Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

zaterdag, oktober 28, 2006

Eendjes voeren

Ondanks het trieste weer gaat circus Schippers op tournee. In een dolle bui heb ik ergens in de afgelopen weken een half brood gekocht, waarvan ik misschien vier sneetjes opgegeten heb. De ietwat beschimmelde rest kan nog een nobel doel dienen, heb ik besloten. Beneden in de parterre wacht me een verrassing. Eén van mijn virtuele vriendinnen heeft me een pakje Drum gestuurd, weliswaar met Mascotte, maar een kniesoor die daarop let. Ik voel me tien kilo lichter als we ons door de zaterdagdrukte wurmen.
Terwijl ik Bart uitleg waarom de klok vannacht een uur terug gaat, steken we de Roer over in een décor dat zo uit een folder van een Franse reisgids lijkt te zijn geslopen. Alleen jammer dat er een verkeersader dwars doorheen loopt, waarop het overdag permanent vaststaat. Het verbaast me altijd dat er mensen bereid zijn hier op de nu lege terrassen te zitten, want het moet hier wemelen van de fijne roetdeeltjes in de lucht. En dan kijken naar stilstaande voertuigen, vaak met mensen erin die onderweg zijn naar het outlet center. Wat een gekkenhuis. Je zou er bijna nog vrolijker van worden, maar daar is weinig voor nodig met een vol pakje shag in een jaszak.
Sietse en Bart begeven zich angstig dichtbij het water als uit alle richtingen eenden naderen, met V’s in hun kielzog. Ik sta op een pas afstand genietend te roken, klaar om in het geval dat een kraag te grijpen. Tegelijk zie ik toe op een eerlijke verdeling van de buit. Bart gaat een stuk bedachtzamer te werk dan zijn grote broer. Zelf probeer ik of één van de toegesnelde meeuwen in staat is om een stukje broodkorst vliegend te vangen. Het lukt een paar keer bijna.
‘Weet je wat, mannen?’ zeg ik, ‘het is onbegrijpelijk dat er nog iemand is die brood gewoon opeet. Dit is toch veel leuker?’

Het kan niet op met de levenslessen vandaag. Bart wil over de leuning van de Roerbrug lopen, maar die is halverwege zo hoog dat hij zich moet bukken om mijn hand nog vast te kunnen houden. Ik zie een blos over zijn wangen schieten en hij laat zich in mijn armen vallen. Als we ook de blikken rivier zijn overgestoken, wil meneer op mijn nek, want, beklaagt hij zich parmantig, ‘mijn voeten zijn niet gezond.’
‘Straks,’ grijns ik, ‘nu eerst zelf weer een stukje lopen.’
We maken een omweg, over de markt en dan naar het kanon, waarvan de loop als extra prullenbak in gebruik is. Bart laat er zien dat er niets mis in met zijn voeten. Dan is het nog maar een klein stukje naar Fred, die echter wederom niet thuis geeft. Ik neem me voor om morgen te kijken of ik zijn auto ergens zie staan.

’s Avonds schaft de pot net als gisteren goulashsoep uit blik, want de knakworsten die eigenlijk op het menu stonden, bleken een half jaar over de datum.
‘Hm, lekker!’ glundert Bart.
Ik ben rijk, denk ik.

Geen opmerkingen: