Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

maandag, augustus 25, 2008

Ont-moeten


Het is druk in de bus naar de boot. Alle stoelen zijn bezet en de ruimte die overblijft, wordt ingenomen door hoog opgetaste koffers en rugtassen. Om ons heen is het gekwebbel niet van de lucht. Maar mijn vriendin, haar dochter en ik, normaal spraakwatervallen, doen er het zwijgen toe, want we zijn in de rouw. We willen namelijk helemaal niet naar de boot, maar het moet.

Drie dagen eerder. Ik sta moederziel alleen op de Koffieboonplaat, op de hoek, zoals de Terschellingers het zeggen, en kijk uit op Ameland. De beide eilanden worden gescheiden door een blauw met groene zee, waarop toefjes wit voortdurend verspringen en de zon een patchwork van licht en schaduw tovert. Erboven torenen wolken hoog de hemel in. Het spektakel maakt een geluid alsof er een goederentrein passeert. Schreeuwende meeuwen zorgen voor het atonale ritme. Ik kijk naar de lege schelpen op het strand en zie hoe de wind ze met zand bedekt. Hier voor mijn ogen worden duinen gemaakt terwijl het water verderop hele stukken zand verzwelgt. Afgezien van de vuurtoren van Ameland en een kerktoren is nergens een teken van menselijke beschaving te bespeuren. Ik bedenk de zin ‘rust in beweging’. Ik wil hier nooit meer weg, maar het moet.

‘Halte Rabobank,’ klinkt het door de intercom. Er stappen nog meer toeristen in, bepakt en bezakt, zodat het passen en meten wordt in de bus. Mijn vriendin en ik glimlachen meewarig naar elkaar. Op de heenweg maakte ik hier nog een grapje. ‘Voor hetzelfde geld had deze halte ‘bakkerij Jansen’ geheten.’ Nu staat het huilen ons nader dan het lachen. Met iedere meter komt het vertrek dichterbij. We willen helemaal niet van het eiland af, maar het moet.

Gisteren. We fietsen met de wind in de rug over de dijk. Rechts strekt zich de Waddenzee uit, zover het oog reikt. Hier en daar zijn zeilen als papiersnippers op de horizon geplakt terwijl wolkenpartijen de Grand Canyon naar de kroon steken.
‘Mijn God,’ roep ik uit, ‘wat een ruimte!’
Mijn vriendin laat even het stuur van de onderwaterfiets los en maakt het gebaar van oneindigheid.
‘We vliegen!’ kraait haar dochter.
Ik wil eeuwig zo blijven fietsen, maar morgen moeten we terug naar het vasteland.

Met een zucht komt de bus tot stilstand. De deuren zwaaien open. Schouderduwend, slechts malend om de eigen bagage, begeven de passagiers zich naar buiten en de terminal van de veerdienst in.
‘Ik wil niet,’ mok ik en denk aan de eenzaamheid van de Boschplaat.
‘Niet verdrietig zijn,’ zegt mijn vriendin, ‘we komen vast snel terug.’
‘Dat moet,’ zeg ik en grijns eindelijk.


(Foto: EM)

Geen opmerkingen: