswaan nu eenmaal slecht tegen. Natasja is met Jan en alleman in gesprek. Iedereen lijkt haar te kennen. Pas na een tijdje lukt het mij om te informeren naar die heel speciale opleiding tot kinderhersenchirurg.
‘O, maar da’s niet mijn echte droom,’ ontwijkt ze de vraag. ‘Ik ga nog iets veel leukers doen. En daar heb ik jou bij nodig.’
‘Huh?!’ verslik ik me bijna in een slok bier.
Ze blijkt een telefoontje te hebben gehad van een vriend die het geluid doet bij concerten van DJ Tiësto en dat soort beroemdheden. Die vriend heeft een slim en representatief iemand nodig als manusje-van-alles, Natasja dus. Binnenkort gaat ze proefdraaien, bij een festival in Rome, waar ook Keane optreedt. Daar houd ik toch zo van? En of ik dan op haar huis en twee honden kan passen. Ik mag in dat geval ook van haar auto gebruik maken.
‘Wat zijn het voor honden?’ vraag ik.
‘Een Duitse herder en een golden retriever,’ antwoordt ze, ‘echte lieverds. Vooral voor kinderen. Leuk voor jouw kids.’
Lang verhaal kort, ik ga akkoord en Natasja omhelst me innig. Ze zweert dat ze me eeuwig dankbaar is. Een paar tafeltjes verderop heeft intussen een verzameling kleerkasten plaats genomen. Ze hebben zoveel spiermassa dat hun bovenarmen niet meer helemaal aan de zwaartekracht kunnen gehoorzamen en schuin omlaag wijzen.
‘Dat zijn uitsmijters,’ zegt Natasja. ‘Sorry, ik moet even naar ze toe.’
Ze gaat bij ieder van hen op schoot zitten, slaat haar benen telkens bestudeerd over elkaar. Hier en daar deelt ze een zoen uit. Ik vind Natasja fantastisch, maar hier heb ik geen zin in. Na nog een biertje verontschuldig ik me. Ik zeg dat ik me moe voel vanwege al die dagen dat ik mijn aandacht moest verdelen over Sietse en Bart. Dat is trouwens ook echt zo. Bovendien moet ik morgen op zoek naar een baan. Wat dat huis en die honden betreft kan ze op me rekenen.
‘Mail of bel me maar wanneer.’
‘Hè, wat ongezellig,’ mokt ze.
‘Ik moet trouwens ook nog een stukje bloggen,’ grijns ik.

zondag, oktober 29, 2006

Soort zoekt soort

Eigenlijk zijn mijn zondagen gereserveerd voor het geven van literaire lezingen en optredens bij leesclubs, maar wegens een chronisch tekort aan boekingen kan ik vandaag lekker thuis blijven en genieten van mijn mannetjes. Zij en ik staan te dansen op de nieuwe van Keane als Natasja belt. Ik ken haar van de opleiding tot call center agent. Het klikte meteen, want ze is net zo’n rondje als ik. Ze is mijn enige echte vriendin, in die zin dat ze van vlees en bloed is. En wat voor vlees! Natasja is hoogblond en heeft iedere dag andere laarzen aan haar lange benen. Ook de rest van haar lichaam is goed geproportioneerd, zodat ze menig man in het voorbijgaan een whiplash bezorgt. Ze is alleen een kop groter dan ik en dat sluit iedere vorm van lust uit, wat mij betreft. De laatste keer dat ik haar sprak was ze op sterven na dood, tenminste, dat beweerde ze. De één of andere mysterieuze longaandoening, de reden ook dat ze langer op de loonlijst van Essent heeft weten te staan dan ik met mijn twee maanden. Meer dan de helft van de tijd zat ze ziek thuis. Nu voelt ze zich echter kiplekker, want ze heeft het voor elkaar: ze mag in Nijmegen de opleiding tot kinderhersenchirurg gaan volgen. Ze moet eerst een soort overbruggingsjaar doen, vertelt ze. Daarna is het in drie jaar gepiept. Haar vader betaalt alles.
‘Maar, eh,’ zeg ik, ‘alleen de studie medicijnen duurt al zes jaar. Dan moet je nog co-schappen lopen en daarna kun je je pas gaan specialiseren. Met chirurgie alleen al ben je bij mijn weten een jaar of zes kwijt.’
‘Nou,’ antwoordt Natasja, ‘dit is een heel speciale opleiding, voor heel speciale mensen. Daarom ben ik ook zo blij, suffie.’
Ze staat erop het heuglijke feit vanavond met mij te vieren. Sietse en Bart worden rond een uur of acht opgehaald, dus spreken we om tien uur af op het stationsplein.
Terwijl de hemel boven Roermond zwanger is van klokgebeier, is het eerst tijd voor een wandeling. Achter het outlet center zijn er nog een paar plaatsen, waar je gratis kunt parkeren. Daar gaan we Freds auto zoeken, maar zonder resultaat. Goed nieuws, besluit ik. Hij is vast een weekje naar zijn ouders in Culemborg, wat Fred wel vaker doet om op de kosten van levensonderhoud te sparen. Weer terug tast ik voor de deur naar mijn sleutelbos. Die vind ik, maar het nog voor driekwart volle pakje shag dat er ook hoort te zitten niet. Ik kijk ook mijn andere zakken na. Vergeefs. Dit zou een mooi moment zijn om met roken te stoppen, maar dat komt niet in mijn woordenboek voor. Verdomme! Hoe kan ik nou zo slordig zijn geweest? Ik stal mijn zoons voor de tv en rijd op de fiets als een gek de route na, die we hebben gelopen. Misschien, denk ik hijgend, is er een wonder gebeurd en heeft niemand het pakje shag zien liggen en geconfisqueerd. 5 Euro is het waard, meer dan 10 gulden, een kapitaal! Ik heb de hoop al opgegeven als ik het, ergens op een stoep, zie liggen, als een uit de kluiten gewassen herfstblad. God bestaat, denk ik, raap het pakje shag op en druk er een kus op.

zaterdag, oktober 28, 2006

Eendjes voeren

Ondanks het trieste weer gaat circus Schippers op tournee. In een dolle bui heb ik ergens in de afgelopen weken een half brood gekocht, waarvan ik misschien vier sneetjes opgegeten heb. De ietwat beschimmelde rest kan nog een nobel doel dienen, heb ik besloten. Beneden in de parterre wacht me een verrassing. Eén van mijn virtuele vriendinnen heeft me een pakje Drum gestuurd, weliswaar met Mascotte, maar een kniesoor die daarop let. Ik voel me tien kilo lichter als we ons door de zaterdagdrukte wurmen.
Terwijl ik Bart uitleg waarom de klok vannacht een uur terug gaat, steken we de Roer over in een décor dat zo uit een folder van een Franse reisgids lijkt te zijn geslopen. Alleen jammer dat er een verkeersader dwars doorheen loopt, waarop het overdag permanent vaststaat. Het verbaast me altijd dat er mensen bereid zijn hier op de nu lege terrassen te zitten, want het moet hier wemelen van de fijne roetdeeltjes in de lucht. En dan kijken naar stilstaande voertuigen, vaak met mensen erin die onderweg zijn naar het outlet center. Wat een gekkenhuis. Je zou er bijna nog vrolijker van worden, maar daar is weinig voor nodig met een vol pakje shag in een jaszak.
Sietse en Bart begeven zich angstig dichtbij het water als uit alle richtingen eenden naderen, met V’s in hun kielzog. Ik sta op een pas afstand genietend te roken, klaar om in het geval dat een kraag te grijpen. Tegelijk zie ik toe op een eerlijke verdeling van de buit. Bart gaat een stuk bedachtzamer te werk dan zijn grote broer. Zelf probeer ik of één van de toegesnelde meeuwen in staat is om een stukje broodkorst vliegend te vangen. Het lukt een paar keer bijna.
‘Weet je wat, mannen?’ zeg ik, ‘het is onbegrijpelijk dat er nog iemand is die brood gewoon opeet. Dit is toch veel leuker?’

Het kan niet op met de levenslessen vandaag. Bart wil over de leuning van de Roerbrug lopen, maar die is halverwege zo hoog dat hij zich moet bukken om mijn hand nog vast te kunnen houden. Ik zie een blos over zijn wangen schieten en hij laat zich in mijn armen vallen. Als we ook de blikken rivier zijn overgestoken, wil meneer op mijn nek, want, beklaagt hij zich parmantig, ‘mijn voeten zijn niet gezond.’
‘Straks,’ grijns ik, ‘nu eerst zelf weer een stukje lopen.’
We maken een omweg, over de markt en dan naar het kanon, waarvan de loop als extra prullenbak in gebruik is. Bart laat er zien dat er niets mis in met zijn voeten. Dan is het nog maar een klein stukje naar Fred, die echter wederom niet thuis geeft. Ik neem me voor om morgen te kijken of ik zijn auto ergens zie staan.

’s Avonds schaft de pot net als gisteren goulashsoep uit blik, want de knakworsten die eigenlijk op het menu stonden, bleken een half jaar over de datum.
‘Hm, lekker!’ glundert Bart.
Ik ben rijk, denk ik.

Calimero

Vanochtend kletterde de regen op de ramen. Ik zette de mannetjes voor een dvd’tje en dook nog even mijn nest in na de overdosis werkelijkheid gisteren. Zo’n outlet center. Nog niet eens zo heel lang geleden kon ik er met mijn Gold Card achteloos een winkel leegkopen. Nu liep ik er als een berooide schrijver rond, omringd door drommen die, alsof het lemmingen waren, gehoorzaamden aan de boodschappen over aanbiedingen die in in het Nederlands en in het Duits uit de luidsprekers schalden. En maar frites naar binnen proppen en aan ijsjes likken, we hebben toch niets anders te doen dan geld uitgeven. Zo'n outlet center is de verveling ten top. Op de terugweg, nadat ik voor de tweede keer vergeefs bij Fred had aangebeld, zat er een steen in mijn maag. Literair gezien was mijn leven misschien volstrekt verantwoord, maar wat was dat nou voor een vader, die zijn kinderen niet eens op een ijsje kon trakteren? Niet dat ze er ook maar één keer om hadden gezeurd, de schatten.

De slaap weigert opnieuw te komen. Ik hoor Sietse en Bart niet, dus blijf ik maar een beetje op mijn rug naar de lucht liggen kijken. Duizenden druppels op mijn dakraam brengen me op geen enkele gedachte, schiet me te binnen, met dank aan Bernlef. Maar dat is niet helemaal waar. Het is zoals gewoonlijk namelijk een drukte van belang in mijn hoofd. Hoe heb ik het in vredesnaam ooit zover kunnen laten komen? Alsof ik het antwoord niet weet. Ik ben een rondje, dat door een vierkant gaatje moet. En dat doet pijn. In mijn familie is het geprobeerd, op school en later ook op de universiteit. En ook zelf heb ik bij tijd en wijle mijn best gedaan om me aan te passen. Ik heb banen gehad, ben monogame relaties aangegaan, heb me helemaal blauw betaald aan belastingen, verzekeringen en hypotheken. Van buiten was er niets aan me te zien, zo goed beheerste ik mijn rol. Op mijn veertigste was het echter op. Toen besloot ik om eindelijk te doen wat mijn hart me al heel mijn bewuste leven ingeeft: schrijven. Zeven jaar later ben ik van een yup in een kerkrat veranderd. Dom, zielig? Tenminste heb ik een keuze gemaakt. Ik heb juist eindelijk mijn eigen ronde gaatje gevonden, tegen hoge kosten weliswaar, maar volgens de Bijbel breken er na zeven magere jaren zeven vette aan. Als de nood het hoogst is, is de redding trouwens nabij. En anders kan ik het altijd nog met tegelteksten proberen.

Sparen voor later?

Als we wakker worden, verstoren alleen de condensstrepen van een vliegtuig het ansichtkaartblauw dat ik door het schuine slaapkamerraam zie. Vorig jaar was het eind oktober ook al zo mooi, schiet me te binnen. Zou de klimaatverandering werkelijk zo snel gaan? Ik moet even aan ‘an inconvenient message’ denken, die film van Al Gore, de man die eigenlijk president van de Verenigde Staten had moeten zijn op een zekere elfde september. Hoe zou de wereld er zonder stemfraude in Florida hebben uitgezien? Alsof ik niets anders aan mijn kop heb. Een huisbaas die me op straat wil zetten, bijvoorbeeld, en geen inkomen. Wat een onzin trouwens. Geluk is gratis. Ik ga wat leuks doen met de mannetjes vandaag. Het is weer om erop uit te trekken.
Het trio Schippers doet echter altijd alles tempo doeloe, zodat het ontbijt van croissants en eitjes vanzelf lunch wordt. Tussen de gangen door hebben we pret met een rallyspel op de Nintendo, vooral als Bart de joystick hanteert. Hij weet met de Subaru Impreza pirouettes te beschrijven, die je nog niet eens bij kunstrijden op de schaats tegenkomt. Ook schrijf ik Fred nog een mailtje, want ik heb bij nader inzien al een week niets meer van hem vernomen.
‘Leef je?’
Inmiddels is alarmfase oranje ingetreden: ik moet het zonder vloeitjes van Rizla rood stellen. Wel heb ik nog van die lellen van rijstpapier, uit de tijd dat ik aan wiet verslaafd was. Ik moet er hele lappen vanaf scheuren om er een fatsoenlijk shaggie van te maken en het resultaat brandt en smaakt beduidend minder. God zij dank is er tenminste nog voor een dag of drie, vier espressokoffie, en, minstens zo belangrijk, Friesche Vlag Goudband in huis. Toch denk ik niet eens alleen meer aan het nieuwe pakje shag, waaraan ik eigenlijk liever niet wil denken, als ik op de verzendknop druk. Fred zou in theorie zomaar een overdosis pillen kunnen hebben genomen. Hij krijgt ze, als gecertificeerde misfit, op doktersrecept. Nu ik er zo over nadenk: hij heeft me de afgelopen weken een paar keer verteld dat hij aan het minderen was. Sparen voor later? Het plan ontstaat vanzelf: we gaan vanmiddag naar het outlet center. Daar schijnt een speeltuin te zijn. Kan ik op de heen- en terugweg mooi langs Fred. Wie weet komt het toch nog van een nieuwe buil met shag vandaag, denk ik stiekem.

vrijdag, oktober 27, 2006

Belofte maakt schuld

Holy shit. Dit lijkt een aflevering van Star Trek. Mijn huisbaas is plotseling vanuit zijn tweede huis in Italië opgestraald. Hij staat me bovenaan de eerste van de drie trappen naar mijn zolder op te wachten en hij is duidelijk niet blij om me te zien. Met een rood aangelopen hoofd geeft hij te kennen dat hij mijn loze beloftes zat is. Ik moet eindelijk met huur over de brug komen, anders zet hij me op straat. Halverwege de tirade gebaar ik de mannetjes alvast verder te lopen. Ik vertel mijn huisbaas dat ik me zijn woede goed kan voorstellen en dat ik na de herfstvakantie meteen een baan ga zoeken.
‘Dat had je al lang moeten doen,’ slingert hij in mijn gezicht, ‘je zit daar maar op je spijker!’
‘Ik zit niet,’ werp ik tegen, ‘ik schrijf, aan romans, aan verhalen, aan stukjes. Ik schrijf tot bloedens toe.’
‘Maar wat levert het op?!’ buldert de huisbaas.
‘Nog niets,’ zeg ik, ‘maar dat zou over een paar weken zomaar anders kunnen zijn.’
Mijn huisbaas heeft op zijn zachtst gezegd weinig vertrouwen in het vervolg van mijn literaire carrière. Ik verontschuldig me, want er moet dringend aandacht aan mijn mannetjes worden besteed, zegt mijn gevoel.
Inderdaad tref ik Sietse boven huilend aan. Ik hurk, pak hem bij de schouders en bezweer hem dat alles goed gaat komen. Maar eigenlijk zou ik nu het liefste in de grond willen verdwijnen.
‘Papa gaat gewoon werken en dan krijg ik geld en dan is meneer Wulfsen niet meer zo boos. Misschien gebeurt er trouwens wel een wonder en verkoopt mijn boek heel goed. En je weet toch wat je dan krijgt? Een Nintendo DS.’
‘En ik een treinbaan, hè?’ vult Bart aan.
Het hele leven draait om beloftes, bedenk ik me. Die aan mijn zoons zou ik nog het liefste inlossen, want dat zou betekenen dat mijn droom waar was geworden: kunnen leven van mijn pennenvruchten, zonder huisbazen en deurwaarders die me in de nek hijgen.
We nestelen ons gedrieën op de sleetse gehuurde tweezitsbank. Sietse en Bart willen naar Nickolodeon kijken en ik check mijn email. Vier berichtjes van virtuele vriendinnen en wat nieuwsbrieven. Fred heeft echter nog niets van zich laten horen. Zou hij naar zijn ouders zijn? Misschien ook heeft hij gewoon de puf niet om uit zijn nest te komen. Je weet het maar nooit met hem. Driewerf shit, denk ik, mijn pakje shag dreigt op een verkeerde manier in rook op te gaan. Gelukkig moeten mijn zoons en ik wat later heel hard om SpongeBob lachen, als hij buurman Octo jaloers maakt met een snoeppapiertje.

donderdag, oktober 26, 2006

Kleine kopjes

‘Brr, wat waait het,’ mopper ik, ‘ werd het maar weer lente.’
‘Ja,’ zegt mijn jongste zoon vanaf zijn zitplaats op mijn nek, ‘en na de lente wordt het zomer, hè?’
‘Heel goed. En weet je ook wat daarna komt?’
Ja, hoor, dat weet Bart wel. ‘Sinterklaas,’ antwoordt hij.
Intussen zijn we bij een zebrapad aangeland. Ik steek een hand op naar de automobilist die voor ons stopte.
‘Waarom doe je dat?’ vraagt Sietse.
‘Ik wil die meneer bedanken,’ antwoord ik.
‘Ja maar, hij moet toch stoppen?’
‘Dat klopt. Toch kan het geen kwaad om aardig te doen tegen mensen die aardig zijn voor ons. Wie goed doet, goed ontmoet, zeggen wijze, oude mensen daarover.’
‘De goeroe ook?’
‘Ook de goeroe zou het ongetwijfeld met me eens zijn,’ antwoord ik, ‘op dit punt dan.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, zoals je weet geloof ik niet in hem. Jij wel?’
Sietse haalt de schouders op. ‘Karin zegt dat hij God is.’
‘Karin is pas tien, Sietse. Ze kan dat soort dingen eigenlijk helemaal nog niet weten. Had ik je al eens verteld dat er meer mensen mijn boeken hebben gelezen dan dat er mensen zijn die in de goeroe geloven?’
‘Hoeveel dan?’
‘Er zijn ongeveer tweeduizend mensen op de hele wereld, die in de goeroe geloven.’
‘Da’s best veel,’ meent mijn oudste zoon.
Ik aai hem over zijn krullen. ‘Je hebt gelijk schat, dat zijn er best veel.’
Kijk, daar passeren we de natuurvoedingswinkel.
‘Hier haalt Sonja altijd suikervrije snoepjes,’ glundert mijn oudste zoon. Ik probeer te glimlachen, maar dat lukt me niet. Ik ben het namelijk even helemaal zat om me zorgen te moeten maken over mijn bloedjes van kinderen, omdat hun moeder een aanhanger is van Bladibla, of hoe hij zich tegenwoordig ook noemt. Bovendien ben ik aan mijn laatste tien vloeitjes begonnen, wat ik weet dankzij het rode blaadje van het Rizla-boekje. Daarna zit er altijd nog wel genoeg in mijn buil voor een stuk of tien shaggies, maar wat dan?

Seks in de speeltuin

's Ochtends roffelt de hagel gezellig op de Velux-ramen van mijn slagzij makende zolderetage. Geen speeltuinweer, bedenk ik me, terwijl ik twee van de gisteren gekochte croissants voor de mannetjes in elkaar draai en in de met zorg voorverwarmde oven schuif. De overige vier doe ik in een Tupperware-doosje en leg ik in de koelkast. Normaal gaan we naar de Kitskensberg, één van de mooiste speeltuinen van Nederland, hier in Roermond, maar door Bart consequent als Kitskutberg aangeduid. Nu moet ik bekennen dat ik er inderdaad ooit een stijve heb gekregen. Terwijl Sietse en Bart in een fort speelden, kreeg ik een sms’je van een virtuele scharrel, een stewardess uit Dordrecht. Of ik ook erotische boodschappen stuurde? Zij was er, met de benen wijd en een duim op haar clitje, helemaal klaar voor, liet ze me weten. U vraagt, wij draaien. ‘Ik begin met je tenen,’ sms’te ik terug, ‘en dan kronkel ik met mijn tong langs je benen omhoog.’ Enzovoort. Om vijf uur moest ik het voorspel, zeer tot ongenoegen van de stewardess, staken. De Kitskensberg ging namelijk dicht. Maar nu is er dus sprake van wisselvallig weer, met plaatselijk hagelbuien, en hoef ik me niet het hoofd te breken over de vraag hoe ik überhaupt de 80 cent entree per persoon ophoest, laat staan hoe ik er kom. Ik wil het voor het gemak nog wel eens vergeten, maar mijn auto is al een tijdje geleden openbaar verkocht en ik ben dus afhankelijk van het openbaar vervoer. Ik bal de vuisten. Heel even haat ik het tot in het diepst van mijn wezen om arm te zijn. Ik wil de mannetjes in mijn Audi RS4 kunnen laden, met ze naar vrienden en familie gaan of desnoods naar pretparken. Maar ik kan geen kant op. Misschien, overweeg ik, kan ik wat geld lenen van Fred, mijn voormalige huis- en lotgenoot. Al is het maar een tientje. Dan kan ik ook dat pakje shag kopen, waaraan ik eigenlijk liever helemaal niet denk.
Met het smakken van mijn zoons als ritmesectie stuur ik Fred een mailtje. Of hij met de herfstvakantie toevallig ook zijn kinderen had? Dat we in dat geval misschien iets samen konden ondernemen. En o ja, of hij wat geld kon missen, al was het maar een tientje? Dan kon ik tenminste het pakje shag kopen, waaraan ik eigenlijk liever niet dacht. Daarna houd ik de wolkenlucht goed in de gaten. Ik kan de mannetjes toch moeilijk de hele dag voor een beeldscherm zetten, ook al hebben ze daar zelf helemaal niets op tegen. Ik laat ze tekeningen maken, we spelen met autootjes, mijn zoons worden in de knoop gelegd en moeten zien te ontsnappen. Rond een uur of drie zie ik mijn kans schoon. De mannen gaan naar buiten, de werkelijkheid in.

De hofnar

Voor ik me aan Internet-daten waagde, was ik verslaafd aan SimCity. Dat is een computerspel, waarbij je een stad moet bouwen en tevens een manier om het kapitalisme te begrijpen: het systeem moet groeien, anders dondert het als een kaartenhuis in elkaar. Avondenlang zat ik uren achter elkaar in wezen niets anders te doen dan dwangmatig plantjes water geven, maar dan met een muis. Ik moest me nog serieus zorgen gaan maken over een Repetitive Strain Injury. Toen belandde ik dus op gezelli.nl, overigens aanvankelijk met louter professionele bedoelingen. Ik wilde een column zien te krijgen op één of meerdere datingsites. Enig veldwerk leek me wel gepast.
Ruim een jaar later telde mijn virtuele harem een twintigtal dames. Bij vlagen leek mijn zolder verdorie net een postkantoor, zoveel telefoontjes, sms’jes en mailtjes kwamen er binnen. Ik had iets beters dan SimCity gevonden. Hoe houd je twintig vrouwen, in leeftijd variërend van 24 tot 47 jaar, tevreden? En dat terwijl ze wisten dat ze ‘me’ moesten delen? Soms had ik er een dagtaak aan. Het mes sneed trouwens aan twee kanten. Mijn nieuwe boek kwam eraan. Het kon geen kwaad er wat fans bij te kweken. Visioenen van een ongekend sneeuwbaleffect doemden op. Mijn haremdames gaven het boek aan natuurlijk minstens tien vriendinnen cadeau en ook die gingen er op hun beurt weer mee leuren. En dan met stip de top-10 in. Dating als marketing tool.

Stiekem ga ik lekker twee keer kijken hoe Sietse en Bart als roosjes slapen. Ook vertel ik mijn harem dat ik de hele herfstvakantie 6 Euro 50 moet zien door te komen en dat die al op zijn. Van sommige dames krijg ik per kerende post op mijn kop: hoe kan ik ook zo dom zijn om op één paard te wedden? Bij andere krijg ik een schouder en mag ik even uithuilen. Misschien, wordt er voorzichtig geopperd, moet ik toch een baan gaan zoeken. Het is misschien maar voor even. Daar ben ik inderdaad ook bang voor. Het woord arbeidsmarkt alleen al bezorgt me de kriebels. Het is niet dat ik te lui ben om te werken. Je zou me eens bezig moeten zien als zich een boek dwars door mijn schedel heen naar buiten perst. Ik ben 24 uur per dag, zeven dagen per week met mijn vak bezig. Het probleem is dat ik een soort Romario ben. 88 minuten sta ik het een b-beetje koud te hebben, maar in de resterende 2 minuten schiet ik er op onnavolgbare wijze 3 doelpunten in. In een voetbalteam is er plaats voor een Romario, in een 9 tot 5-samenleving niet. Dat is ook waarom ik mezelf als een soort hofnar zie. Ik moet mensen met mijn stukjes zien te vermaken, ik moet ze laten lachen, ze laten huilen, ze raken. In de Middeleeuwen was er plaats voor zo’n gek als ik. Waarom nu niet? Maar goed, het ziet ernaar uit dat ik weer eens geen andere keuze heb. Na de herfstvakantie ga ik me inschrijven bij alle uitzendbureaus, beloof ik mezelf.

woensdag, oktober 25, 2006

Plan B

Het punt is dat plan B nog verzonnen moet worden. Op mijn zolder monster ik de noodvoorraad. Er is eten in huis voor drie dagen, schat ik zo. Ik vraag de mannetjes waar ze zin in hebben.
‘Poffertjes!’ roept Sietse.
Ik parkeer hem en zijn jongere broer Bart voor de Nintendo en ren even later als een kip zonder kop door de Jumbo. Het is nog een heel gepuzzel om mijn laatste kapitaal er doorheen te jagen, maar ik scoor een soort pretpakket, vind ik zelf. Intussen probeer ik er niet aan te denken dat mijn shag overmorgen op zal zijn, want als ik daaraan denk, voelt het alsof de grond onder mijn voeten verdwijnt.

We laten ons de poffertjes goed smaken, de mannetjes en ik. Naderhand zal mijn gehuurde sleetse tweezitsbank onder de poedersuiker zitten, alsof het plaatselijk gesneeuwd heeft, maar wat maakt dat uit? Sietse en Bart zitten apathisch naar de tv te kijken, maar ik zou ze wat graag in een doosje doen, zoals ze daar nu zitten. ‘Vader knuffelt zoons dood!’ lees er alles over. 36 poffertjes zijn er alleen wat weinig. En dan te bedenken dat ze bijna de helft van mijn budget hebben opgeslokt, de rekels! Bart eet er 9 en Sietse neemt er 18 voor zijn rekening. De rest is voor mij. Ik zal die nacht met honger naar bed gaan, realiseer ik me. Boontje komt om zijn loontje, luidt de Calvinistische conclusie. Ik speel al heel lang een heel gevaarlijk spel: alles of niets. Vroeg of laat moest ik wel tegen de lamp lopen. Bart wil trouwens alleen nog maar een kus bij het slapen gaan, geen liedje meer, waarbij ik zogenaamd niet kon onthouden dat daarbuiten een schaap liep en hij me moest corrigeren. Het zal de leeftijd zijn.

Tussen de bedrijven door neem ik me voor om mijn probleem eindelijk op te lossen in plaats van ervoor weg te lopen. Als de mannetjes slapen, stel ik niet tot morgen uit wat ik vandaag kan doen en probeer ik te achterhalen waarom ik niet meer kon pinnen. Ik werk de stapels ongeopende post door en vis er de enveloppen van de gemeente Maastricht uit, de uitkerende instantie in kwestie. Aha, ik heb een inlichtingenformulier niet op tijd ingevuld geretourneerd, ondanks herhaalde verzoeken, dus is mijn uitkering beëindigd. Logisch, ik was wat slordig met het sturen van adreswijzigingen. Bijgevolg liggen het bewuste inlichtingenformulier alsmede de herinneringen waarschijnlijk nog op mijn vorige adres, als de conciërge ze tenminste niet met het oudpapier heeft meegegeven. Dom, dom, dom. Er kan nog bezwaar worden gemaakt, lees ik. Het college van B & W moet de zaak dan binnen twaalf weken behandelen. Dat duurt me te lang. Er zijn trouwens spoedeisender aangelegenheden. Zoals het onderhoud van mijn virtuele harem.

De overgang

Het is herfstvakantie. Ik wandel, met mijn zoons van bijna acht en bijna vier aan weerszijden, doodgemoedereerd richting flappentap. Ik heb ze tot en met het weekend, want ex Sonja doet het inmiddels weer met een man. Hij gelooft in dezelfde goeroe als zij, maar daar staat tegenover dat hij in Londen woont. Ze is nu naar hem toe.
Het is druk op het schouwburgplein. Er staat zelfs een rij voor alledrie de pinautomaten bij de ABN/Amro. Sietse en Bart ruziën over wie er zo meteen op de knopjes mag drukken.
Ik weet het nog niet, maar ik sta op het punt om in een andere dimensie te belanden, een akelige werkelijkheid waaruit haast geen ontsnapping mogelijk is. In films zou er een geweldig onweer losbarsten. Aanzwellende violen, tromgeroffel, dat soort dingen. Maar nee. Ik luister met een half oor naar het gekibbel van mijn mannetjes, terwijl ik met een schuin oog naar passerende kittige jongedames kijk. De mitrailleursalvo’s van hun pumps gaan op in een waterval van praatjes. Af en toe vang ik een flard op. Bij Blokker is er een aanbieding en vanavond viert ene Chantal haar verjaardag. Eigenlijk valt me nu pas op hoe zwaarbewolkt het is. Vroeger als kind zei ik dan dat er een deksel op de dingen zat.
Eindelijk, het is mijn beurt om te pinnen. Ik heb een grote boodschappentas bij me, want ik wil in één keer van de ellende af zijn. In gedachten loop ik het lijstje na: eten voor vier dagen, Belgisch bier voor mij, Danoontjes voor de mannetjes, croissantjes en eitjes voor bij het ontbijt.
‘Goedemiddag meneer Schippers,’ zegt de display. Even opgewekt toets ik mijn pincode in, laat Sietse bevestigen dat ik 50 Euro wil. Bart mag op het groene knop drukken.
‘Saldo onvoldoende,’ lees ik.
Mijn wangen voelen ineens zo warm aan dat ze dreigen te ontploffen. Ik probeer het met 20 Euro. En met 10. Ik probeer het ook aan de overkant, bij de Postbank, want je weet maar nooit hoe een koe een haas vangt.
Weliswaar in een ander lettertype, maar met een leeuw erbij, krijg ik de identieke Jobstijding. Het is echt zover, pinnen gaat niet meer. Een diepe zucht ontsnapt uit mijn longen. Oké, het zat eraan te komen. Maar waarom uitgerekend nu? Met klamme handen haal ik mijn portemonnee tevoorschijn en tel de inhoud. 6 Euro 50. Daar zal ik het mee moeten doen.
‘Mannen,’ spreek ik mijn zoons gewichtig toe, ‘we gaan er een onvergetelijke vakantie van maken.’