Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

maandag, mei 25, 2009

Als het jeukt, moet je krabben




Het begon allemaal met een krantenberichtje. Bij de verbouw van een muurhuis was een belangrijke archeologische vondst gedaan. Ik weet nog dat ik het dacht: niets nieuws onder de zon. Hier in Amersfoort hoef je praktisch maar een schop in de grond te steken of je doet een belangrijke archeologische vondst. Wat wil je ook, in een stad die 750 jaar oud is? Toen begonnen er doden te vallen.

De aannemer heeft zich vast en zeker veilig gevoeld in zijn dikke Mercedes. Overal airbags, wat kon hem gebeuren? Nou, een spookrijder dus, met, zoals uit het sporenonderzoek van de politie bleek, een snelheid van 160 kilometer per uur op de A-27, ter hoogte van de afslag Leusden. Voor de airbags van zijn dikke Mercedes zich konden opblazen, was de aannemer al zo plat als een dubbeltje.
Alles wees op een ongeluk. Tot de week daarop ook de archeoloog en de betrokken ambtenaar eraan moesten geloven.
De archeoloog had eens verkondigd dat hij ervan droomde om net zoals zijn idool Howard Carter een soort Toetanchamon te ontdekken, zonder de gevolgen dan, in de vorm van een dodelijke, mysterieuze griep. Hij zal misschien nog heel even gedacht hebben dat hij door een vloek getroffen werd. In werkelijkheid was het de Intercity naar Schiphol Airport. Getuigen zagen hoe een jonge vrouw de archeoloog mee het perron van station Baarn af trok, juist voordat de trein aan kwam stormen.
De betrokken ambtenaar kwam om het leven toen zich, tijdens een feestelijk bezoek aan een heropend plaatselijk historisch museum, een suppoost op hem wierp en een handgranaat tot ontploffing bracht. Behalve de ambtenaar en de dader stierf ook een bezoeker en raakte de museumdirecteur een arm en diverse historische voorwerpen van onschatbare waarde kwijt. De nabestaanden van de suppoost begrepen er niets van. Henk M. was altijd de minzaamheid zelve geweest, niemand had dit achter hem gezocht.

Drie incidenten, zeven doden, drie zelfmoordaanslagen. De grote archeologische vondst werd duur betaald. Niemand nam de verantwoordelijkheid op zich, ook Al Q'Aida niet. Er was iets aan dat muurhuis dat kennelijk geheim moest blijven, zo geheim dat drie mensen bereid waren geweest hun leven te geven. Heel onverstandig misschien, maar ik besloot op onderzoek uit te gaan. Dat klinkt trouwens dapperder dan het is, hoor, want in het begin beperkte ik me tot Internet.

Het was nog betrekkelijk eenvoudig. Door gegevens van Hyves en FaceBook te combineren en door veel, heel veel te googlen, ontdekte ik datHenk M, de jonge vrouw en de spookrijder iets gemeen hadden gehad, met name op zondag. Alledrie waren ze gelovig geweest, zo gelovig dat ze behoorden tot 'De Heilige Zaak', een van de oudste van de ruim veertig kerkgenootschappen die Amersfoort telt.

Daar hield het spoor op, tenminste in de virtuele wereld. Op Internet kwam ik niet verder dan dat het genootschap 'Dhe Heylighe Saeck' met zijn tijd was meegegaan en de spelling inmiddels had aangepast. Opgericht in 1444, een jaartal dat opgeteld weinig goeds voorspelde, tenminste, als je iets met numerologie hebt. Verdere informatie ontbrak.

Dat was het moment van de waarheid. Als ik meer wilde weten, moest ik de echte wereld in. De vraag was of ik daar wel behoefte aan had. Eigenlijk had ik het prima naar mijn zin. 32 uur per week zat ik betaald uit mijn neus te peuteren in de meldkamer van een aantal parkeergarages. Heel af en toe ging de telefoon en doorgaans drukte ik dan op een knopje, zodat er ergens in den lande een deur openging voor iemand die zijn kaartje in de auto had laten liggen. Wie deed me wat?

Het jeukte.
Anders kan ik het niet uitleggen. Dus ging ik op een vrije ochtend een wandeling maken langs de muurhuizen van Amersfoort. Ik kende hun geschiedenis: ze werden gebouwd op de restanten van de eerste stadsmuur, vanaf het jaar 1450, toen de tweede muur eenmaal compleet was. Zeventig jaar deden ze erover, over de bouw van de tweede muur. Degenen die hem bedachten, waren al lang dood voor hij klaar was. Als je zijn bouw naar het heden vertaalt, moet je het qua omvang en gedurfdheid vergelijken met de Kanaaltunnel. Die tweede muur moet een fortuin hebben gekost, eigenlijk was het gekkenwerk. In die dagen, bedacht ik me, zat de angst voor de vijand er kennelijk goed in.

Voor nummer 58, het pand waar de belangrijke archeologische vondst was gedaan, gebeurde helemaal niets. Ja, er kwam een fietser voorbij die als een stripfiguur een spoor van balloons trok met zijn adem. Oké, er stak ook een zwarte kat over, maar dat deed me glimlachen. In de Middeleeuwen geloofden ze misschien dat het ongeluk bracht als je zo'n beest tegenkwam. Ik wist wel beter en scande nogmaals de omgeving. Nergens geheime agenten op de loer, geen camera's te zien die het gebeuren genadeloos vastlegden, laat staan kamikazepiloten. Ik betreurde mijn zoek geraakte handschoenen, haalde de schouders op en belde bibberend aan.

Als er een hemelpoort bestaat en er wordt me gevraagd waar ik het meeste spijt van heb, dan is het wel van dat aanbellen. Ik durf te zweren dat er een soort van elektrisch schokje door me heen raasde op het moment dat ik op het knopje drukte. Dat was juist het rare. Het huis was ruim zeshonderd jaar oud, zo'n moderne bel was ongepast, er klopte iets niet, dat wist ik meteen, alleen deed ik niet wat al mijn genen me ingaven. Ik rende niet weg, maar ik wachtte geduldig tot er werd opengedaan.

Het volgende moment...
Nee, wacht.
Heb je wel eens naar onweer gekeken, vanuit je slaapkamerraam? Zoja, heb je wel eens het gevoel gehad dat er iets raars gebeurde als de bliksem ergens vlakbij insloeg, alsof de tijd ineens andersom ging? Er veranderde iets toen ik had aangebeld. Een vroege zonnestraal streelde de zolders van de muurhuizen, als bij toverslag kraste ergens een kraai. Daarna werd stilte ineens een geluid. Zelfs het verkeer op de Stadsring zweeg. Ik hoorde slechts het ruisen van mijn bloed. Een tel lang, beslist niet langer, sloot ik de ogen. Toen ik ze weer opendeed, was alles anders.


Dit zou zomaar de proloog van mijn volgende project kunnen worden, een jongens(en -meisjes)boek dat zich afspeelt in het Amersfoort van 1444.
Ep Meijer 2009. Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

woensdag, mei 06, 2009

De Y-factor




'Sletje,' legt ze en ze doet niets aan het afgezakte schouderbandje.
'Jammer,' zegt hij na een pauze, 'dat zijn maar zes letters.'
Ze trekt een mondhoek omlaag en grabbelt in de zak. 'Als ik had kunnen uitleggen, had ik dat heus wel gedaan, hoor schatje.'
'Tuurlijk,' zegt hij en maakt er meervoud en 'ijs' van. De 's' ligt op twee keer letterwaarde, lekker puh.
'Ik heb alleen maar medeklinkers!' verzucht ze.
'Het is een kutspel,' zegt hij.

Intussen dreutelt en leuterd het op zijn bordje.
'Deurtel,' zegt hij, 'het moment pal voor je de deur opendoet als iemand heeft aangebeld. Wie is het, een oude vriend of de deurwaarder? In de deurtel schieten alle mogelijkheden door je geest, zo ongeveer als vlak voordat je dood gaat. Mag dat?'
'In je wildste dromen,' zegt ze en staart naar haar bordje, hem onderwijl een langdurige blik op haar decolleté gunnend.

'Geil' wordt er gelegd en – in etappes – 'copuleren'. 'Wij' verschijnt op het bord, maar ook 'knoop', 'quasi' en 'lust'.
De stand is 279 voor hem en 210 voor haar. 69 punten verschil. Hij beseft vooral welke letters hij niet heeft. Wat moet hij in vredesnaam met de y? Het maakt ook niet uit ook. Hij legt een w, een e en een l aan. 'Wellust,' zegt hij, '21 punten.'

Ze graait in de zak, legt een t achter zijn 'bef' en scoort en passant twee keer woordwaarde met 'paart'.
'28 punten,' zegt ze en ze strijkt met het puntje van haar tong ritmisch langs de binnenkant van haar bovenlip.
'Bezit,' legt hij, en 'zacht' tegelijkertijd.
Ze tilt een wenkbrauw op en scoort met 'vrij'.
Ze begint warempel in te lopen. Dit kan hij niet op zich laten zitten.
'Vrijen,' maakt hij ervan.
Zij tovert de voltooide vorm op het bord en raakt ook nog een d, een i, een l en een o kwijt. Nu is de achterstand tot 11 geslonken, hij moet iets doen.
'Yin,' legt hij, verticaal, waarop zij er heel gewoontjes 'yang' van maakt, maar dan horizontaal. Hij riposteert met 'vulva' en zij met 'nat'.

'Erect,' verschijnt op het bord en hij is uit.
'Sex', legt ze en ze houdt nog een letter over.
'Dat schrijf je met ks,' protesteert hij, 'dat mag niet.'
Ze legt er een t achter. 'Nu wel, want zo is het een vervoeging van een werkwoord. Ga je mee naar boven?'


Ep Meijer 2009.
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

zondag, mei 03, 2009

Bestemming bereikt




Als je vanuit Huissen naar Apeldoorn wilt, is er maar één logische uitvalsweg. Je komt eerst een rotonde tegen. Hoewel, rotonde? Eigenlijk betreft het een ordinaire T-kruising, want er zijn maar drie afslagen.

Dan gaat het onvermijdelijk langs de Rijn, die met al zijn strekdammen op een binnenstebuiten gekeerde duizendpoot lijkt. In de verte, aan de overkant, is de skyline van Arnhem al te zien, gescalpeerd door het viaduct van de N-325. Wie weet denk je het wel: wat er vandaag ook gebeurt, deze rivier stroomt hier morgen nog zo. Dat is een onuitstaanbare gedachte. In het leven gaat het erom verschil te maken. Eigenlijk zou alles vandaag tot stilstand moeten komen.

De Ingenieur Molsweg, beter bekend als de N-325, is vierbaans. Harder dan 80 mag je er echter niet. Het is maar beter om je aan de voorgeschreven maximale snelheid te houden. Niet dat het er na vandaag nog toe doet. Er zal niemand meer zijn om de boete naartoe te sturen. Toch moet je er niet aan denken dat je uitgerekend vandaag wordt aangehouden.

Er volgt een rotonde, één van de grootste van Nederland om precies te zijn, en ook één van de oudste. Desondanks gebeuren hier vele ongelukken, haast dagelijks. Extra voorzichtigheid is geboden. Een aanrijding nu zou wel erg ironisch zijn.

Vlak voor je de A-12 verlaat, passeert ter rechterzijde het clubhuis van de Rosendaelse Golfclub, nauwelijks zichtbaar tussen het jonge lover, maar als je goed oplet, zie je ze staan, de Jaguars en de Porsches. De eigenaars hebben geen geldzorgen en worden niet per 1 juni uit hun huis gezet.

De A-50 leidt omhoog. Links hangen zweefvliegtuigen als schetsen boven Terlet, terwijl reisbussen op de rechterrijbaan het verkeer ophouden. Hoe klein een auto is vergeleken bij zo'n kolos! Gelukkig zegt volume niets, zodra er snelheid in het spel komt. Ze maken geen schijn van kans. Heerlijk om straks eens echt gas op de plank te geven. Naar de hel, met alles! Met een beetje geluk kantelt de bus en vliegt het hele koninklijke zooitje in de fik.

Het verkeer stokt. De file wordt opgeslokt door de scherpe schaduw van een ecoviaduct. Daar heb je het weer: het wild krijgt ruim baan als het dwars wil, maar zodra een mens tegenstribbelt, wordt hij de goot in getrapt. Je bijt de tanden op elkaar. Het maakt niet uit dat je, hier in het donker, tot stilstand komt. Er is voldoende tijd. Je hoeft er pas rond kwart voor twaalf te zijn. Als de motor maar niet oververhit raakt. Of de koppelingsplaat. Dat zou een ramp zijn.

Vlak voor de kruising met de A-1 glipt de A-50 de Veluwe uit. De bossen maken plaats voor een weidelandschap dat door het met bomen omzoomde Apeldoorns Kanaal als een rits doorsneden wordt. Dit is de grens.

Eindelijk, afslag 24. Niets kan je nu nog tegenhouden.


[i]Ep Meijer 2009.
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.[/i]