Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

dinsdag, februari 19, 2008

Ieder huisje heeft zijn kruisje

Mijn buurvrouw lijkt zo uit een roman van Louis Couperus weggelopen. Ze is een statige dame van in de zeventig. Ik maak wel eens een praatje met haar. Ze is niet alleen statig, ze is ook beschaafd. Ze articuleert keurig en als vanzelfsprekend stelt ze op de gepaste momenten de juiste vragen om het praatje gaande te houden. Alles volgens de etiquette. Behalve dat ik haar aardig vind, weet ik eigenlijk niets van haar.

Vandaag staat ze achter me bij de kassa van de buurtsuper. We besluiten samen terug te lopen. Dat gaat in haar tempo, heel bedaard.
‘Heeft u eigenlijk kinderen?’ vraag ik als we staan te wachten om de Groenestraat over te steken.
‘Vijf,’ antwoordt ze en er trekt iets in haar gezicht. Er ontstaat een gat in de rivier van blik. We steken over.
‘Hoe oud?’ vraag ik.
‘De oudste is dit jaar 50 geworden,’ antwoordt ze, ‘de jongste is op haar 22-ste vermoord door een TBS-er.’
Daar ben ik even stil van. Om naast haar te blijven lopen, moet ik een struik ontwijken.
‘Wat verschrikkelijk,’ verzucht ik.
‘Ze studeerde in Groningen,’ vervolgt mijn buurvrouw. ‘Het was een mooi meisje. Een beetje naïef nog. Hij heeft haar van de fiets getrokken en een weiland in gesleurd. Daar heeft hij haar verkracht en gewurgd.’
We zijn inmiddels de Guido Gezellestraat ingeslagen. Ik merk dat ik mijn vrije linkervuist gebald heb.
‘Wat erg voor u,’ zeg ik.
‘Wat kan daar nou aan zijn,’ vraagt ze, ‘seks in een nat, koud weiland?’
‘Sommige mannen zouden een spuitje moeten krijgen,’ zeg ik.
‘Drie dagen na de begrafenis,’ vertelt mijn buurvrouw, ‘kreeg mijn man een zware beroerte. Hij raakte halfzijdig verlamd en moest in een rolstoel. Hij was nog maar een kinderlijke schim van zichzelf. De dood van onze dochter was hem teveel geweest.’

We zijn op de hoek met de Thijmstraat aangekomen. Voor ons gaapt de spoorkuil. De lucht erboven is van een lichtblauw waarvoor ik geen woorden kan vinden. Maar dat geldt wel voor meer.
‘Ik heb zelf kinderen,’ stamel ik. ‘Als er iets met ze gebeurt… Brr, ik moet er niet aan denken. Hoe kom je als ouder ooit over zoiets heen?’

We staan voor mijn huisdeur. Mijn buurvrouw kijkt me recht aan. Er blinken tranen in haar ogen, maar dat kan ook de kou zijn.
‘Als je er niet overheen kunt,’ zegt ze, ‘dan moet je er maar langs.’