Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

zondag, maart 29, 2009

In tijden van liefde en oorlog is alles toegestaan




Achter iedere hoofdletter zette ze een sierlijke krul. Uren kon hij ernaar staren.
'Mijn hobby,' las hij voor minstens de duizendste keer, 'jij natuurlijk!'

Daarom giechelde ze zo toen ze hem het vriendenboekje terug had gegeven.
De dag erna hadden ze voor het eerst hand in hand gelopen op het schoolplein. Het was vanzelf gegaan en hij zweefde in plaats van dat hij liep. Het duurde even voor ze door kregen dat de anderen ze aan het uitlachen waren. Toen pas merkten ze dat ze aan elkaar vast zaten.
'O!' riepen ze beiden tegelijk en lieten los alsof ze onder stroom stonden.

Zijn blik dwaalde naar beneden. Daar stonden in zijn eigen handschrift, heel in het klein en in potlood, streepjes. Hij hoefde niet eens te kijken want hij wist het uit het hoofd: 27 kusjes had hij haar nu al gegeven, waarvan 21 op de wang en 6 op de mond (niet met de tong, want daarvoor vonden ze het nog te vroeg). Op de laatste zoen op de mond was hij bijzonder trots. Hij had vals gespeeld bij 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, wie zal ik een kusje geven?

Dat alles was waardeloos. Vorige week was ze ineens heel boos, omdat hij bij andere meisjes iets leuks in hun vriendenboek had geschreven.
'Maar dat was,' sputterde hij nog tegen, 'omdat jij aan een ander verkering had gevraagd!'
Nou, zo was het niet gegaan en wat dacht hij wel? Wat hij had gedaan, was veel erger, als hij dat maar wist.

Hij snapte er niets meer van. Even sloten de vingers van zijn linkerhand om het papier. Hij zou de pagina eruit scheuren en door de wc spoelen. Dat zou haar leren!
Hij sloot de ogen, zuchtte diep en oefende precies zoveel druk uit dat haar bladzijde net niet losliet.

'Nu,' prevelde hij, maar het lukte niet.

Hij beet op de tanden. Het was sterker dan hij, wat het ook was. Hij haalde de schouders op. Zij kan er ook niets aan doen, dacht hij toen, dat ze een meisje is.


Ep Meijer 2009
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

donderdag, maart 26, 2009

Je kunt beter een boek schrijven dan een staatslot kopen





Heeft u wel eens van Londerzeel gehoord?
Troost u, ik ook niet, tot ik hoorde dat mijn boek Geluk voor gevorderden genomineerd was voor de grote prijs Gerard Walschap – Londerzeel. Het bijbehorende geldbedrag: 7.500 euro. Daar wilde ik best helemaal voor naar Vlaanderen rijden.

Dat het die dag pijpenstelen regende, is een eufemisme. Het kwam met bakken uit de hemel. Een routebeschrijving had ik niet gekregen van de organisatie, wel een gratis parkeerbewijs, zijnde een A-4 met daarop een hele grote P.
Vlaanderen verzoop in grijstinten, maar ik moest zonder tomtom op zoek naar een plaats die ik niet eens kon onthouden.

Kortom, te laat. Maar dat gaf niet, dacht ik, want ik bevond me in literaire kringen. Nochtans kwam mijn redacteur Peter me tegemoet hollen. 'Je weet niet wat je ziet,' hijgde hij, 'als je zo meteen binnenkomt.'
Ik knipperde met de ogen. 'Weet je? Ik heb de afgelopen uren zoveel hemelwater gezien dat er nu eerst heel dringend wat vocht in moet. Biertje?'
Daar zei Peter natuurlijk geen nee tegen.

Ik wilde net aan mijn tweede biertje beginnen toen Peter ineens door drie mannetjes in rokkostuum omsingeld werd. Ze sisten iets in zijn oor. Ik verstond dat men al 25 minuten aan het wachten was. Op mij?! De mannetjes vermeden het mij aan te kijken, viel me nog op. Peter maakte een hulpeloos gebaar. 'Je zult eraan moeten geloven, Ep. Ik heb je gewaarschuwd, hè?'

Een zaaltje, had ik verwacht, een zaaltje met een twintigtal dames van middelbare leeftijd. In plaats daarvan stapte ik een voormalige kerk binnen die met een flinke lik gele verf en wat ornamenten uit het interieur van een onderzeeër tot een cultureel centrum was omgetoverd. Dat was het ergste niet. Er zaten zeker 400 mensen. Toute Londerzeel was erbij en in vol ornaat. Ik zag smokings en avondjurken, colliers en stola's, ja, zelfs een burgemeestersketting. Toute Londerzeel keek boos. Naar mij. Ik kreeg meteen de slappe lach, ik kon er niets aan doen.

Ilya Leonard Pfeiffer won met Rupert. Ik kwam er vanaf met een boek over Gerard Walschap en een setje onderzetters van de gemeente Londerzeel, maar wat had ik me vermaakt.

Inmiddels sta ik met Het Plato Paradigma op de groslijst van de Gouden Strop, de prijs voor het spannendste boek. Met De Regels schopte ik het tot de longlist, maar nu ben ik niet te houden en ga ik voor de shortlist; voor de onderzetters, dat spreekt.


Ep Meijer 2009
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

zondag, maart 22, 2009

Waarom ik er de volgende keer beslist niet bij zal zijn




Al mijn ledematen zitten beklemd. De mensenmassa om me heen gaat niet meer voor- of achteruit. Dit begint gevaarlijk te worden, realiseer ik me. Er hoeft maar iemand te struikelen en er ontstaat een lawine van lijven. Mensen proberen zich een weg te banen door elkaar opzij te duwen. Anders gaat het trouwens niet. Vroeg of laat deelt iemand een klap uit. Vervolgens kun je zo vertrapt worden.
Dat alles gaat nog, ware het niet dat ik drie kinderen onder mijn hoede heb, waarvan er één kwijt is. De andere twee heb ik op een relatief veilige plek geparkeerd, ergens tegen de muur van een kroeg. Het is zo lawaaierig dat ik alleen voel hoe mijn mobieltje voor de zoveelste keer binnen een paar minuten rinkelt. Opnemen heeft geen zin; het is absoluut onmogelijk je verstaanbaar te maken.

Hoera, Amersfoort bestaat 750 jaar! Vanavond is de opmaat van de feestelijkheden en er zijn veel teveel toeschouwers toegelaten tot het Onze Lieve Vrouweplein. Niemand kijkt blij. En ik ben een kind kwijt en ik kan niets anders verzinnen dan naar de plaats te gaan waar ik het kwijt ben geraakt, want zo hebben we het afgesproken. Opnieuw voel ik hoe mijn mobieltje af gaat. Ik pak het uit mijn broekzak. Er is een nieuw bericht van de moeder. Zij is op eigen gelegenheid hier naartoe gekomen en zoekt ons.
'sms?' lees ik.
Dat is een idee. Maar ik heb normaal al constant ruzie met de menu's en nu al helemaal. Daarbij komt dat ik een digibeet ben en de letters stuk voor stuk moet intoetsen. Het resultaat hoort in het Nederlands te zijn, foutloos en inclusief correcte interpunctie. Dat is een tic, ik kan er niets aan doen.
'Tineke is kwijt,' sms ik uiteindelijk en dat heeft me zeker vijf minuten gekost, vijf minuten waarin er iedere tel tegen me aan is geduwd, vijf minuten waarin ik constant mijn evenwicht heb moeten verplaatsen om niet om te vallen, vijf minuten waarin er van alles gebeurd kan zijn waar ik niet aan wil denken, niet alleen met het kind dat ik kwijt ben, maar ook met de twee die ik veilig waan.

'Sorry, ik ben een kind kwijt. Mag ik er even langs?'
Eindeloos herhaal ik de vraag, terwijl ik me door de menigte wurm. Ik kom maar centimeters vooruit. Mijn werkelijkheid bestaat uit een stroperige knoop van andermans lijven. Ik werk met de ellebogen, buk me, duik als een rugbyspeler in ieder gat dat ik zie. 'Weg uit deze nachtmerrie!' roept elke vezel in me. Maar ik kan niet weg, ik moet een kind zien te vinden.

Eindelijk ben ik op de plaats delict. Hoe ik mijn nek ook rek of strek, het kind is nergens te bekennen. Wat nu?
Op dat moment zwijgt de openingsact. Het applaus is zo lauw dat ik mijn mobieltje kan horen rinkelen. Ik kan zelfs iets verstaan als ik opgenomen heb. Het is de moeder. Tineke blijkt terecht.

Er ontsnapt een zucht en ik vecht me een weg naar de andere twee. Ze staan er gelukkig nog precies zo bij zoals ik ze achtergelaten heb. We vormen een treintje en slalommen moeizaam door de massa tot we achter het podium terecht komen en weer gewoon kunnen lopen. We zien de moeder en het verloren kind al staan. Nu lopen mijn longen pas echt leeg.

Eind goed, al goed. Maar ik kan u nu alvast verzekeren dat ik het 1500-jarig bestaan van Amersfoort even demonstratief als pontificaal zal boycotten.


Ep Meijer 2009
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

donderdag, maart 19, 2009

Grote schoonmaak




Vandaag fiets ik
met de wind in mijn haar
en de lente in mijn neus.

Binnen lonkt donker het konijnenhol
waar gedachten zich vertakken
tot de holtes ontploffen.

Buiten blijft de horizon even ver
Misschien ben ik het wel, bedenk ik me,
die de aarde rond draait.

Morgen zal ik schoon zijn, schoon en klaar
Ik duik erin en kom weer terug
om erover te vertellen.

Maar vandaag fiets ik
met de wind in mijn haar
en de lente in mijn neus.


Ep Meijer 2009.
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

woensdag, maart 11, 2009

Serenade of: handig voor de jeugd van tegenwoordig in tijden van liefdesverdriet!



Misschien moet ik een gedicht vol metaforen schrijven
om tot je door te dringen.

Misschien moet ik 's nachts onder je raam gaan staan
zodat je me eindelijk hoort.

Misschien moet ik zingen, met van tranen verstikte stem
om te zeggen wat ik voor je voel.

Maar ik kan niet dichten en zang lukt evenmin
o, liefste, mag het alsjeblieft per sms?



Ep Meijer 2009
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

zaterdag, maart 07, 2009

De oplossing



'De mensen zijn zó dom bezig.'
Zoals gewoonlijk spelen de vingers van Sietse met iets. Ditmaal is het een snoeppapiertje. In de trein is het opvallend rustig voor een vrijdagmiddag en ook op de A-2 naast ons hebben we geen files kunnen ontdekken. Zo kwam het gesprek op de crisis.
'De olie raakt op,' vervolgt mijn oudste zoon. 'Over tien jaar is er misschien niets meer. We moeten nu in waterstof investeren, maar ja, daar is dus geen geld meer voor.'
Ik herinner me hoe hij erbij komt. Maanden geleden heb ik hem eens uitgelegd dat er er heel veel geld aan aardolie wordt verdiend. Dat mensen dat liever zo houden, hebzuchtig als ze zijn. Dat waterstof veel beter zou zijn voor het milieu, maar dat het miljarden kost om alles geschikt te maken. En dat niemand bereid is die kosten op te brengen.
Onder ons glijdt de Waal rimpelig voorbij. In de gauwigheid tellen we zeven, nee acht boten. Bart, mijn jongste zoon van zes wijdt zich halverwege alweer aan de game boy. Sietse laat zonder het te merken het snoeppapiertje vallen.
'Op het water is het wel druk,' constateert hij.
'Tja,' zeg ik, 'misschien is ons probleem wel dat we teveel haast hebben. Met een boot kun je veel meer vervoeren dan met een vrachtauto. Het duurt alleen wat langer voor de spullen er zijn.'
'De motor van een boot heeft toch ook olie nodig?'
Ik kijk naar Sietse. Tien jaar jong is het mannetje. Maar op zijn voorhoofd staat de frons van een grijsaard.
'Jawel, maar als alles over het water vervoerd werd, zou dat uiteindelijk veel minder brandstof kosten. Een vrachtwagen verbruikt per kilo lading veel meer dan een boot, zie je?'
Sietse zucht en slaat de armen over elkaar.
'Zo stel je het probleem alleen maar uit. Straks is er echt niets meer. '
Heel even maar hangt Sietses profetie in de lucht. Dan mengt Bart zich plotseling in het gesprek.
'Dan gaan we toch fietsen?'


Ep Meijer 2009
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

maandag, maart 02, 2009

Broddelklots en warrelpraat





Het was genoeg. Kabouter Plompzak verschanste zich in zijn paddenstoel en deed de luiken dicht. Hij stak een kaars aan en pakte het deel f tot en met g erbij van de encyclopedie over alle aspecten van het moderne kabouterleven. Het boek was zo zwaar dat hij het aan tafel moest lezen, maar er stond niet in wat hij zocht.

Was hij in slaap gevallen? De kaars flakkerde en hij meende haar stem te horen. Waarschijnlijk was dit geen droom en stond ze buiten het hoogste woord te voeren. Hoe meneer vast nog niet van de zee aan vrije tijd gebruik had gemaakt om eindelijk iets aan het tuinhuisje te doen? Hoe alles, maar dan ook alles op haar neerkwam. En waarvoor? Een grote bek, kon ze krijgen. Als het erop aan kwam, stond ze altijd met lege handen.

'Stop!' riep kabouter Plompzak en legde de handen over de oren. Het hielp niet. Haar gekijf bleef als een mes door zijn gevoel snijden. Er was niets goeds aan hem of het deugde niet, altijd liet hij haar er alleen voor staan.

'Kabouter DD,' prevelde hij. Nog steeds was het alsof de letters van haar naam dansten op zijn tong. Of hij nu wilde of niet, er schoten beelden door zijn wezen, van hoe het was toen ze opgeteld meer waren dan de som der delen. Samen in een bad met beukennootjes, samen lachen om de andere kabouters, samen... Ach, gewoon samen. Wat voelde het goed. Ergens onderweg waren ze elkaar kwijtgeraakt. Hij begreep nog steeds niet hoe en waarom.

Op zijn tenen liep kabouter Plompzak naar het raam en tilde voorzichtig een luik van het haakje. Door het kiertje dat zo ontstond, kon hij zien dat zij het inderdaad was. Het was alsof iemand zijn hart uitperste. Ze leek hem alweer vergeten en draaide met haar kont en pronkte met haar decolleté dat het een lieve lust was. Zo had ze hem ooit verleid. Inmiddels haatte ze van hem. Hij moest de ogen dichtknijpen om de tranen tegen te houden. Aandacht, dacht hij, alles draaide om aandacht.

Kabouter Plompzak deed het luik weer dicht. 'Ik houd van je,' fluisterde hij terwijl hij terugliep naar de tafel. Wat maakte het ook uit? In heel het grote kabouterbos was er toch niemand die het hoorde.


Ep Meijer 2009
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.