Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

dinsdag, april 22, 2008

Zeekoeien neuk je niet en champagne drink je koud

Is het mogelijk verliefd te worden op een stem? Hij kent op zijn minst één film waarin dat gebeurt, een Duitse film, ver uit de vorige eeuw, in zwartwit zelfs nog, hij is de titel vergeten. Een graaf valt als een blok voor de stem van een zangeres op een grammofoonplaat en jaagt het hele familiekapitaal erdoor om haar te zoeken. Als hij de zangeres eindelijk gevonden heeft, blijkt ze inderdaad beeldschoon, maar natuurlijk is ze een kreng en wil ze niets van de graaf weten. Zou er een hersenkwab bestaan die gevoelig is voor timbre? Geuren, die spelen een bewezen rol als lokstof, maar geluid? In ieder geval weet hij sinds vijf minuten dat het tegendeel van verliefdheid ook kan optreden bij het horen van een stem. Die van Sara lijkt op een cirkelzaag.

Hij kent Sara via gezellie, een gratis dating site. Hoewel hij haar in de chatbox op het hart heeft gedrukt dat hij absoluut geen amoureuze bedoelingen koestert, was ze niet te houden. Ze wilde persé een blind date en ze zou hem mee uit eten nemen. Dat trok hem over de streep. Eens wat anders dan noedelsoep. Hij had met haar afgesproken dat ze hem moest bellen als ze bij de afslag Ruislo was. Dan kon hij alvast naar de parkeerplaats lopen waarheen hij haar gedirigeerd had. Inmiddels is hij onderweg en kan hij duizend dingen verzinnen die hij liever zou doen. Hij kijkt omhoog. De contouren van de gevels happen gaten in een oneindige rijstebrij. Er zal vermoedelijk geen hulp van boven komen.

Hij is net op tijd bij de parkeerplaats om te zien dat de Japanse auto waarin ze rijdt, een beetje scheef hangt. Hij hoopt nog dat het de vering is, maar dan stapt ze uit en komt ze op hem af waggelen, wat ongetwijfeld seismografen tot in de verre omgeving op tilt doet slaan. O my God, denkt hij. Op haar profiel op gezellie staat dat ze een normaal postuur heeft. Als dit normaal is, was Hitler een overtuigde pacifist. De hielen lichten moet hij. En wel onmiddellijk. Maar dat kan hij niet maken. Ze is helemaal voor hem uit de provincie Krenthe gekomen.

‘Geloof jij in liefde op het eerste gezicht?’ vraagt hij als ze net plaats hebben genomen hebben in het restaurant.
Bliksemsnel legt ze haar linkerhand op zijn rechter. Haar vingers lijken op worstjes. Ze komt met haar gezicht dichterbij en kijkt hem doordringend aan. Zelfs aan haar ogen kan hij niets moois ontdekken.
‘Oh ja!’ zaagt haar stem.
Alsof er een ratelslang in het spel is, zo fluks trekt hij zijn hand terug.
‘Sorry,’ mompelt hij, ‘even een sjekkie draaien.’
Terwijl hij de daad bij het woord voegt, schuift hij zijn stoel steels stukjes van haar vandaan. Hij steekt de sigaret aan en gaat zover mogelijk achterover zitten.
‘Liefde op het eerste gezicht is een mythe,’ liegt hij, rook uitblazend. ‘Je kunt alleen spreken van aantrekkingskracht. Met heel veel geluk is die aantrekkingskracht wederzijds. In de praktijk schijnt op ieder potje een dekseltje te passen, maar dat moet ik in mijn geval nog zien gebeuren, want ik ben verschrikkelijk kritisch.’
Sara schuift haar stoel dichterbij en kijkt nog steeds naar hem alsof ze ieder moment een huwelijksaanzoek verwacht.
‘Met andere woorden,’ vervolgt hij, ‘ik ben schuldig. Ja, ik let op uiterlijkheden. Volgens mij is het lichaam namelijk de spiegel van iemands ziel.’
Sara’s blik blijft schaapachtig.
‘Op mijn profiel op gezelli staat heel duidelijk te lezen waaraan mijn ideale vrouw moet voldoen. Sprankelend, slim en slank.’
De laatste vier woorden heeft hij met gevoel voor drama uitgesproken, met net iets meer stilte tussendoor en met de nadruk op ‘slank’. Hoewel ze in alledrie categorieën een vette onvoldoende scoort, vertoont Sara’s gezicht geen enkele emotie.
Eindelijk verschijnt de serveerster om te vragen wat ze willen drinken. Zij een advocaat met slagroom, hij een biertje graag. De niet onaanzienlijke billen van de serveerster zouden een keer of vijf in die van Sara passen, schat hij zo. Wie niet horen wil, die moet maar voelen. Hij heeft het lef om haar recht aan te kijken, want het gaat om de liefde.
‘Beste Sara,’ verzucht hij, ‘het gaat niets worden tussen ons.’
Sara’s gezicht plooit zich tot een vage glimlach. ‘Hoezo dan niet?’ vraagt ze.
Hij haalt de schouders op om tijd te winnen. De ware verhoudt zich niet tot advocaat met slagroom, denkt hij. Hoe zeg je zoiets op een aardige manier? ‘Gewoon,’ antwoordt hij, ‘ik voel geen chemie.’
‘Ik wel,’ zegt Sara terwijl ze haar ogen net iets verder open doet. Heel even raast er een diepvriestrein door zijn ruggengraat.
‘Het zal toch op zijn minst wederzijds moeten zijn, denk je niet?’
‘Wat niet is, kan nog komen,’ stelt Sara, ‘liefde is iets dat moet groeien.’
‘Zonder voedingsbodem?’ lacht hij, want het moet vooral een grapje lijken als je de waarheid zegt. Dit is zielig, denkt hij dan. Eens een ridder, altijd een ridder. Een Bomelprijswinnaar heeft eens gezegd dat medelijden de hoogste vorm van liefde is. Hij pakt Sara’s hand. ‘Maar ik vind het wel hartstikke gezellig dat je helemaal voor mij uit Mekkel gekomen bent.’

Hij heeft alles geprobeerd, maar daar zit ze nog steeds, tegenover hem op zijn sleetse tweezitsbank: Sara, de anti-ware. Hij vond het zo lullig om haar direct na het eten helemaal terug naar Krenthe te sturen. Bijna 200 kilometer rijden. Daarom mocht ze voor een kopje koffie mee naar zijn slagzij makende zolderetage. Hij is blijven herhalen dat ze niet lang kan blijven, omdat hij vroeg naar bed moet. Maar Sara heeft de moed blijkbaar nog steeds niet opgegeven. Af en toe staat ze op, niet zoals hij vurig hoopt, om haar jas te pakken, maar om met een hand achterin een broek te verdwijnen die veel weg heeft van een tent. Dan wordt er iets omhoog gehesen. Haar string, Godbetert? Het is zulk zwaar werk dat ze erbij puft. In haar gezicht ontstaan voren die de kanalen op Mars naar de kroon steken. Als ze weer gaat zitten, duurt het een paar seconden tot de naschokken verstomd zijn.
‘Ga je me de slaapkamer niet laten zien, hihi?’ giechelt ze.
‘Nee, die is gereserveerd voor de ware.’
‘Ik heb een joint meegenomen,’ zegt ze, ‘zullen we die oproken? Misschien krijg je dan wel zin om me rond te leiden, hihi.’
Daar zegt hij geen nee tegen, behalve tegen die rondleiding dan.
‘Oh!’ roept Sara na twee trekjes amechtig uit, ‘ik ben zo stoned, ik geloof niet dat ik nog kan rijden.’
‘Dat zal toch echt moeten,’ reageert hij kortaf en neemt nog een hijs.

Zwijgen, denkt hij, ik moet zwijgen. Als hij haar negeert, snapt ze misschien eindelijk dat hij onder geen beding met haar tussen de lakens wil belanden. ‘Als er maar een gat in zit,’ zeggen mannen onder elkaar dan, ‘en anders leg je toch een handdoek over het hoofd?’ Zo wanhopig is hij niet. Bovendien valt Sara in de categorie die mannen onder elkaar met ‘honderd pond zout en nog geen dorst’ betitelen. Hij ziet voor zich hoe hij haar vulva moet zoeken tussen al die speklagen. De Odyssee is er niets bij. Walgelijk trouwens om jezelf op een presenteerblaadje aan te bieden, zoals Sara dat doet. Liefde, ware liefde heeft veel meer om het lijf dan jeuk in het onderlichaam. Even krabben, klaar. Ware liefde is iets heiligs.
‘Ik heb in de auto nog een fles champagne liggen,’ steunt ze, nadat ze nogmaals achterin haar broek heeft gegraaid. ‘Zullen we die samen soldaat maken?’
‘Champagne drink je koud,’ antwoordt hij koeltjes.
‘Dan leggen we de fles toch even in de vriezer?’ suggereert ze.
Hij mag onder invloed van geestverruimende middelen zijn, maar er bestaan grenzen.
‘Nee,’ zegt hij kil. ‘Nogmaals, ik moet morgen vroeg op. Kom, ik breng je even naar de auto.’

De klokken van de kathedraal kondigen net de volgende dag aan. Het is opgeklaard. Op het parkeerterrein kijken miljarden sterren op hen neer als hij met neutrale zoenen op haar wang afscheid wil nemen. Niets wat zich hier op aarde afspeelt heeft ook maar enige betekenis, realiseert hij zich. Maar Sara grijpt zijn hoofd en drukt haar lippen op de zijne, die hij stijf gesloten houdt. Zij omhelst hem en drukt zijn lijf in het hare. Hij is stoned. Een moment lang lijkt het alsof hij van heel hoog uit een vliegtuig gesprongen is, zonder parachute. Nu wordt zijn val gebroken door een gigantisch matras. Er komt geen einde aan. Hij zwemt in vet, het heeft geen zin zijn ledematen te bewegen, want hij komt er voor- noch achteruit mee. Intussen krijgt hij geen lucht. Sara heeft hem gevangen en zuigt hem als een bidsprinkhaan helemaal leeg.
‘Dit is voor herhaling vatbaar,’ komt uit zijn mond wanneer hij zich met de laatste krachten los heeft weten te worstelen. ‘Plop!’ zegt het, zoals wanneer je een beugelfles van Krolsch ontkurkt, maar dat komt waarschijnlijk door de wiet. ‘De volgende keer kom ik naar Mekkel en dan trakteer ik,’ komt uit zijn mond. Vuige leugens, maar ze sorteren effect. Sara vertrekt. De Heere zij geprezen. Arm asfalt, denkt hij en wuift de scheefhangende Missan heel hypocriet na tot die uit het zicht verdwenen is. De uitlaatgassen hangen als een omgekeerd vraagteken aan de bumper.