Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

maandag, januari 11, 2010

Strandbloempje


Ze ziet hem. Hij haar niet.
Dat is niet erg. Alles liever dan gezien worden.

Ze heeft haar armen om de knieën geslagen. Zo blijft haar bovenstukje verborgen. Dit jaar draagt ze het voor het eerst. Niet dat er veel te verbergen valt. Ze zou wel willen wegzinken in het Donald Duck-strandlaken dat ineens veel te kinderachtig is.

Als hij achter de bal aan rent, stuift er zand op, zodat het lijkt alsof hij op wolken loopt. De manier waarop zijn spieren zich spannen, doet iets met haar buik. Een honger die ze niet begrijpt. Zouden die meiden dat nou ook hebben? Ze pakken de bal af, lopen treiterend heupwiegend weg, zetten een sprint in als hij ze eindelijk achterna komt, gillen ‘neeee’, maar bedoelen ja. Dat aanstellen. Ze haat het. En hij? Hij lacht zijn witte tanden bloot en houdt de veroverde bal hoog, zoals ze wel eens een voetballer op tv heeft zien doen.

Nu is hij vlakbij. Ze houdt de adem in, gluurt door haar wimpers. Hij draait zich alweer om. Gelukkig. Zijn bezwete lijf. Een rilling gaat over haar ruggengraat naar beneden, ver naar beneden. Ze is al twee keer ongesteld geweest. Dit is anders. Dit is nieuw.

Ze leest wat in het boekje dat ze van haar moeder heeft geleend. ‘Als hartstocht bloeit’. Op de omslag kijken een vrouw en een man elkaar diep in de ogen.

Hij. Zij. Met haar ogen dicht ziet ze hoe hij haar herkent. Hij zou haar ontvoeren naar een verlaten bocht. Hij zou haar neerleggen in de schaduw van een palmboom. En dan? Hij zou het haar vertellen, met zijn ogen, in het licht van de ondergaande zon.

De bal schampt haar. ‘Au!’ roept ze. Het boekje is uit haar handen gevallen. Ze wil het oprapen als er een schaduw op valt. Ze kijkt op. De zon tovert een aureool om de vorm.
‘Heb je je pijn gedaan?’
Hij is het en hij praat tegen haar. Op de achtergrond zijn de meiden stil gevallen, wachten met de handen in de zij af.
‘Gaat wel,’ stottert ze.
Hij doet een stap opzij. Nu kan ze zijn gezicht beter zien. Zwarte krulletjes. Guitige bruine ogen. Zweetdruppeltjes. Hij lacht naar haar. Geen gemene lach, zoals die van de jongens op school. Ze heeft ineens overal kippenvel.
‘Hoe heet je?’
Hij vraagt haar iets! Ze giechelt. Ze kan er niets aan doen.
‘Hoe heet je?’
Nog eens. Hij knielt neer, zoekt haar ogen. Ze moet wegkijken. Ze moet zich nog kleiner maken, omklemt haar knieën alsof haar leven ervan afhangt.
‘Veronica,’ zegt ze tegen het zand.
‘Da’s een prachtige naam,’ zegt hij. ‘Sorry, Veronica, ik zal het nooit meer doen.’
Voorzichtig tilt ze haar gezicht op. Weer die lach. Naar haar.
‘Dag Veronica.’
Hij staat op. Ze ziet hoe zijn kuitspieren zich spannen.
‘Dag,’ zegt ze.
Ze is nog nooit zo gelukkig geweest.

Geen opmerkingen: