Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

dinsdag, december 25, 2007

Kerststukje

Hij had niet eens gemerkt dat ze tot stilstand waren gekomen. Verstoord wierp hij een blik naar buiten. Tegenover hem, in de fata morgana achter het glas, zat een vrouw in een andere trein een tijdschrift te lezen. Ze kwam hem bekend voor. Zo ongeveer zag zijn droomvrouw er en profile uit. Typisch dat ze in tegengestelde richting reisde, dat had hij weer. Eigenlijk zou hij nu op de ruit moeten kloppen om haar aandacht te trekken. Maar zou ze dat horen? Hij wilde niet voor gek staan in de coupé. Bijna was hij met zijn aandacht weer bij het beeldscherm van zijn laptop. Toen draaide ze het hoofd en keek ze hem recht aan.

In een tekenfilm zou je zien hoe alles behalve zij en hij ineens verdween en in vuurwerk veranderde, en in een waterballet en in het slot van een symfonieconcert, allegro agitato. Het was een wonder. De eerste paar seconden heerste de verbazing in beider ogen. Toen herkenden ze elkaar, maar tegelijk zette zijn Intercity zich in beweging. Hij zag nog hoe ze naar beneden dook, haar handtas in waarschijnlijk. Om het nummer van haar 06 op te schrijven? Maar het was te laat.

Werken lukte niet meer. Hij bleef haar gezicht voor zich zien. Thuis trok hij de stoute schoenen aan. Hij plaatste een oproep op een site voor OV-reizigers en zette er voor de zekerheid een foto bij. In het daaropvolgende weekend kreeg hij zes reacties, louter van dames van middelbare leeftijd. Kennelijk hadden zich op het station Veenendaal-de Klomp nog meer wonderen afgespeeld. Zij zat er niet bij.

Het was rustig op het spoor, de maandag voor Kerst. Hij leek wel gek. Hij had nota bene een vrije dag vandaag, wat moest hij in de trein, hoe groot was de kans dat zij, zoals hij vurig hoopte, net zoals hij onderweg was naar de plaatsdelict? Die kans was bijna nul. Maar ze was zijn jonkvrouwe. Voor een blik van haar, desnoods vanuit haar slottoren, ging hij zijn leven lang op drakenjacht.

Twee ouden van dagen en een Gothic-meisje stapten in de Intercity die hij net verlaten had. Om de hoofden danste hun adem als Indianen om een totempaal. Verder gebeurde er niets op het perron van Veenendaal-de Klomp.

In de wachtruimte was het maar iets minder koud dan buiten. Met zijn rechterwijsvinger tekende hij een kerstboom in het vuil van de ruit, met ballen in de vorm van een hart met een pijl erdoor. Hij had gewoon aan de noodrem moeten trekken, bedacht hij zich.

Twee Intercities kwamen en gingen. Ofschoon hij zich midden op het perron posteerde, viel zijn aanwezigheid geen van de uitstappers op. Dit was zinloos. Hij nam zich voor om de volgende trein naar huis te nemen. Die kwam om 15.16 uur, zoals hij inmiddels al een paar keer gecontroleerd had.

Eindelijk, de Intercity met als eindbestemming Roosendaal reed voor. Hij keek nadrukkelijk naar de treeplank en zag haar voeten het eerst. Ze wezen naar hem, er was geen contact met de vloer. Toen gleden zijn ogen omhoog. Ze was het en ze zat in een rolstoel.

‘Duw je me?’ vroeg ze.
Tegen zulke ogen kon hij geen nee zeggen.
‘Het is me een eer,’ zei hij.