Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

dinsdag, maart 25, 2008

Zo gek als een deur

Laatst beklaagde een Marokkaanse kennis zich bij mij over de Nederlandse taal. Hij had vooral moeite met sommige uitdrukkingen.
‘Neem nou zo gek als een deur,’ foeterde hij, ‘waar slaat dat in Allah’s naam op?!’
In eerste instantie stond ik met de mond vol tanden. Ik kon inderdaad niets ontdekken wat er gek kon zijn aan een deur.

Maar nu, na enig nadenken, ben ik eruit. Op het eerste gezicht lijkt het alsof een deur normaal is. Een deur is een ding dat toegang verschaft tot een andere ruimte. Daar zit geen woord Chinees bij, zou je zo zeggen. Toch begint de adder onder het gras hier vorm te krijgen. Immers, tot wat voor ruimte verschaft een deur eigenlijk toegang? Gekken verblijven ook in andere ruimtes, maar dan in hun hoofd (gelooft u me, ik kan het weten).

Voorlopige conclusie: in ieder geval gaat de deur niet geheel vrijuit. Je zou zomaar in een ruimte kunnen belanden waar je helemaal niet in wilt belanden, tussen gekken bijvoorbeeld. Reden genoeg om het verschijnsel ‘deur’ met nog meer argwaan te betrachten.

Wat blijkt? De deur is er in vele verschijningsvormen. Je hebt er die schuiven, maar ze kunnen ook draaien en zwaaien. Ik weet niet hoe het met u is, maar ik heb het er niet zo op als dingen een beetje onduidelijk gaan zitten doen. Ik wil gewoon klip en klaar weten wat het wordt. Mijn baas zou het ook niet waarderen als ik het nietje de ene keer zus, en de andere keer zo door zijn rapporten zou slaan.

Kortom, Omar, een deur heeft een gespleten persoonlijkheid en is derhalve gek.

O, wacht, mijn baas roept me, momentje. Hij heeft een rood hoofd. Kennelijk zit er toch een nietje dwars. Wat zegt-ie nou, versta ik het goed? Verduld, hij roept het echt.

‘Daar is de deur!’

maandag, maart 24, 2008

Kopzorgen

Ieder ander zou het toeval hebben genoemd. Maar voor hem was het een uitgemaakte zaak dat er een verband bestond tussen zijn besluit om zijn haar te laten groeien en de wilde staking die juist die dag uitbrak onder mestkevertelers. Het was tijd, meende hij, om de natuur op zijn beloop te laten.

Aanvankelijk was het rustig op zijn hoofd. Toen nestelde zich een kolonie kliekendieven in zijn haardos. Hun aanhoudende gekwetter hield hem dag en nacht wakker en werkte als een magneet op de plofbonzen in de buurt, die zich zoals bekend voeden met de vibraties die gepaard gaan aan de stoelgang van kliekendieven.

Er leek sprake te zijn van balans of zelfs een biotoop, maar dat was slechts schijn. In werkelijkheid wilden de plofbonzen zoals gewoonlijk meer. Hij kreeg een kind met een houten kop van het gekrakeel rondom zijn kruin. De kliekendieven begonnen uit arren moede hun snavels te scherpen aan de kop van het kind, dat het daarom op een klaaglijk huilen zette.
Zijn haar zoemde en zwitste zonder weerga. Was het eigenlijk wel zo’n goed idee om de boel de boel te laten? vroeg hij zich af. Er leek alleen maar ruzie van te komen. Ondanks het slaapgebrek (de wallen onder zijn ogen werden inmiddels als halfpipes gebruikt door hangjongeren) bleef hij halsstarrig bij zijn voornemen. Zijn haar groeide en groeide en omvatte inmiddels een hele provincie. Her en der woedden felle gevechten, want ook de dwaaldiva’s waren zich ermee gaan bemoeien. Met hun scherpe nagels ritsten ze de onderbuiken van de plofbonzen open en verorberden de ingewanden zonder enige tafelmanieren. Het toch al broze evenwicht dreigde voorgoed verstoord te worden. Er was maar één oplossing: de blauwhelmen moesten eraan te pas komen.

Twee politionele acties later was zijn haar weer maagdelijk. Alleen begon het bij bosjes uit te vallen. Dra bedekte een dikke laag krullen het land, zodat het openbare leven lam gelegd werd. Hij voelde over zijn kale hoofdhuid en kwam voor het eerst sinds mensenheugenis in beweging. Enkeldiep wadend door zijn voormalige hoofdbedekking begreep hij ineens hoe de vork in de steel zat: op hersens groeide nu eenmaal geen haar.

zaterdag, maart 15, 2008

Raarbezwaar

Een vriendin van mij vindt veel, zoniet alles raar. Ik heb daar moeite mee. Niet omdat zij dingen niet raar mag vinden, hoor, ieder zijn meug, we leven in een vrij land. Het gaat me vooral om de taalkundige gevolgen.

Wat is raar?

Sneeuw in september, dat is raar. Maar wat doe je met sneeuw in, pakweg, augustus of zelfs juli? Als er hartje zomer sneeuw valt, dan is dat niet gewoon raar. Er is sprake van een situatie die om meer vraagt.

Toch gebruikt mijn vriendin voor alles wat haar verbaast het woord ‘raar’. Een auto met vierkante wielen? Raar. Een wolk in de vorm van Noraly Beyer? Raar. Eskimo’s neuzen en eten rauw zeehondenvlees? Raar.

Nee, nee en nog eens nee.

Het wordt hoog tijd dat we de term ‘raar’ van wat spoilers voorzien, zodat de wegligging verbeterd wordt. Medeklinkers zat. Onderstaand wat suggesties voor mijn vriendin alsmede de volgende editie van Van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse Taal.

Raar: alles wat enigszins van de norm afwijkt; sneeuw in april; André Rouvoet die in een bordeel betrapt wordt.

Braar: alles wat behoorlijk afwijkt van de norm; sneeuw in mei; André Rouvoet die in een bordeel betrapt wordt met vrouwenlingerie aan.

Fraar: van de ratten besnuffeld; sneeuw in juli; André Rouvoet die er samen met Rita Verdonk op kosten van de belastingbetaler een love nest aan het Lange Voorhout op na blijkt te houden.

Graar: absoluut van de pot gerukt; een hittegolf met Kerstmis; Nederlandse militairen in Irak.

Kraar: te gek voor woorden; Pinksteren en Pasen die op één dag vallen; elektrische luchtverfrissers.

Praar: grenzend aan het krankzinnige; een grote lul als minister-president; beleggen in elektrische luchtverfrissers.

Traar: de overtreffende trap van ‘praar’; stemmen op een grote lul; elektrische luchtverfrissers aanschaffen.

Vraar: onvoorstelbaar raar; Wouter Bos die meent wat hij zegt; doe-het-zelven.

Wraar: als ‘vraar’, maar dan met een wreed tintje.

De volgende keer in dit theater: hoe vreemd is bizar eigenlijk en wanneer wordt geweldig nou fenomenaal?


© Ep Meijer 2008

donderdag, maart 06, 2008

Afschieten

Hij kijkt naar het blanke staal in zijn hand en streelt de loop. Daar komt de kogel uit, met een snelheid van honderden meters per seconde. Als die kogel in contact komt met menselijke huid, ontstaat een inslagkrater die veel wijder is dan de zes millimeter die de kogel breed is. Dat is het ergste niet. De kogel snijdt zich een weg dwars door de ingewanden heen en veroorzaakt fatale inwendige bloedingen.

Hij laat zijn handpalm met de kolf spelen. De wrijving voelt aangenaam. Hij weegt het pistool in zijn rechterhand. Zwaar nog voor zo’n klein voorwerp. Toch geeft het hem macht, bijna zoveel macht als een God.

Hij kijkt op zijn horloge. Het gaat nu bijna gebeuren. Zo meteen zullen er twee jonge mannen aan komen. Hij zal ze zonder pardon afschieten.

Hij laadt de patronen in het magazijn, wacht nog even met de veiligheidspal. Eerst alles nog een keer controleren. Functioneert het magazijn, is de haan gespannen? Er mag niets aan het toeval worden overgelaten. Die twee jonge mannen moeten weg.

Als afgesproken krijgt hij een knikje van een man aan de overkant. Hij zet de veiligheidspal om en zucht diep. Concentreren nu. Hij sluit de ogen en ziet wat er te gebeuren staat. Het helpt om dingen te visualiseren. Zo kun je de toekomst beïnvloeden. De levens van die twee jonge mannen behoren hem toe. Hij mag geen fout maken.

Daar komen ze. Als een ijsklontje raast een rukje door zijn ruggengraat. Hij ademt diep in. Weten de jonge mannen wat ze te wachten staat? Ze staren naar beneden, lijken hem niet in de gaten te hebben.

Kalm nu.

Hij tilt het pistool op en legt zijn wijsvinger om de trekker.

De jonge mannen komen tot stilstand. Ze buigen zich, staan dan doodstil, alsof ze deemoedig hun straf ondergaan.

Iedereen houdt de adem in, het is alsof de tijd hikt.

Dan schiet hij. De knal echoot tegen het plafond en walst de ijshal rond. Het klauwen van de schaatsers geeft er vreemd ritme aan.

© Ep Meijer 2008