Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

vrijdag, september 19, 2008

Twee tegen één


“Weet je wat dit is?”
Een stem als een kaasrasp, dicht, te dicht bij mijn oor. Ik ging iets verzitten. Hij hield zijn wijsvinger boven het glas bier, leek te wijzen naar een uitdijende krater in het laagje schuim. Ik keek naar zijn gezicht. Rode en bruine vlekken op huid die jukbeenderen als sleets behang omspande. Happen in een baard van twee weken. Wenkbrauwen waaruit grijze haartjes sprongen. Waarom luisterde ik eigenlijk naar die viespeuk?
“Ik zal je vertellen wat het is.”
Ik knikte, staarde naar mijn bier, waarop het schuim zich eveneens snel terugtrok. Vast en zeker meed iedereen hem als de pest, al was het maar vanwege de dranklucht die hij als een muilkorf droeg. Ik kon op zijn minst doen alsof ik luisterde.
“Pis,” zei hij, “het is pis.”
“O ja?” vroeg ik.

Mars, Venus. Mars is vroeg thuis, veel vroeger dan verwacht. Hij heeft iets gehoord boven. Giechelen. Hij is op zijn tenen de trap op geslopen. Nu staat Mars in de deuropening van de slaapkamer. Venus bevindt zich in de hondjeshouding op het bed, heeft zojuist gemerkt dat er iets anders is, draait haar hoofd in Mars’ richting en ziet hem.

“Ze laten ons pis drinken, man!”
Ik ademde uit door mijn neus. Meer zat er niet in. Hij vond het genoeg, interpreteerde de zucht kennelijk als een lach.
“Weet je hoe het zit?”
Ik schudde mijn hoofd, hetgeen een hele prestatie was. Iemand liet een glas vallen. Ik hoorde het exploderen - een scherp geluid temidden van dof geroezemoes, nam niet de moeite om te kijken.
“Het is net als met die gekke koeien,” lalde hij in mijn oor. “Dan worden er zogenaamd een paar ontdekt en dan halen ze snel de supermarkten leeg. Denk je nou echt dat het zo zit? Ik zeg je, het barst van de gekke koeien, dat zeg ik je. Ze vergiftigen ons, da’s wat ze doen. Maar officieel weten ze van niets. Ik vertel je, man, het is het topje van de ijsberg.”

Venus’ ogen! Mars betrapt ze op heterdaad. Was het vorige week? Venus in tranen tijdens relatietherapie. Er is geen andere man, dat is het niet. Mars begrijpt haar niet, dat is het. Mars wil haar niet begrijpen. Hij luistert nooit. Hij walst altijd over haar gevoelens heen. Venus is Mars’ sloof, Mars’ hoer. Hij zegt huilend dat hij zich te pletter werkt voor Venus en hun maantjes, maar dat-ie ‘s avonds en in het weekend gewoon geen energie meer over heeft. Hij zweert dat hij zijn best zal doen. Mars kijkt Venus in de ogen, probeert door te dringen tot de planeetkern die ooit verliefd op hem werd. Zij blijft van hem haten.

“Je had het over pis,” hielp ik hem.
Hij sloeg met een hand op zijn voorhoofd. Het kletste. Ik walgde van het geluid, dacht aan legionella.
“Pis, natuurlijk! Ik vraag je, man, heb je wel eens nagedacht hoeveel het is?”
“Wat,” zei ik toonloos.
“Al die beesten, al die mensen, al die pis elke dag! Duizenden, honderdduizenden, miljoenen liters. En waar gaat dat heen via de riolen? Precies, naar de rivieren. En waarvoor worden die rivieren gebruikt? Onder andere voor de drinkwatervoorziening. En dan zeggen ze dat ze het rivierwater schoonmaken. Maar dat willen ze ons doen geloven. Da’s natuurlijk niet echt zo. Ze vergiftigen ons. Ik zweer je, het is net als met BSE.”
Hij struikelde over de naam van de ziekte. Geen wonder. Hij lustte wel pap van die pis van hem. Als in een visoen zag ik hem voor me, piesend in een bierglas met zijn ongetwijfeld gerimpelde geval. Dat had ik niet moeten denken.

De andere Venus, die ene die met het soms half zichtbare attribuut om haar middel doet alsof zij Mars is, heeft niets in de gaten en blijft haar onderlijf ritmisch heen en weer bewegen, terwijl zij met haar duim de kringspier van Venus masseert. Even ritmisch kreunt ze erbij en kijkt verlekkerd naar de dildo die ze in haar andere hand houdt. Mars denkt iets dat hij voor het laatst in zijn lagere schooltijd heeft gedacht.

“Door het drinkwater kun je de pis natuurlijk niet gooien. Dat zou je zien. Daarom kiezen ze bier. Dan valt de pis tenminste niet op.”

Die andere Venus is zich van Mars’ aanwezigheid nog steeds niet bewust. Ze doet het hulpstuk af, berijdt de billen zonder en urineert er klaterend overheen.

Met een ruk draaide ik mijn hoofd. Ik zocht zijn ogen. Ze stonden anders. Een heldere blik, niet de troebele die je zou verwachten.
“Ik zeg het niet omdat ik dronken ben,” zei hij. “Het is waar.”
Ik pakte zijn pols, kneep, kneep zo hard dat het wel pijn moest doen.
“Waarom drink je het dan verdomme?!”

Geen opmerkingen: