Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

zaterdag, december 15, 2007

De Van Lingen-code

Hij wilde Minister van Onderwijs en Wetenschappen worden. Politicologie leek de aangewezen weg. De faculteit zat in een herenhuis aan de Van Schaeck-Mathonsingel, ver weg van de rest van de Katholieke Universiteit Nijmegen.

Zijn jaargang telde 76 jongens en 9 meisjes, die in het verloop van de semesters allen hun hoofdharen af schoren en overalls gingen dragen. Op een dag, tijdens een vergadering over hoe de arbeidersmassa te mobiliseren, kon hij het niet laten. ‘Zijn we niet een tikkeltje te ambitieus?’ vroeg hij zich hardop af. ‘Ik bedoel, we hebben het wel eventjes over wereldrevolutie. Daarvoor moeten een boel radertjes in beweging worden gebracht. Met hoeveel man zitten we hier eigenlijk helemaal?’

De waarheid is zelden welkom. Keihard werd er met een vuist op tafel geslagen. Door zo’n kaal wezen in een overall. ‘Man,’ had hij gezegd. Hoe haalde hij het in zijn seksistiese hoofd, er zaten godverdomme vrouwen bij! Hij was een masochisties zwijn. Als er ooit wereldrevolutie uitbrak, was hij de eerste die tegen de muur ging, als hij dat maar wist, zei de bijbehorende blik. ‘Maar daar ging het niet om,’ hakkelde hij nog.

’s Avonds moest er naar werkgroepen over Cuba gegaan worden. Eerst werd er zilvervliesrijst gegeten en dan beluisterden en bespraken ze ellenlange toespraken van Fidel Castro. Tussen de bedrijven door werd, waarschijnlijk uit verveling, maar toch, openlijk over straatguerrilla gedelibereerd, welke wapens je dan nodig had en zo.

Louter geconfronteerd met randdebielen en manwijven concludeerde hij dat studeren niets met intelligentie te maken had. Hij besloot taxichauffeur te worden in zijn geboorteplaats.

‘Koud voor de tijd van het jaar, vindt u niet?’
‘U haalt me de woorden uit de mond, mevrouw. Gisteren was het althans nog prachtig.’
‘Je weet het nooit in dit land. Het kan vriezen of dooien.’
‘Dat is maar goed ook. Stel dat wij mensen het voor het zeggen hadden? Het zou een onvoorstelbare puinhoop worden.’
‘Wat u zegt, chauffeur.’

Hij grijnsde. Eindelijk had hij het door: je moest het spelletje gewoon meespelen, dan kreeg je fooi.

‘Gekke vraag, mevrouw,’ vroeg hij, ‘maar mag ik uw naam weten?’