Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

dinsdag, januari 19, 2010

Sjalom, Insj'Allah


De vraag was niet of.
De vraag was waar.

Hoeveel haltes nog?
Als het gebeurde, als hij aan het touwtje trok dat het bovenste kootje van zijn wijsvinger al minutenlang omwikkelde, was dat het laatste dat hij zou doen. Dan zou er een flits zijn, wie weet zelfs een vleugje geur van kruit en een fractie pijn. Misschien zou hij de knal nog horen, misschien ook niet. Als hij aan het koordje trok dat inmiddels het puntje van zijn wijsvinger afbond, stierf hij. Als hij deed wat Allah van hem verlangde, werd hij martelaar. Hij ademde in, voelde zijn borst zwellen ondanks het korset van explosieven. Hij was uitverkoren.
Een knik van de immam in zijn richting, meer niet. Hij had geknield. Hiervoor had hij geleefd. Er zwol een zon in hem, een grotere dankbaarheid had hij nooit gevoeld. Hij herinnerde zich het gezang daarna, het ritmisch klappen van de handen, de kreten. ‘Allah is groot!’ Zijn kameraden die hem zoenden, op zijn schouders sloegen. De tranen in hun ogen. Zijn portret zou eeuwig de wanden sieren in de Gaza-strook.

In haar gromt de dieselmotor als een storm die alleen wordt onderbroken wanneer de chauffeur schakelt en de bus tandenknarsend rilt. Het is warm. Het is altijd warm in Tel Aviv. Alleen in de bus wringt de hitte zich als een slang om haar hals. De ramen staan open. Maar de tocht hijgt haar in de nek, kruipt onder haar kleren en dringt tot in haar poriën door, net zoals de bus zich door het drukke verkeer op de Ibn Gvirol wurmt. Ze probeert naar buiten te kijken. Ze ziet een etalage van een kledingwinkel voorbijglijden. Poppen, dode poppen.
Au! Iemand botst met zijn heup tegen de hare. Ze werpt een boze blik opzij. Niemand ziet het haar doen. Of wacht, er is een Palestijn die naar haar staart. De wegen zijn hobbelig. Waarom zet niet iedereen zich schrap, zoals zij? Ze haat haar medepassagiers. Ze staan te dichtbij. Ze stinken naar zweet. Ze haat alle mensen in de bus. Hoe meer er zijn, des te groter het risico.
Hoeveel haltes nog?

Hij keek om zich heen. Het was spitsuur, de bus was vol. Mooi. Hij zou wereldnieuws zijn. Thuis zouden honderden mensen zijn portret door de buurt dragen. Er zou met de Palestijnse vlag worden gezwaaid. De vrouwen zouden joelen, terwijl zijn kameraden met hun wapens in de lucht vuurden.

De vraag was niet of.
De vraag was wanneer.


Nog drie haltes. Dan zou de bus stoppen bij het kruispunt van de Ibn Gvirol en de Arlozorov, de drukste verkeersaders van Tel Aviv. Nog meer passagiers. Volle perrons. Nog drie haltes. Dan zou hij het doen.

Nog twee haltes. Ze kijkt naar de grond. Sigarettenpeuken, waarin je soms de filters kunt herkennen. Zandkorrels die omhoog springen als de bus over een hobbel rijdt. Ze wil dat de tijd sneller gaat. Ze wil nu uitstappen en de tweehonderd meter lopen die haar van het veilige huis scheiden. Ze zucht en laat haar blik weer dwalen. Die Palestijn kijkt nog steeds naar haar. Viezerik. Alle Palestijnen zijn viezeriken. Hoewel, niet als ze er één oog in oog spreekt. Maar als volk zijn ze niet te vertrouwen. Ze laten bommen ontploffen in volle bussen. Tussen de bovenlijven van de anderen door vangt ze een glimp op van het Yitzak Rabin-plein. Ze heeft op hem gestemd. Rabin is vermoord. Een orthodoxe Christen verloor zijn hersens. Ze weet niet hoe het verder moet met Israël. Het is te ingewikkeld, de haat te groot. Vrede? Onmogelijk. Sjalom? Alleen door een wonder.

Twee te gaan. Hij had al een tijd naar haar gekeken. Toch zag hij haar voor het eerst. Ze was mooi. Ze zou er zeker aan gaan. Niet erg. Ze was mooi, maar Joods. Joden hadden hun geboortegrond ingepikt. Joden sloopten hun huizen met bulldozers. Joden zeiden dat ze vrede wilden. Maar als Palestijnen naar hun werk wilden, werden ze aangehouden. Alles werd gecontroleerd en doorzocht zodat ze te laat kwamen en ontslagen werden. Joden waren leugenaars. Ze praatten over Sjalom, maar lanceerden lasergestuurde raketten. Joden waren monsters.

De vraag was niet of.
De vraag was waar.


Hoeveel haltes nog? Eén. Die Palestijn blijft naar haar kijken. Ze gebruiken vaak zelfmoordenaars. Mensen die zichzelf opblazen. Ze zijn gek. Hoever moet je komen om te geloven dat je als martelaar sterft? Dat je dood iets uithaalt? Dat je niet inziet dat je dood alleen maar olie op het vuur is? Ze hoort ze: het huilen van de sirenes, de jammerklachten van gewonden. Ze ziet ze: de beelden van ledematen die onder een jas uitsteken, het bloed dat zwart over het asfalt meandert. Ze kijkt naar de Palestijn. Ze weet het. Zomaar. Ineens. Hier is ze al jaren bang voor. Het is niet zoals ze altijd gedacht heeft. Ze voelt een kalmte die ze niet kent. Ze ademt diep in en uit. Vreemd, ze heeft het niet warm meer. Ze priemt haar ogen in de zijne.

De Jodin keek naar hem zoals zijn moeder wel eens naar hem keek: alsof ze zijn gedachten kon lezen. De jodin zag de angst in zijn ogen die hij ook in de hare herkende. Hoe lang nog? Het gebrom van de motor, het gefladder van een krant die iemand las, stemmen, ze werden een draaikolk. Hoe lang nog? Zijn oksels waren klam, zweetdruppels beten in zijn ogen, zijn hart klopte in de keel. Hoe lang nog? Misschien was zojuist de laatste minuut van zijn leven ingegaan. Alles wat hij zag, hoorde, rook en voelde zou ophouden. De gedachte was absurd. Hij sloeg de ogen neer, dacht aan zijn plicht. Zijn wijsvinger voelde al dood.

Zoals hij daar staat, de ogen als beschaamd op de grond gericht. Zweetdruppels op zijn voorhoofd. Het tegendeel van een held. Een menselijk wezen, iel, fragiel, dat op het punt staat zelfmoord te plegen en zoveel mogelijk anderen in zijn dood mee te slepen. Hij moet haar aankijken. Ze wil weten wat hem bezielt.

Haar ogen waren magneten. Hij kende de instructies: vermijd oogcontact, praat met niemand, het zijn Joden, vergeet dat niet!
Zij was anders.
Hij klemde de kiezen op elkaar. De vraag was niet of. De vraag was wanneer. De bus trok op. Een schokje ging door de passagiers telkens als de chauffeur schakelde. Als kegels veerden ze terug. Wat hij ging doen, was voorbestemd. Hoe kon hij trouwens de anderen onder ogen komen als hij faalde? Hij kon zeggen dat het mechanisme niet werkte, maar wie zou hem geloven?

Misschien heeft ze zich het gevaar verbeeld. Nog een paar honderd meter en dan mag ze eruit. Toch is er iets met hem. Hij kijkt naar haar zoals een ondeugende zoon naar zijn moeder. Hij kijkt dapper terug, maar zijn ogen bekennen de leugen die hij met zijn mond ontkent. Fatalisme, dat is het. Als hij echt gelooft dat zijn dood, vandaag, in deze bus, in de sterren geschreven staat, zal er een bloedbad volgen. De gedachte laat haar vreemd koud. Ze kijkt de Palestijn aan. Hij heeft mooie, donkere ogen. Ze glimlacht. Het gebeurt vanzelf.

Hij voelde hoe hij bloosde. De chauffeur schakelde terug, de bus minderde vaart. Seconden voor zijn dood lachte een vrouw naar hem. Wat wilde Allah daarmee zeggen, dat het goed was? Bij de les blijven, dacht hij. Hij moest het doen als de bus bijna stilstond, wanneer de deuren al open zwaaiden, op het moment dat de nieuwe passagiers zich op de perrons verdrongen. Die ogen. Ze bleven hem aankijken. Zijn mondhoeken gingen omhoog. Hij kon er niets aan doen.

Hij lacht terug, ziet ze. Hij ziet er leuk uit zo. Jongensachtig verlegen. Een mens van vlees en bloed die denkt dat hij een pion is op Allah’s schaakbord. Een serie schokjes gaat door de passagiers. De bus staat bijna stil. Buiten vormen de hoofden op het perron een branding. Nu of nooit. Ze spreekt het woord.

Ze liet hem kort haar lange wimpers zien. Ze leek iets te zeggen. Hij haalde de wenkbrauwen op. Toen zag hij wat ze bedoelde. ‘Sjalom,’ las hij op haar lippen. Langzaam tilde hij zijn kin op.

Hij begrijpt de boodschap, want hij knikt. Verdriet trekt als een wolk over zijn gezicht. Hij maakt een hulpeloos gebaar met één arm. De andere is half verdwenen onder zijn burnous. Toe, kijk weer naar me, denkt ze.

Hij keek haar opnieuw aan. ‘Vrede,’ las hij nog eens.
Nu of nooit.
‘Insj’Allah,’ prevelde hij.

‘Zo God het wil,’ beaamt ze, haalt adem en sluit de ogen.

De vraag was niet waar.
De vraag was niet wanneer.
De vraag is of.

1 opmerking:

Estrella zei

Na tijden, mea culpa,lees ik je weer. Het blijft indrukwekkend...
Ik ga weer meer tot me nemen.