Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

dinsdag, september 02, 2008

De vierde David


1.

Binnen klonken de muziek, de sirenes en het gegil net zo hard als buiten. Op het tentdoek dansten pastelkleuren wild.
‘Ga zitten,’ beval de waarzegster, ‘en geef me je rechterhand.’
Ze las de lijnen tot ze ergens van leek te schrikken.
‘Je m-moet…’ hakkelde ze.
Juist op dat moment klonk een luid gegil, omdat de achtbaan aan de afdaling begon.
‘Als je ooit in Florence komt,’ hijgde de waarzegster, ‘moet je niet in de buurt van David komen. Anders zullen de gevolgen verschrikkelijk zijn.’



2.

Nu is het ruim twintig jaar later. Gisteren ben ik voor de vierde keer in mijn leven getrouwd en ik ben mijn koffer aan het pakken, want we gaan een lang weekend op huwelijksreis, wat nog een heel gedoe was, want de lieftallige Machteld heeft het druk. Ze is assistent-conservator bij een museum in de provincie, moet u weten en het is haar innige wens om de kunstschatten van Florence opnieuw te zien. Vrienden en kennissen hebben het geld bij elkaar gelapt. Tof van ze. Er is geen haar op mijn hoofd die denkt dat ik werkelijk gevaar loop als ik me in de buurt van het standbeeld van David begeef. Moet ik er Machteld wel over vertellen?

Een paar uur later, tijdens het inchecken, houd ik het niet meer van de binnenpret. Ik pak mijn nieuwbakken echtgenote bij een elleboog.
‘Er is iets dat je moet weten,’ fluister ik in haar oor. ‘Als we in Florence zijn, mag ik niet in de buurt van David komen. Anders gebeurt er iets verschrikkelijks. Een waarzegster op de kermis heeft me dat lang geleden voorspeld.’
‘Welke David?’ vraagt Machteld.

In de lucht. Het lampje met fasten seatbelts is zojuist gedoofd.
‘Daarnet had ik het over David. Toen vroeg jij welke. Hoezo?’
‘Lieve schat,’ oreert mijn vrouw, terwijl ze het cellofaan om een sandwich verwijdert alsof het helemaal geen moeite kost, ‘Michelangelo heeft officieel één David gemaakt. Die staat in een nis, in een verder onopvallende straat van Florence. Op het plein voor het Uffize staat een kopie van David en binnen kun je ook nog een replica bewonderen.’
‘Drie? Ik dacht dat er maar twee waren, maar goed. Welke van de, eh, drie Davids is echt echt?’
‘Dat is het nu juist,’ zegt ze. ‘Ik heb duizenden pagina’s over de kwestie gelezen. Er klopt gewoon iets niet. Ik heb het vermoeden dat er nog een exemplaar van David bestaat, de enige echte namelijk. Maar dat beeld wordt ergens verborgen gehouden.’
‘Je maakt een grapje.’
‘Nee, serieus, in ons vakgebied is de enige echte David zo’n beetje de Heilige Graal. Het is één van ’s werelds laatste grote puzzels. De Da Vinci-code is er niets bij.’
Machtelds hals is onweerstaanbaar. Ik druk er mijn lippen op en zuig zachtjes.
‘Gevoegd bij de voorspelling van de waarzegster gaan we een interessante huwelijksreis tegemoet,’ zeg ik van dichtbij in haar oor.
‘We blijven in bed,’ besluit mijn vrouw, draait haar gezicht naar het mijne en bijt me teder in mijn onderlip.

3.

Onze kamer heeft een balkon dat uitkijkt op het Uffize. De dakpannen van Florence vormen alle denkbare schakeringen van roestbruin, terwijl op de horizon stapelwolken in hinderlaag liggen. Nijdig claxoneren in de verte geeft ritme aan het geroezemoes van de menigte op het plein. Als ik heel erg mijn best doe, kan ik een standbeeld onderscheiden, rechts in de hoek: een wit eilandje dat bestormd wordt door een zee van achterhoofden. Er is geen ontkomen aan: ik heb de waarschuwing van de waarzegster in de wind geslagen en bevind me in Florence, op een steenworp afstand van David. Bang ben ik niet. Miljoenen toeristen bezoeken Florence jaarlijks. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de trip van mij en mijn vrouw naar deze stad iets bijzonders voorstelt.

4.

Als samengevoegde komma’s cirkelen er duiven boven het plein. De arme beesten, de toeristen hebben bezit genomen van alle landingsplaatsen. Om ons heen overheerst het Kantonees onder de fotograferende Chinezen.
‘Dus dit is hem nou, David. Klein pikkie.’
‘Een replica,’ corrigeert Machteld.
‘Hoe weet je dat zo zeker?’
‘De kleur,’ antwoordt ze, ‘kijk maar goed. Deze is een stuk witter dan de David die we straks zullen zien. Zie je, ieder brok marmer heeft als het ware zijn eigen, unieke DNA.’
‘En wat zegt dat?’ vraag ik.
‘De meester zelf heeft de eigenschappen van het marmer dat hij gebruikte exact beschreven in een dagboek. Later is het voor een gedicht versleten en verkeerd geïnterpreteerd.’
‘Marmer verkleurt toch?’
‘Door de zon en door flitslicht, ja. Daarom denk ik dat men probeert ons de ware David te onthouden.’
‘Ik geloof niet dat ik je helemaal volg.’
‘De enige echte David,’ legt mijn vrouw uit, ‘was spierwit. Michelangelo haatte wat de tijd met zijn kunstwerk zou doen. Dus maakte hij een kopie, van een iets inferieurder, en dus iets minder wit soort marmer. Het origineel werd verstopt, ergens in een diep en donker keldergewelf.’
‘En jij gaat hem vinden door de drie Davids te bezichtigen die wel gezien mogen worden?’
‘Twee,’ merkt Machteld op, ‘het Uffize staat voor morgen op het programma.’
‘Jij je zin. Twee dan. De Davids die we te zien krijgen, staan er, als ik je goed begrijp, om ons zand in de ogen te strooien. Hoe ga jij de echte dan opsporen?’
Machteld kijkt me aan, haalt de bril van mijn neus en kust me.
‘Misschien,’ zegt ze, ‘gebeurt er wel iets.’

5.

David nummer één heb ik alvast overleefd. Nummer twee is inderdaad een stuk geler.
‘Veel mensen denken dat dit hem echt is,’ merk ik op.
‘Klopt,’ zegt mijn vrouw, de assistent-conservator. ‘De kleurentextuur komt overeen met hoe Michelangelo’s spierwitte David eruit zou hebben gezien na een paar eeuwen blootgesteld te zijn geweest aan zonlicht. Maar er is een fout gemaakt. Kijk naar de navel. Zie je het?’
‘Sorry, nee.’
‘Je bent een leek. Dus blijft de waarheid verborgen. Neem dat ene, opbollende randje, net links van het midden. Daar hebben ze een stukje overgeslagen. Dit beeld is kunstmatig ouder gemaakt, met gammastraling of zoiets.’
‘Ik word er geil van als je wartaal uitslaat. Zullen we terug naar het hotel gaan?’
‘Niet weer,’ zucht Machteld, vlijt haar lijf tegen het mijne en strijkt met een hand langs mijn al stijve lid. Er is niemand die het ziet. Alle ogen zijn gericht op een standbeeld van David. Het is onduidelijk of hij op het punt staat Goliath te verslaan of dat het erna is. Ondanks zijn perfectie oogt hij kwetsbaar. Ik kan hem bijna aanraken, maar er gebeurt niets verschrikkelijks.

Op onze hotelkamer zien we het, moe maar voldaan, donker worden.
‘Ik ga even plassen,’ zeg ik.
In de badkamer kijkt een man van middelbare leeftijd me via de spiegel wantrouwend aan. Ik ben net getrouwd, ik heb me zojuist seksueel mogen uitleven. Waarom knaagt er iets?

6.

Het Uffize is vooral groot en de pronkstukken zijn permanent aan het zicht onttrokken door hagen Aziaten. Zo ook de derde David.
‘En?’ vraagt Machteld.
‘Er is nog steeds niets verschrikkelijks gebeurd,’ stel ik vast. ’Of dit moet het zijn, natuurlijk.’
Mijn vrouw kijkt me aan alsof ik het gas heb open laten staan.
‘Dat bedoel ik niet. De kleur, kijk naar de kleur!’
Tussen de Chinezen, Japanners en Koreanen door vang ik een glimp marmer.
‘Grijs,’ stel ik vast, ‘of liever, grauw.’
‘Precies,’ zegt Machteld, ‘Dus is dit beeld de sleutel tot het mysterie.’
‘Pardon?’
‘Het grijs,’ antwoordt ze, ‘de mate van verkleuring is een code.’
‘Eh, schat. Dit wil ik eigenlijk al sinds gisteren aan je kwijt, maar heb je wel aan de uitlaatgassen gedacht? Of heeft Michelangelo zure regen soms ook voorzien?’
Mijn vrouw vertoont een frons die ik nog nooit eerder heb gezien. Mijn poging om haar naar me toe te trekken, heeft een bruuske duw tot gevolg.
‘Wat ben je toch een miezerig, wijsneuzerig ventje.’
‘Moet dat nou?’ vraag ik.

Ja, dat moet. We hebben nu officieel ruzie, voor het eerst tijdens ons huwelijk van al twee dagen. Terug in het hotel sluit Machteld zich in de badkamer op. Morgen vliegen we alweer terug naar Amsterdam. We verspillen kostbare tijd.
‘Liefie?’
Mijn vrouw zwijgt in alle talen.
Ik sla met een vuist op de badkamerdeur, zo hard dat het zeer doet.
‘Verdomme! De waarzegster heeft gelijk gekregen. Er is iets verschrikkelijks gebeurd, onze huwelijksreis is verpest.’

7.

Het is maandagmiddag, tijd voor de terugreis. In de rij voor de incheckbalie besluit ik een grapje te maken.
‘Wat nu, scheiden?’
‘Dat lijkt me inderdaad het beste,’ zegt Machteld koud.
‘Maar waarom dan?!’ verhef ik mijn stem.
‘Sst,’ sist mijn vrouw.
‘Okay, okay,’ verzucht ik, want we zijn aan de beurt. Ik pak haar rechterheup en duw haar naar voren. Laat madame dan ook maar het karweitje met de paspoorten en de tickets opknappen. Mijn vrouw laat zich gewillig verplaatsen en strijkt, terwijl ze de papieren in ontvangst neemt met haar linkerhand langs mijn lid dat zich als een brave hond meteen opricht.
‘Deed je dat expres?’ hijg ik in haar oor.
‘Ik ben even met deze meneer bezig, schat.’
Deze meneer werkt voor Transavia. Conform de bepalingen draagt hij een badge met zijn voornaam.
‘De vierde David!’ proest ik.

Een vrouwenstem roept juist om dat vlucht 175 naar Amsterdam gaat boarden, eerst in het Italiaans, dan in het Frans en Engels. Niet dat ik numerologie serieus neem, maar 1, 7 en 5 zijn samen opgeteld wel mooi 13. Nog eens hoor ik de waarzegster de vloek uitspreken. ‘Als je ooit in Florence bent, kom dan niet in de buurt van David.’ Uit de nabijgelegen tax free shopping zone sijpelt muzak. Achter ons in de rij beklaagt zich een Spanjaard over vliegen in het algemeen en luchtvaartmaatschappijen in het bijzonder. Links van ons hoor ik Arabisch. Er komen een boel ‘Inch’Allah’s’ voorbij. Zo God het wil. Ze zijn met zijn vieren, ontdek ik. Aan hun gewaden en baarden te oordelen orthodoxe moslims. Het probleem blijkt hun koffer die waarschijnlijk te zwaar is. Het is net zo als toen op de kermis, schiet me te binnen, een chaos van geluid. Mijn handen voelen klam ineens en ik heb het warm. Ik haal adem alsof het mijn laatste teug lucht is en sluit de ogen.

Machteld drukt, voor me staand aan de balie, haar billen tegen mijn onderlichaam aan. Yep, we zijn weer vriendjes. De vierde David grijnst naar me en ook ik ontbloot de tanden, want het leven is mooi. De voorspelling is niet uitgekomen. Hoewel ik er nooit in heb geloofd, lijkt er toch iets van me af te glijden.
‘Straks in het vliegtuig,’ hijg ik in het oor van mijn vrouw, ‘dan ga ik je pakken. Ik heb altijd al lid willen zijn van de eight miles high club.’

‘Allahu Akbar!’ brullen de vier moslims. Of verbeeld ik me dat maar en was het de muzak?
Ik voel Machteld verstijven en de grijns op Davids gezicht bevriest als hij naar me kijkt. Alsof ik het was die schreeuwde. Dat zou ik dan toch moeten weten? Mijn vrouw draait zich naar me om, trekt de revers van mijn colbert recht.
‘Gaat het wel helemaal goed met je?’ vraagt ze, ‘je ziet zo bleek.’
‘Hoezo?’
‘Je gaat me toch niet wijs maken dat je niet meer tot drie kunt tellen?’
Ik kijk haar recht in de ogen die bergmeren kunnen zijn waarin een man gemakkelijk verdrinkt.
‘Deze David is de derde,’ zegt ze.
‘En die in het Uffize dan?’ vraag ik.
Mijn vrouw schudt het hoofd.
‘Er staat geen kopie van David in het Uffize. Michelangelo heeft bepaald dat zijn David buiten moest staan. Er zijn er maar twee, dat weet een kind.’
Een diepe zucht ontsnapt aan mijn longen.
‘Wacht even. Hoe zit het dan met dat geheim waarbij de Da Vinci-code niets voorstelt?’
Machteld voelt met de rug van haar vingers aan mijn voorhoofd.
‘Je hebt koorts,’ stelt ze, ‘je moet naar een dokter.’
Ik pak haar rechterpols en knijp.
‘Het is leuk geweest nu. Gisteren hebben jij en ik bij de derde David gestaan, in het Uffize. Kijk eens daar, links van ons. Hoeveel orthodoxe moslims tel je? Zeg me hoeveel!’
‘Au,’ gilt mijn vrouw, ‘je doet me pijn!’
‘Excuse me,’ zegt David van achter de balie, ‘there are more people in line.’
‘Sorry,’ zeg ik, ‘this will only take a moment.’
Ik laat de greep op mijn vrouw verslappen en ze rukt haar rechterhand los.
‘Zeg me hoeveel orthodoxe moslims je ziet,’ herhaal ik.
‘Drie.’
‘Je liegt,’ zeg ik, ‘het zijn er vier.’
‘Drie of vier, wat maakt het uit? We zijn helemaal niet in het Uffize geweest! Je was verdorie niet wakker te krijgen. En daarna wilde meneer voetbal kijken. Op onze huwelijksreis nog wel.’
‘Geloof me, ik herinner het me heel anders.’
Machteld wendt zich geïrriteerd tot David.
‘Please,’ zegt ze en spreidt de tickets en paspoorten over de balie uit, ‘put an end to this misery.’
Gedwee zet David een stempel op de tickets en in de paspoorten.
‘K-tsjak, k-tsjak, k-tsjak’, klinkt het. Drie keer, niet vier!
Nu is het officieel: ik ben gek geworden. Ik was nog wel zo gewaarschuwd.

Geen opmerkingen: