Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

woensdag, december 16, 2009

I have a dream


Kim Jong-il. Nee, niet nummer 472 op het menu van de afhaalchinees, maar de baas van Noord-Korea. Zijn volk lijdt al jaren honger, maar dat mag de dictatoriale pret niet drukken. Wel meedoen aan het WK voetbal, maar verder lekker leninistisch bezig blijven, wie doet je wat? Obama niet, want die heeft net de Nobelprijs voor de Vrede gekregen. Het corrupte westerse gedoe is Kim Jong-il een doorn in het oog. Hij wil zijn volk behoeden voor het gif van de hebzucht. Vandaar dat hij deze week in al zijn wijsheid besloten heeft rare kapsels te verbieden. Het zal mij benieuwen hoe het voetbalteam van Noord-Korea er straks in Zuid-Afrika bij loopt. Coupe bloempot?

Eigenlijk ben ik best jaloers op Kim Jong-il. Ik zou graag even in zijn schoenen staan, maar dan met ons kikkerlandje in de rol van Noord-Korea. Doe-het-zelven zou verboden zijn, net als scooters, en op het stelen van iPhones stond standrechtelijke executie. Alle volwassenen moesten verplicht wiet roken of xtc slikken, want we namen onszelf anders veel te serieus. Iedere ochtend zou ik mijn onderdanen samentrommelen op grote pleinen. Ik zou ze duidelijk maken dat we een ingewikkeld gezelschapsspel van het leven hebben gemaakt, met tal van geschreven en nog meer ongeschreven regels. Ik zou ze vertellen dat we gegijzelden zijn van een meedogenloos systeem. Ik zou ze op het hart drukken dat geluk in andere dingen zit dan materie. Ik zou eenieder uitnodigen om vandaag goed te doen, al was het maar in de vorm van een vriendelijke lach of een praatje met de conducteur. Ik zou mijn onderdanen vragen, nee, smeken, de schellen te laten vallen en voortaan gewoon en eerlijk zichzelf te zijn.
'We zijn aangeklede apen,' zou ik besluiten, 'die doen alsof het niet zo is. Dan maar terug de bomen in!'

Alle gekheid op een stokje. Ik ben helemaal niet geschikt voor dictator. Toch kan ik het niet laten te fantaseren. Ik zie een zee van mensen voor me die op mijn commando hun vinger op hun hoofd plaatsen en drie keer 'oelk' roepen, zo massaal en hard dat seismografen over de hele wereld het geluid als een aardbeving met een kracht van 2.6 op de schaal van Richter registreren.

Eat that, Kim Jong-il!


Ep Meijer 2009

dinsdag, december 15, 2009

De beschutting van mijn hut


Patrijspoorten zijn schaars op een vrachtschip. Logisch, er moet gewerkt worden. Wat zul je naar buiten kijken, waar toch niets te zien is behalve zee en lucht? Concentratie, daar gaat het om. Een ongeluk zit in een klein hoekje als je een oceaan bevaart die zo groot is dat zelfs het grootste schip ter wereld er met gemak een paar triljard keer in kan verdwijnen. Met man en muis vergaan, heet het dan.
Mijn hut heeft dan ook geen venster. Wel een deur (die niet helemaal dicht gaat), een kast (die ik niet echt nodig heb) en een gloeilamp aan een koordje die bij zeegang vervaarlijk met mijn schaduw strooit op de vloer die bedekt is met de herinnering van een strooien karpet. Wat aan rafels overgebleven is, resoneert op de gekmakende hartslag van de Acaso; de machinekamer ligt pal onder mijn hut. Als je goed kijkt, zie je hoe de desintegratie in zijn werk gaat. Bij iedere omwenteling van de zuigers danst het textiel als uitzinnig. Omdat er nog samenhang is, worden de vezels iedere seconde opnieuw aan, naar verhouding, enorme trillingen en G-krachten blootgesteld. Vanzelf worden ze uitgerekt, iedere tel weer, tot de grenzen bereikt zijn. Het stro wordt langzaam maar zeker aan stukken gereten. Dan is er geen redden meer aan. Alle verbindingen laten los.
Voor het resultaat bestaat de verzamelnaam stof. Dat doet de situatie onrecht. Sommige fragmenten van het karpet zijn inderdaad vergaan tot het formaat van zandkorrels. Weer andere meten nog enkele vierkante millimeters en lijken, als miniatuur tumbleweeds dansend op de maat van de scheepsmotoren, wanhopig op zoek naar het voormalige geheel. Soms krijgen ze contact met hun pluizige soortgenoten, maar de illusie is een kort leven beschoren. Bij de volgende dreun van de dieselmotoren ontstaat alweer een geheel andere, even hopeloze realiteit.

Het is niet veel, mijn hut, maar het is mijn huis, de enige plek aan boord waar ik iets van privacy heb en waar ik, ondanks het feit dat de deur niet helemaal dicht kan, veilig ben voor de kapitein. Hier heeft hij me vreemd genoeg nog nooit lastig gevallen. Ik vraag me af hoe lang dat nog gaat duren.

Van de weeromstuit schrijf ik lange brieven aan Sophie, ongemakkelijk in mijn kooi liggend of zittend. Kramp in spieren waar ik me niet bewust van was, noopt me af en toe tot pauzes. Die duren nooit lang, want ik heb veel te veel op mijn lever. Ik probeer Sophie uit te leggen dat het onvergeeflijk is wat ik heb gedaan, maar dat het een gedwongen zet was; ik kon echt niet anders. Ik druk haar op het hart dat – hoe gek dat ook klinkt uit de mond van een man die de liefde van zijn leven op zo'n weerzinwekkende manier in de steek heeft gelaten – ik me zorgen om haar maak, dat ze vooral structuur moet zoeken om het gekkenhuis te overleven. Ook biecht ik op hoe moeilijk ik het had toen ze voorstelde er samen uit te stappen. Dat ik daarom haar iPhone in de Taag had gegooid. Ik smeek haar geen poging te doen om me achterna te komen. Ze moet door, omdat ik al voor haar sterf.
Nooit vergeet ik aan het eind van de brieven te beschrijven hoeveel ik van haar houd, in steeds wisselende bewoordingen, want dat is zo. Ik heb de ware gevonden en liet haar vallen. Vanwege een groter plan.

Het verdriet is machtiger dan de pen, want als er tranen op het papier vallen – en dat gebeurt vaak – verkleurt eerst de inkt en dan verliezen de letters traag hun vorm, alsof ze smelten. Niet dat iemand ooit proberen zal ze te ontcijferen. Er is vast nog wel een postkantoor op Montserrat, alleen is het bij gebrek aan bevolking waarschijnlijk verlaten. Met geen mogelijkheid ter wereld zal ik de brieven ooit kunnen posten.
Nee, het heeft geen zin om aan Sophie te schrijven, tenzij het waar is wat ze beweert over de gedachtevelden: mensen kunnen langs telepatische wegen met elkaar in verbinding staan. Hoe vaak hebben we niet na soms dagen van radiostilte op exact hetzelfde moment op de verzendknop geklikt om elkaar een mailtje te sturen? Dat bewijst echter niets. Vanaf het moment dat ik Sophie leerde kennen, is ze nog geen tel uit mijn bewustzijn geweest. Als het bij haar ook zo was, is toeval automatisch tot een natuurwet gepromoveerd, ware het niet dat ik me aan boord bevind van een aftandse, onder Panamese vlag varende, slome Portugese stomer. Het is onmogelijk de bewijzen te overleggen en wederom is de kwestie academisch. Als mijn hut een patrijspoort had – wat dus niet het geval is – zou ik kunnen zien hoe de werkelijkheid aan de buitenkant van de Acaso slechts uit onmetelijke, verschillend getinte vlakken blauw bestaat. Nooit heeft mijn gezichtsveld een grotere werkelijkheid omvat als oog in oog met de zee. Toch is mijn wereld ongelooflijk gekrompen sinds het vertrek uit Porto. Geen Internet hier en evenmin bereik voor mijn mobiele telefoon die ik louter vanwege de sms-jes van Sophie heb bewaard.
Alle 16 strooien ze zout in de wonden, zelfs de eerste, ook al bevat die slechts een enkele X en de mededeling 'de Wit', in antwoord op mijn eveneens per sms gestelde, niet bijster originele vraag waar ze zich bevond.

Hoewel ik haar verlaten heb, weigert Sophie te vertrekken. Ze is bij me. Nog steeds. Omdat ik haar blijkbaar nodig heb om aan de beschutting van mijn hut te ontsnappen. Daarbij blijven haar borsten en billen door mijn bewustzijn tuimelen, wat me weer van pas komt als mijn ogen niet dicht willen vallen en ik masturbeer bij wijze van probaat slaapmiddel. Liefde is egoïsme ten top.


(Uit de Verboden Woorden)

dinsdag, december 08, 2009

Op weg naar Montserrat (de voorlopige proloog van de Verboden Woorden)


De mens is terminaal vanaf zijn geboorte, de dood sluipt iedere seconde dichterbij. Maar als de dagen die nog resten op je vingers te tellen zijn, krijg je een heel ander verhaal.

Het opspattende water bijt in de talrijke wondjes op mijn handen. Hoewel ik aan de schaduwkant van de boot bungel, is het zo heet dat het zweet in straaltjes van mijn lijf loopt. Kostbaar zout verlaat als ratten het zinkende schip. Hoe zinloos. In een halve cirkel ontvouwt zich zo ver als het oog reikt alleen maar oceaan. Het moet hier ongeveer vier kilometer diep zijn. Gegeven de twee meter die ik me op het hoogste punt van de golven boven het wateroppervlak bevind en – voor de volledigheid, want de invloed is marginaal – de kromming van de aarde, is mijn blikveld beperkt tot een kilometer of twee van alleen maar zout water. Hoeveel miljoenen hectoliters zijn dat? Eens kijken. De inhoud van een cirkel bereken je door de straal met de straal en pi te vermenigvuldigen, gedeeld door twee want ik zie maar de helft. En dat dan maal vier kilometer diep. Mijn hersens koken, ik krijg de som niet opgelost. Alsof het antwoord ertoe doet. Er is geen druppel drinkbaar van. De veldfles die hinderlijk om mijn nek hangt, is al lang leeg. Regenen gaat het ook niet. Alleen op de horizon is een plukje engelenhaar geplakt, de hele dag al. Verder is de lucht een stolp van staal. Natuurlijk heb ik kramp in mijn darmen, maar de dorst is erger.
'Agua!' roep ik naar boven.
De kapitein – laat ik hem maar zo noemen, dan word ik minder kwaad – ligt natuurlijk ergens zijn roes uit te slapen. Trouwens, als hij wakker is, zou hij waarschijnlijk doen alsof hij me niet hoorde, want de klootzak laat geen gelegenheid onbenut om me het leven zo zuur mogelijk te maken. Helaas bestaat de rest van de bemanning uit Chinezen en weet ik wel hoe je iemand een goede dag wenst, maar ben ik vergeten te vragen wat ze tegen 'water' zeggen.
'Hé!' schreeuw ik daarom maar, tot mijn luchtpijp begint te schrijnen. Slikken gaat nu haast niet meer. Nog even en ik ga van mijn stokje. Ik ben niet eens gezekerd. Ik kijk naar de restanten van de boeggolf die met een snelheid van niet meer dan acht knopen onder mijn voeten voorbij bruisen, schat ik, want de Acaso is een oud beestje. Hoe helder de zee hier ook is, door de schaduw lijkt er op de rest van het water een vlies inktzwarte olie te drijven. Het is onmogelijk door het oppervlak de diepte in te kijken. Er staat niet veel golfslag. Toch deint het schip en kan ik met mijn tenen soms bijna de olie aanraken. Bijna. Ik stel me voor hoe het vlies zich niet laat penetreren en meegeeft. De gedachte aan Sophie is onvermijdelijk. Zij is waarschijnlijk weer terug in Amsterdam, waar de minnaars in de rij staan. Zou ze me missen, lijdt ze net zoals ik nu we elkaar nooit meer kunnen aanraken, elkaar zelfs niet meer kunnen mailen? Er bestaat geen definitiever afscheid dan dat wat ik op mijn geweten heb. Ik span mijn kaakspieren zo hard dat mijn tandvlees zeer doet. Ondanks de hitte raast er een ijsklontje door mijn ruggengraat. Laten we bij de les blijven. Wie weet wat er pal onder me zwemt. Haaien zijn in staat om bloed op kilometers afstand waar te nemen. Als ze er zijn, kunnen ze mij waarschijnlijk wel zien. Dat daar, was dat geen vin? Voor de zekerheid trek ik mijn benen ietsje hoger op, draai een kwartslag en laat mijn voeten steunen op de pokdalige huid van de Acaso, de huid die ik op last van de kapitein van schelpen, wier en algen moet ontdoen, wat onbegonnen werk is. Misschien een halve vierkante meter ben ik gevorderd in al de uren dat ik op deze kolereschommel zit, bewapend met een uit de kluiten gewassen, maar veel te bot soort plamuurmes, waardoor ik om de haverklap de rug en de knokkels van mijn beide handen openhaal, want vanwege de vermoeidheid ben ik gedwongen rechts met links af te wisselen. Soms gebruik ik ze zelfs samen om hardnekkige schelpen te verwijderen. Het touwtje waarmee het werktuig om mijn pols zit, irriteert, telkens als het over mijn vel schuurt en dat gebeurt vaak, heel vaak. Ik had Sophies iphone niet in de Taag moeten gooien, schiet me te binnen, ik had het ding in mijn zak moeten steken. Dan had ik tenminste muziek gehad. Ik zou een moord doen voor Bach. En nog één om Sophie een laatste maal te mogen kussen trouwens.

Pauze, denk ik. Geen vin verroer ik meer tot er water komt. Met mijn voeten tegen de Acaso leunen, veroorzaakt pijn in de bovenbenen. Ik laat me weer met de rechterschouder tegen het schip aan zakken, maar ook dan resoneren de dieselmotoren op den duur tot in mijn vullingen.
'Ni Hao,' krijs ik naar boven, 'me need drink!'
De dieselmotoren stampen, golven in mijn blikveld bewegen, maar het geheel staat onverminderd stil. Waarom laat ik me niet gewoon vallen? Vermoeid als ik ben, zouden mijn spieren al snel verkrampen. Ik zie het voor me: ik watertrappelend terwijl de Acaso snel kleiner wordt. Op het laatst zou je alleen nog wat rook zien kringelen, bij voorkeur in de vorm van een vraagteken. Het summum van pleinvrees zou ik beleven, want daarna zou er alleen nog maar water en lucht zijn om me heen. Maak er trouwens maar het summum van claustrofobie van, want de ruimte is bedrieglijk. In de praktijk zou ik namelijk geen kant op kunnen. Binnen een half uur zou het afgelopen zijn, als een haai me tenminste niet eerder te pakken kreeg.
Nee, denk ik, niet zo, dat is mijn eer te na. Er is maar één mogelijk einde: ik moet en zal naar Montserrat.


Ep Meijer 2009

dinsdag, december 01, 2009

Doe maar gek, dan doe je al gewoon genoeg


'Welkom bij Studio Sport, dames en heren. Heeft u het bord op schoot? Vooraleer we naar het vaderlandse neusschuiven gaan, eerst even live naar Astana, waar zojuist de even bloedstollende als verrassende finale van het wereldkampioenschap persoonlijkheidsstoornissen heeft plaats gevonden. Tegen alle verwachtingen in is de Nederlandse delegatie op een teleurstellende elfde en laatste plek geëindigd. Het gekkengetal, maar dat is een schrale troost. Onze verslaggever Youp was getuige. Youp, wat is er in vredesnaam gebeurd?'
'Tja, Thom, daar vraag je me wat. Je zult maar als torenhoge favoriet starten, niets aan het toeval hebben overgelaten. AAHD, ADHD, NPS, PPS, SPS, afijn, noem de persoonlijkheidsstoornis maar op waarvoor er een afkorting bestaat, of Nederland had hem in huis. Het leek de perfecte strategie om de titel in de wacht te slepen.'
'Maar het liep anders.'
'Wat je zegt, Thom. In de eerste ronde leek het nog of de all round-vlieger van coach Sieldragher op zou gaan. Even, heel even lag Nederland zelfs op kop. Maar toen kwam het keerpunt en daar hebben onze gestoorden als vanouds moeite mee.'
'Wacht eens even, er was voor de keerpunten toch speciaal een Australische coach aangetrokken?'
'Klopt, Thom. Volgens insiders heeft Greg Almighty geweldig werk verricht. Maar uiteindelijk heeft hij het probleem niet tussen de oren vandaan kunnen krijgen.'
'Wat nu? Ik bedoel, onze deelname aan Vancouver komt in gevaar!'
'Inderdaad, Thom, de situatie is ernstig. Je moet er niet aan denken dat Nederland er straks niet bij zal zijn. Er is op bondsniveau dan ook al druk overleg gaande. Vast staat al wel dat het anders moet, minder complex.'
'Kan dat met Sieldragher?'
'Ik ben bang dat we geen keuze hebben, Thom. De tijd tot Vancouver is te kort. Bovendien zit de concurrentie natuurlijk ook niet stil, alle topcoaches zijn bezet.'
'Enig idee hoe we het moeten gaan redden?'
'Ik heb het er met collega's van andere toplanden uitgebreid over gehad, Thom. De algemene mening is toch wel dat Nederland zich moet focussen op gewoon doen, dan doe je immers al gek genoeg.'
'En gaat dat lukken?'
'Laat ik het zo zeggen, het wordt spannend.'
'Dank je wel, Youp in Astana. Voor de volledigheid, dames en heren, het wereldkampioenschap persoonlijkheidsstoornissen werd dit jaar gewonnen door België dat zijn eveneens gebrekkige keerpunt wist te compenseren doordat de teamleden een vinger op hun hoofd plaatsten en drie keer heel hard 'oelk' riepen. Tweede werd Kirgizië met de man die zeker wist dat hij een fietsventiel was en het brons ging traditioneel naar de VS met George W. Bush. Dan nu zoals beloofd naar het neusschuiven. Zal NSCVV* zijn zegereeks voortzetten?'


* Neus Schuif Club Verstopte Voorhoofdsholtes