Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

donderdag, mei 31, 2007

Vernis

Volgens de politie van Groningen zijn de homo’s die andere mannen tijdens seksfeesten verdoofd, verkracht en met hiv geïnfecteerd hebben, geen monsters. ‘Ze zouden op straat niet opvallen,’ aldus een zegsman.

Nogal wiedes.

Mijn zoon van vier denkt misschien dat boeven in gevangeniskledij en met een masker op door het leven gaan. Het punt is dat zelfs seriemoordenaars op straat niet zouden opvallen. Ze kijken wel link uit.

Van de straat af is niet zichtbaar dat de parkeerplaatsen bij de bordelen hier in Midden-Limburg permanent vol staan. ‘Het wordt weer laat op de zaak, schat. Wacht maar niet op mij met het eten.’

Duizenden, zoniet tienduizenden mannen leiden een keurig burgerlijk bestaan, inclusief vrouw, kinderen en Vinex-woning, maar komen in het geniep aan hun trekken op homo-ontmoetingsplaatsen langs de snelwegen van ons land.

Tienduizenden, zoniet honderdduizenden mensen meten zich op Internet een andere identiteit, een andere leeftijd of zelfs een ander geslacht aan om de kat in het donker te knijpen.

Ook geldelijk gewin maakt het beest in ons los. Klein voorbeeldje: avond in, avond uit plunderen georganiseerde bendes particuliere wietplantages. Geen haan die ernaar kraait, want de gedupeerden doen uiteraard geen aangifte.

Bredero schreef het al in de zeventiende eeuw: al ziet men de lui, men kent ze niet.

dinsdag, mei 29, 2007

Tuig

Van files had boer Krelis met zijn Leopard II-tank weliswaar geen last, maar veel sneller dan 60 kilometer per uur haalde het gevaarte niet op de weg. Bovendien hield het op als je telkens maar weer over auto’s heen moest rijden. Boer Krelis werd er chagrijnig van als het niet opschoot.

Nu had hij zijn doel eindelijk bereikt. Boer Krelis richtte de loop van het kanon op de entree en wierp een blik op het papiertje met de column.
‘Eerst waarschuw’n,’ mompelde hij gemelijk en drukte op het knopje van de megafoon.
‘Hallo, hallo,’ klonk het krakend, ‘hier is boer Krelis met een boodschap voor de partijvoorzitter.’
Even later verscheen er iets wits achter één van de ramen. Opnieuw las boer Krelis wat er op het briefje stond.

‘Daarna een waarschuwingsschot en vervolgens dient de politie relschoppers uit te schakelen middels een schot bij voorkeur in het been. Het onomwonden wettelijk vastleggen dat bij het volgen van deze procedure de politie straffeloos is, zal aarzeling bij agenten om relschoppers hard aan te pakken wegnemen en de relschoppers effectief bestrijden. Het maakt overigens geen verschil of de relschoppers bestaan uit voetbalhooligans (Marokkaans of niet), krakers, antiglobalisten of ander verwerpelijk tuig.’

‘Ie bent zelf een verwerpelijke relnicht,’ zei boer Krelis, ‘ie zaait haat. Dat mot afgelop’n wez’n.’
Achter het raam ging het wit driftig heen en weer.
Goed dan, dacht boer Krelis en drukte op de rode knop. Het waarschuwingsschot met de brisantgranaat sloeg een gat van een meter in de gevel. Nog steeds betoonde het wit zich niet onder de indruk.
‘Bij voorkeur in het been,’ mompelde boer Krelis, zwenkte de loop van het kanon omhoog en vuurde nog een brisantgranaat af, ditmaal gericht. Opnieuw klonk een daverende knal, gevolgd door een explosie van glas. Toen de rookwolken opgetrokken waren, bleek er van het partijkantoor nog maar weinig over. Van het wit was helemaal niets meer te zien, laat staan van de benen.

‘Er mag er maar één met scherp schiet’n,’ mompelde boer Krelis tevreden, ‘en dat ben ik. Heb-ie dat begrep’n, malle kaketoe?’

Intussen in de zandbak

Je hebt niets aan alleen een bam of een reuze. Je moet er stuiters bij hebben en wat planeten zijn ook niet weg. Anders loop je het gevaar in één keer alles kwijt te spelen.

Knikkeren. Bij vlagen doet mijn oudste zoon Sietse eraan. Trots laat hij me dan zijn veroveringen zien. Ze hebben vaak heel andere namen dan toen ik acht was en knikkers mijn grootste bezit waren. Sietse pakt het ook anders aan dan ik destijds. O ja, hij speelt heus wel eens een potje, maar vooral ruilt hij zijn fortuin bij elkaar. Dan verliest hij namelijk niets.

Teletekstpagina 672. Zo’n anderhalf jaar geleden ging ik er bijna dagelijks langs om de ontwikkelingen in de Volvo Ocean Race te volgen. Er deden maar liefst zeven boten mee, waarvan er twee de naam droegen van het trotse vlaggenschip van het Nederlandse bankwezen. Wat kostte dat geintje wel niet? En mij en andere klanten intussen maar bedragen in rekening brengen voor iedere scheet. Nummer 1 won trouwens met overmacht en nummer 2 verspeelde onderweg nog heel tragisch een bemanningslid.

Vandaag moet het consortium van de Royal Bank of Scotland, Fortis en Santander zijn – vijandige – bod op ABN/Amro afronden (of uitstel aangevraagd hebben).

Wat is er in die anderhalf jaar gebeurd, waarom kan mijn bank ineens niet meer zijn eigen, veel te grote broek ophouden?

Sietse weet waarom.

maandag, mei 28, 2007

Pinkpop & Play-off

Twee dingen vallen vandaag op. Eén: op de Pinkpop-campings is dit jaar opvallend veel gestolen. Twee: de op alle fronten verliezende coach Van Gaal geeft de scheidsrechters de schuld.

Waar ga je nu voor naar een popfestival? Niet om met een slaapzak, een föhn, een pannenset en een toilettas in de armen te gaan headbangen op je favoriete band. Natuurlijk laat je dingen in de tent liggen, slechts door een rits gescheiden van grijpgrage vingers. Kampeerders zijn solidair, ze doen het allen zo, dus gaat het doorgaans goed.

Over naar het voetbal. Hoewel de experts het erover eens zijn dat AZ dit jaar veruit de beste ploeg was, heeft het speeltje van Dick Scheringa op alle fronten naast de pot gepiest. Coach Louis van Gaal weet het zeker: er is sprake van een complot, de topploegen worden bevoordeeld. Of het nu in de UEFA-cup, de beker of de competitie was, altijd nam de scheidsrechter op een cruciaal moment in de wedstrijd een beslissing in het nadeel van AZ en werd de overwinning door Werder Bremen, Excelsior en tot tweemaal toe Ajax gestolen.

Van Gaal heeft nog gelijk ook. Wat hij echter vergeet is dat de arbitrale dwalingen tijdens wedstrijden van AZ over een heel seizoen genomen ongeveer even vaak voordeel als nadeel zullen hebben opgeleverd. De invloed van de scheids hoort nu eenmaal bij het spelletje; soms zit het mee, soms zit het tegen, want de bal is rond. Omdat het Pinksteren is, hebben we niet eens zoveel fantasie nodig om voetbal als een metafoor voor de tombola van het leven te zien. De scheids staat dan natuurlijk voor God, wiens wegen uit de aard der zaak ondoorgrondelijk zijn.

Kortom, als een soort eigentijdse Job (of Don Quichotte, zo u wilt), neemt Louis van Gaal het tegen hogere machten op. Laten we er hem dankbaar om zijn.

Maar wat, zult u zich terecht afvragen, heeft een voetbaltrainer in vredesnaam met de toegenomen diefstal tijdens Pinkpop te maken? Twee dingen. Eén: zonder bezit geen diefstal. Twee: het ligt er maar net aan waarop iemand zich blindstaart. Waarom komen de dieven bijvoorbeeld niet op het idee om meteen de hele tent mee te nemen, die kun je toch ook op marktplaats verkopen?

zaterdag, mei 26, 2007

Doorgestoken kaart

Nog belangrijker dan de Tour de France was de Toer-de-broer. Voor aanvang van de hoogmis van het wielrennen kozen mijn broers en ik van iedere ploeg één renner. Vervolgens konden er per etappe punten verdiend worden. Het ging er eenvoudig om welke renners er bij de eerste tien zaten. Het eindklassement telde ook als etappe, maar dan dubbel.

In 1996 ontwikkelde zich een nek-aan-nekrace tussen mijn broer Jeroen en mij. Onze ploegen leken als twee druppels water op elkaar. Maar er was een verschil. Bij Telekom had ik voor het zekerheidje Zabel gekozen, Jeroen had op Riis gegokt, een Deense knecht die het jaar daarvoor schijnbaar bij toeval op het podium was beland.

Het was stuivertje wisselen aan de kop van het klassement van de Toer-de-broer dat jaar. Iedere etappe weer zat ik op het puntje van mijn stoel. Erik Zabel was in een bloedvorm en leek de groene trui voor het grijpen te hebben. Wanneer de sprinters ook maar een klein kansje hadden, zat hij erbij. Bovendien won hij twee etappes, goed voor tweemaal de maximale score van 20 punten! Heerlijk was het dan om mijn broer Jeroen een mailtje te sturen, met alleen maar letters z die samen een hele grote Z vormden. Zorro was here, alias Erik Zabel, mijn held. Intussen liet ook Bjarne Riis zich niet onbetuigd. In bergetappes stond er geen maat op hem. Alras zat het geel vast om zijn schouders. Jeroen nam wraak en stuurde me een mailtje met ‘Riis is een reus!’

Dat was hij waarlijk. Ik kon slechts met lede ogen toezien hoe de Deen in de Alpen en de Pyreneeën haast sereen een onmenselijk verzet geselde. Hij keek niet eens naar zijn concurrenten, hij negeerde ze uit het wiel.

Al met al had de zege van de knecht Bjarne Riis in de Tour de France van 1996 iets van een jongensboek. Hoe een dubbeltje toch een kwartje werd.

Zabel won trouwens de groene trui. Met overmacht. Maar ja, daar krijg je geen punten voor in de Toer-de-broer. Jeroen schreef de editie van 1996 met afstand op zijn naam. Het eindklassement telde immers dubbel.

Sinds vandaag besef ik echter dat eigenlijk mijn jongste broer Fenno had moeten winnen, want diens keuze uit de Telekom-formatie van 1996 was Jens Heppner en die heeft nog niet bekend.

Gefeliciteerd, bro, met terugwerkende kracht.

vrijdag, mei 25, 2007

Beerput

‘Lambert van Zottegem. Je maakt nu al zo’n vijftien jaar deel uit van het profpeloton. Toch ben je de enige die het gebruik van doping nog niet officieel heeft toegegeven. Hoe zit dat?’

Allez, zunne. En dan erbij wenen zeker.’

‘Al je collega’s gingen je voor. Vandaag Erik Zabel en morgen Bjarne Riis. Je kunt toch moeilijk volhouden dat je jouw carrière lang alleen op een boterham met pindakaas hebt gereden.’

‘Bosbessenjam. Van pindakaas kreeg ik een droge strot.’

‘Dat was maar bij wijze van spreken. Laat het me dan op de man af vragen. Jij hebt toch ook wel geslikt?’

‘Dat krijg je als knecht, hè. Het belang van de ploeg staat voorop. Dus ja, dan geef je een wiel aan je kopman, hoe goed de eigen benen ook zijn. Da’s telkens weer even slikken.’

‘Dat soort slikken bedoel ik niet. Heb je nou uit de snoeppot genomen of niet?’

‘Je hebt met mijn moeder gepraat.’

‘Niet die snoeppot, Lambert. Moet ik het dan voor je spellen? Cortisonen, anabole steroïden, amfetamine, epo. Zo langzamerhand wordt wel duidelijk wat insiders al langer wisten. In de jaren negentig van de vorige eeuw stond het wielerpeloton stijf van de doping. En wat zegt dat over de huidige generatie wielrenners? Niets. Reken maar dat er nog volop gepakt, gespoten en geslikt wordt. Het is alleen zaak niet tegen de lamp te lopen. Heb ik gelijk of heb ik gelijk, Lambert?’

‘Ik zweer op de ziel van mijn vader dat ik schoon ben.’

‘Maar dat zeggen wielrenners altijd als ze betrapt worden. Ze ontkennen alles en anders zijn ze wel geflikt. En dan kun je ook nog, zoals Floyd Landis, een juridisch steekspel rond de procedures blijven leveren. Wie denk je eigenlijk dat je nog voor de gek houdt, Lambert? Er geldt geen zwijgplicht meer. Je kunt gerust je hart luchten. Geef het nou maar toe, net als alle anderen heb je vals gespeeld.’

‘Welnee.’

dinsdag, mei 22, 2007

Joris Driepinter strikes again

‘Goedemorgen, mevrouwtje, ik ben van de OO, de Opvoedondersteuning. Uit onze gegevens blijkt dat uw dochter Sharon, oud tien jaar, vanochtend zonder ontbijt de deur van het ouderlijk huis is uitgegaan. Klopt dat?’

‘Ja, hoor eens. Ik had me verslapen. Dat kan de beste gebeuren, nietwaar? Maar ik heb haar wel een kapitein Koek voor onderweg mee gegeven.’

‘Dat is een ernstige zaak, mevrouwtje. Beseft u wel wat voor schade u aanricht?’

‘Schade, hoe bedoelt u?’

‘Zonder ontbijt kunnen kinderen zich niet concentreren, ze raken achterop in de klas. Later als ze groot zijn heeft dat grote macro-economische gevolgen. De groei van het systeem zou kunnen stagneren!’

‘Dat zal allemaal best, maar zoals ik al zei, toevallig heb ik me vanochtend verslapen. Normaal eet Sharon altijd een boterhammetje voor ze naar school vertrekt.’

‘Boterhammetje, zei u? Voor een kind van tien is de norm 2,4 sneetjes bruin dan wel 5,2 sneetjes wit brood. En wat krijgt Sharon er te drinken bij?’

‘Thee, als ik tijd heb. Anders net wat er open is.’

‘Net wat er open is? Uw kind hoort verdorie vezels en vitamines binnen te krijgen!’

‘Net zoals vroeger zeker. ‘Drie glazen melk per dag helpen Joris Driepinter door de winter.’ En wat blijkt nu? Melk is niet eens gezond. Sterker nog, melk is ongezond, maar wie maalt daarom als het bestaan van de Nederlandse melkveehouders op het spel staat? Welke lobby zit er nu achter, Bolletje?’

‘Weet u, mevrouwtje, ik zal het deze keer bij een waarschuwing laten en u nog niet tegen de muur zetten. We houden u in de gaten, als u dat maar weet. Het moet maar eens afgelopen zijn met de vrijblijvendheid jegens ouders die de opvoeding van hun kinderen laten versloffen!’

‘En wat is de volgende stap, dat u komt controleren of ik mijn dochter voorlees voor het slapen gaan en zoja, of het de juiste boeken zijn? Houdt u nu eindelijk eens op met te denken dat u de regie heeft. Waar bemoeit u zich eigenlijk mee?! Nederland is Staphorst niet. Gaat u liever boeven vangen. Dag, meneer!’

zondag, mei 20, 2007

Mijn lieve Bokito

Het gaat goed met me, hoor. Ze hebben me een kamer met uitzicht op kantoorgebouwen gegeven en ik heb heel veel bloemen gekregen. Ik weet zeker dat ook jij erg van de geur zou genieten.

Ben jij intussen een beetje van de commotie bekomen, nog hoofdpijn van de verdoving? Ik hoop maar dat ze je snel weer naar buiten laten, zodat je aan de bezoekers kunt laten zie hoe mooi en vooral sterk je bent.

Ik kan daar inmiddels van mee praten. Nog kan ik voelen hoe je me oppakte, alsof mijn gewicht er helemaal niet toe deed. Kort daarop verloor ik het bewustzijn. Dat is best jammer, want als ik heel eerlijk ben was ik niet alleen bang. Ergens diep van binnen genoot een prinsesje intens. Ze zweefde in de krachtige armen van haar ware…

Nee, ik neem je niets kwalijk, lieve schat. Ik begrijp best wat je bezield heeft. Al die keren dat ik mijn hand op het gras legde en jij precies hetzelfde deed. Al die keren dat ik naar je lachte. Altijd lachte je terug. En dat was heus niet omdat gorilla’s nu eenmaal hun lippen optrekken als dreigement. Normale gorilla’s misschien. Maar jij bent anders, je bent onder mensen opgegroeid, je bedoelde het lief. Geef het maar toe, je wilde me in je harem, hè?

Nee, ik verwijt je niets. Zoals ik ook tegen de grootste Nederlandse ochtendkrant heb verteld, je bent en blijft mijn lieveling. Wist je trouwens dat je wereldnieuws bent? Je wordt vergeleken met King Kong! Ik ben reuzetrots op je, mijn beroemde schat. Zodra ik op de been ben, kom ik je weer toelachen. Ik kan er haast niet op wachten. Jij?

Dikke kus,

Je mensenliefje

zaterdag, mei 19, 2007

Aan het werk, Maxime!

Stoelraspen is voor Nederland decennialang goed geweest voor een karrenvracht aan vanzelfsprekend Olympisch eremetaal. Maar nu, met iets meer dan een jaar te gaan tot Bejing, lijkt de klad erin te zitten. Nog niet één Nederlandse stoelrasper heeft zich zelfs maar weten te kwalificeren.

Zelfs tijdens de World Cup in Antibo, waar de dit seizoen oppermachtige Oppersileziërs wegens sponsorperikelen ontbraken, stond er niet één kernploeglid op het ereschavot. Sterker nog, de best geklasseerde Oranjeklant vinden we pas op de 9-de plaats terug: Jaap Schellings, met een in het hedendaagse stoelraspen astronomische achterstand van 47,3 punten op de nummer 1, de Fin Kilufiramukihailukili. Nog niet eens zo heel lang geleden werd Finland als een ontwikkelingsland beschouwd op het gebied van stoelraspen. Nu moeten onze jongens buigen, diep buigen, niet alleen voor Pelle Kilufiramukihailukili, maar ook voor dé verrassing van het toernooi, Lasse Vistilakulivurimilalasisidodoreremimi, die, met onder andere een perfecte score en daarmee een baanrecord in de categorie ‘eikenhout’, een vijfde plaats in het algemeen klassement voor zich opeiste. Nog even en we mogen in het internationale circuit nog slechts met drie stoelraspers aan de start verschijnen, wat voor het eerst zou zijn sinds 1954…

Wat is er aan de hand, hoe kan een stoelraspgrootmacht als Nederland ineens achterop raken?

De wet van de remmende voorsprong, zou je zo zeggen. Daarbij zijn de Nederlandse stoelraspers gewoon verwend. Halfgoden, kunnen ze zich wanen. Waar zouden ze zich nog voor inspannen? Ze hebben immers alles al gewonnen wat er te winnen valt en ze zijn toch al miljonair.

Nee, liefhebbers van de stoelraspsport, deze kwestie zit eens niet tussen de oren. In werkelijkheid is sprake van een ingenieuze val, die met meedogenloze precisie is gezet.

Weet u het nog? In januari van dit jaar tekende de KNSRB een lucratief contract met raspleverancier Spony. Is dat niet het bedrijf, zult u zich afvragen, dat een paar maanden later overgenomen werd door een groep durfinvesteerders? Correct. En raad eens waar deze club na enig onderzoek statutair gevestigd blijkt? Juist, Oppersilezië.

1 + 1 = 3.

Het is een complot. We krijgen doodleuk ondeugdelijk materiaal geleverd. Onze raspen zijn een ramp. Hoe zei de inmiddels helaas overleden legende Rinus Krichels het ook alweer? 'Stoelraspen is oorlog.' Dat is wellicht wat overdreven. Feit is dat onze nationale eer op het spel staat. Het wordt tijd dat minister van Onoranje Zaken Maxime Verhagen eens werk maakt van zijn jongensdroom en de ambassadeur van Oppersilezië eindelijk ter verantwoording roept.

donderdag, mei 17, 2007

1 voor 12

Nu Nederland volgende maand eindelijk weer eens de wereldkampioenschappen klooiballen mag organiseren, is het de hoogste tijd om ons af te vragen of wij er als deelnemende natie ook maar iets te zoeken hebben.

Toegegeven, bondscoach Arie in ‘t Velt heeft zijn sporen in de klooibalsport verdiend. Maar de man is 86 en de selectie die hij nu uit de hoge hoed tovert?

We nemen een Leendert van Opheusden. Tien jaar geleden heeft hij aan de wereldtop mogen ruiken, met een even kortstondig als spectaculair optreden in de World League. Toen werd de ziekte van Pleisser bij hem vastgesteld. Sindsdien heeft hij geen fatsoenlijk keerpunt meer gemaakt, terwijl het zoals bekend in het moderne klooiballen juist om de keerpunten draait.

Egbert op den Dijk dan. Deze veteraan was in zijn jonge jaren misschien dodelijk op de eerste honderd meter, maar inmiddels vinden we hem, mede waarschijnlijk vanwege zijn door de roddelbladen breed uitgemeten buitenechtelijke affaire met een terreinknecht, op plaats 1078 van de wereldranglijst terug.

Vervolgens hebben we Dirk Wieringa, de enige in het keurkorps van bondscoach In 't Velt die het klooiballen professioneel beoefent, zij het veelal op de bank van de immer tegen degradatie kampende Duitse tweedeklasser KBV Ulm. Hij heeft een maximale score van 138 op zijn naam staan, maar dat was tijdens een training.

Tenslotte Herman den Bikkelaar, de in de jaren tachtig van de vorige eeuw onklopbaar geachte sluitpost van 18-voudig landskampioen KC Hermes, tot hij bij een dopingcontrole tegen de lamp liep en wegens een te hoge testostecrietwaarde tien jaar lang geschorst werd. Voor KC Overloon heeft hij de laatste jaren inderdaad de nul weten te houden. Er kwam namelijk nooit een tegenstander opdagen.

Kort en goed, het mag een wonder heten wanneer Nederland de eerste ronde van het wereldkampioenschap klooiballen overleeft. Vrouwe Fortuna is ons met de pouletegenstanders Argentinië, Kwazulu en Liechtenstein weliswaar gunstig gezind geweest, maar iedereen met ook maar een beetje verstand van klooiballen, beseft dat Nederland met de huidige, verouderde selectie zelfs tegen derderangs landen een modderfiguur gaat slaan, voor eigen publiek nog wel.

Laat ons ingrijpen voor het te laat is. Er zijn genoeg gegadigden die het Nederlandse klooiballen, ook als de klok 1 voor 12 aanwijst, op de rails kunnen zetten. Koen van Zwolleloos bijvoorbeeld, nu nog voor veel oliedollars in Quatar werkzaam. Of Lambert Osinga, zojuist met Compostellas voor de derde keer op rij kampioen geworden in Spanje. Daarbij wemelt het van de jonge talenten op de Nederlandse klooibalvelden die staan te trappelen om de eer van Oranje met meer branie te verdedigen dan het - excusez les mots - seniele zooitje dat onze dementerende bondscoach te bieden heeft.

We kunnen beter, mensen, dan wat Arie in ’t Velt namens ons aan klooit. Moeten er nou echt Kamervragen gesteld voor er iets aan gebeurt? De jeugd heeft de toekomst!

woensdag, mei 16, 2007

Van hogerhand

Geachte leden van het Europees Parlement,

Natuurlijk zou ik kunnen dreigen met een zondvloed om u tot andere gedachten te dwingen. Als het goed is, zit ik echter in het diepst van uw wezen en maakt het niet eens uit of ik in de Europese grondwet met naam en toenaam vermeld word.

Staat u het me desondanks toe om u langs deze weg te beïnvloeden. In de, laten we zeggen, westerse landen is de scheiding tussen kerk en staat al een paar honderd jaar bon ton. Ik heb me daardoor nooit beledigd gevoeld. Integendeel, prima als mensen zelf de verantwoording nemen.

Daarbij moet u weten dat je, zelfs als God zijnde, geen invloed kunt uitoefenen op wat mensen met je doen. Ik ben als het ware slechts een optelsom van hoop. Ik besta omdat mensen willen dat ik besta. Behalve toezien kan ik niet zoveel, ook al denken miljarden dat de gebeurtenissen op aarde mijn werk zijn.

Maar ik doe meer dan houvast bieden. Ook ligt de manier waarop er in, laten we zeggen, de westerse landen in mij geloofd wordt, aan de basis van het systeem waaraan u allen gehoorzaamt. ‘Gij zult werken in het zweet uwes aanschijns’. Het verstand op nul en de blik op oneindig. Hoe je het ook wendt of keert, de meeste westerse mensen hollen zich van negen tot vijf uit de naad. De rest van de tijd slapen ze of geven ze hun zuurverdiende geld even gedachteloos weer uit. Al die tijd lig ik in hun achterhoofd op de loer. Want iedereen gaat dood, hoeveel geld je ook uitgeeft om die gedachte te ontkennen. U bent als het ware de bij en ik ben de koningin. Om een lang verhaal kort te maken, er is een opportunistisch geloof ontstaan, een geloof dat het mogelijk maakt om de ogen te sluiten voor de keerzijde van het gigantische piramidespel dat uit mijn naam in het westen gespeeld wordt: de oorlogen, de honger, de armoede.

Heb ik het zo bedoeld? De vraag is irrelevant, want de mensen zelf hebben hun werkelijkheid geschapen. Ik vorm slechts het veredelde excuus voor het festival van de schijnheiligheid.

Landen met Allah (mijn alter ego) in de grondwet zijn linke soep, dat begrijp ik ook wel, met name omdat die landen zich doorgaans in de buurt van de oliebronnen plegen te bevinden, waarvan de economie in het westen afhankelijk is. Westerse landen wanen zich wijzer en blijven kerk en staat scheiden, juist nu het conflict tussen Christendom en Islam na eeuwen weer oplaait.

Kortom, het al dan niet verwijzen naar een opperwezen is een politieke kwestie geworden. Logisch dat er in een eventuele Europese grondwet geen sprake zal zijn van mij. Maar kan er niet heel misschien toch een voetnootje vanaf?

Met de meeste hoogachting,

God

zondag, mei 13, 2007

Steels

‘Zeg Sietse,’ plaag ik mijn oudste zoon, ‘wat nou als je de bioscoop niet in mag? Want zoals je weet is het een film voor twaalf jaar en ouder en jij bent pas acht.’
‘Ik heb al zoveel films voor twaalf jaar en ouder gezien,’ snoeft hij.

We zijn onderweg naar de bioscoop, hij en ik. Spiderman 3 staat op het programma. Sietse heeft het er al weken over. Telkens als de trailer tijdens reclame op tv voorbij kwam wees Sietse me enthousiast op het zandmonster en het nieuwe zwarte pak van zijn held. Vandaar dat ik heb besloten om hem vanavond te verrassen.

‘Wat zou jij doen,’ vraagt Sietse, ‘als ik er niet in mag?’
‘Dan zou ik zeggen dat we net samen op trainingskamp zijn geweest en dat we geoefend hebben met Spiderman 1 en 2.’
‘En met Lord of the Rings 2 en 3,’ grijnst mijn oudste zoon. ‘Ik zou vragen of ze soms geen centjes willen verdienen.’
‘Denk je dat ze daar gevoelig voor zijn?’
Hij haalt de schouders op, maar ik zie hoe er een wolk over zijn gezicht trekt.
‘Zit er maar niet over in, jochie,’ zeg ik en strijk hem over zijn krullen, ‘het is mijn verantwoordelijkheid om je mee te nemen. Niemand gaat ons tegenhouden. Ik plaagde je maar wat.’

Als we aansluiten bij de korte rij voor de kassa kruipt Sietse zo ongeveer in mijn rug. Ik zoek zijn ogen. Hij kijkt me aan met iets wat het midden houdt tussen nonchalance en paniek. Maar wat vooral opvalt is dat hij zijn mond houdt. Ik mag de krant wel bellen. Stop de persen, Sietse zwijgt! Als het mijn beurt is, gebruikt hij het praatje dat ik met de caissière maak om langs mij het binnenste van de bioscoop in te glippen.

We installeren ons met M&M’s. De hele rij is van ons, maar nog steeds onderhoudt Sietse een laag profiel. Als een soldaat in een loopgraaf steekt hij zijn hoofd af en toe boven de stoelen uit om steels een blik naar achteren te werpen.

‘Wat ben je aan het doen?’ vraag ik.
‘Oh,’ zegt hij, ‘ik zorg gewoon dat ze me niet kunnen zien.’
‘Zeg, Sietse.’
‘Ja?’
Relax. De film moet nog beginnen.’

vrijdag, mei 11, 2007

Het Jihad Songfestival

En weer hebben we het niet gehaald, het vocale kanon Edsilia Rombley ten spijt. Nederland staat opnieuw niet in de finale van het Eurovisie Songfestival.

Je kunt je afvragen of dat erg is, want om muziek draait het circus al lang niet meer, wel om van de pot gerukte, liefst transseksuele acts en vriendjespolitiek.

Toen Teach Inn in 1975 meedeed met Ding Dinge Dong, leefde ik, in pyjama en peignoir, met gekamde haartjes en klamme handen mee op de bank. Het hele gezin zat aan de buis gekluisterd en wat was het gezellig en spannend bovenal. Hoera, ik mocht ongekend laat opblijven met nootjes en zo. Nog meer hoera, Nederland won! Het zou tot 1988 duren, toen het Nederlands elftal te München Europees kampioen voetbal werd, vooraleer ik me opnieuw van dergelijk heftige chauvinistische gevoelens gewaar werd.

Dat zit er in 2007 niet meer in, want onze Edsilia heeft ondanks een gesmeerde PR-campagne het onderspit gedolven in Helsinki.

Nogmaals, is dat erg? Het Eurovisie Songfestival heeft zich de laatste jaren vooral ontwikkeld tot een hoogmis van camp of, in gewoon Nederlands, wansmaak.

In kringen van nichten zal het verlies van Edsilia misschien nog het hardste aankomen. The real thing, de uitzending aanstaande zaterdag, is gewoon een stuk minder dolletjes zonder een nationale favoriet. Daar zit je dan met je roodwitblauwe vlaggetjes op je stukjes bleekselderij met gorgonzola, om over het malle oranje petje op je hoofd nog maar te zwijgen. Laat nichten echter maar schuiven. Ze kiezen gewoon een travestiet uit Oppermacenistan en joelen op zaterdag als gewoonlijk de roze longetjes schor.

Intussen wordt het Eurovisie Songfestival langzaam maar zeker een Oosteuropees onderonsje, waarbij vooral Islamitische volkeren van zich doen spreken. Op termijn doen ook de landen die nu nog automatisch voor de finale geplaatst zijn (some are more equal than others) voor spek en bonen mee. En wij maar denken dat de moslims de wereld te vuur en te zwaard veroveren.

Nog even en Nederland haakt vanzelf af, want in de finale komen, laat staan winnen, is toch uitgesloten.

Nooit meer hopen op ‘Pays-bàs, douze points.

Erg is het niet, nee. Wel jammer.

donderdag, mei 10, 2007

Een kwestie van principes

Zoals bekend is het Koninkrijk der Nederlanden weer uiteen gevallen in zeven delen. Na veel gedonder waarover niemand het graag heeft, is het er eindelijk pais en vree. Tot het Hertogdom Gelre besluit om de Grebbeberg een andere bestemming te geven. Er moet een kuuroord komen, want dat is lucratiever dan een monument. Dus wordt alles dat aan de gevechten herinnert van mei 1940 verplaatst, inclusief de resten van de gesneuvelden.

‘Dat gaat zomaar niet!’ foetert men in Holland. ‘Het gaat hier wel even om nationaal erfgoed. De grond van de Grebbeberg is doordrenkt met het bloed van hen die vergeefs probeerden een enorme overmacht tegen te houden, ondanks een gebrek aan wapens en munitie. Op het laatst gooiden ze met stenen.’

‘Ja hoor eens,’ riposteert een vooraanstaande Gelrenaar, ‘formeel hebben die Hollanders dus niets te zeggen over wat wij met onze grond doen. Het Hertogdom Gelre is een onafhankelijke staat en is als zodanig door de Verenigde Naties erkend. Daarbij willen we de helden van de Grebbeberg juist respect betonen, door ze een plaats te geven in een prachtig park.’

In Holland begint het bloed te koken. ‘Daagt u ons niet uit,’ sissen de notabelen. ‘Wij hebben de wapens om uw even onafhankelijke als armzalige staat van de kaart te vegen voor u de woorden Verenigde Naties kunt uitspreken. Niemand spot ongestraft met de vaderlandse geschiedenis.’

In het Hertogdom Gelre worden wenkbrauwen opgetrokken. ‘Waar gaat dit eigenlijk helemaal over?’ vraagt menigeen zich hardop af. ‘Aarde heeft geen geheugen. Het maakt niet uit waar we onze helden gedenken. Dat waarom het gaat, zit tussen onze oren en in ons hart.’

‘Dat bagatelliserende toontje,’ schamperen de machthebbers in Holland, ‘dat gepsychologiseer. Ze hebben met hun poten van onze monumenten af te blijven!’

‘Het zijn hun monumenten niet,’ stellen de Gelrenaren nogmaals, ‘want de monumenten bevinden zich op ons grondgebied. We mogen ermee doen wat we willen.’

‘Precies,’ oordelen de Hollanders. ‘De resten van onze helden zijn al verplaatst. We werden voor een voldongen feit gesteld. Dat is nog het ergste.’

‘Sorry,’ verontschuldigen de Gelrenaren zich, ‘foutje. De volgende keer zullen we overleggen, oké?’

‘Het is te laat voor excuses,’ vindt men in Holland. ‘Onze helden moeten terug op de Grebbeberg, want anders…’

woensdag, mei 09, 2007

Het getal van het beest

Wat vooraf ging: kapitein David Thomas is pal na de oorlog in het gebombardeerde Hamburg om in het geheim te onderzoeken of ‘het’ vernietigd is. Hij blijkt echter niet de enige die naar ‘het’ op zoek is…

‘Terug naar de basis,’ gelast ik de boerenzoon uit Wyoming. ‘Eerst maar eens een hapje eten, wat jij?’
Yes Sir,’ zegt hij enthousiast en start de motor van de Jeep, die ook lijkt te juichen.

Aan weerszijden glijden als grote doodshoofden gevels voorbij. Als ik niets tegen mijn chauffeur zeg, zegt hij niets terug. Wel zo rustig. Ik kijk een tijdje naar zijn profiel, hoe het kauwt en rookt en alvast boos wordt op alles voorbij de volgende bocht. Stel, ik zou hem deelgenoot maken van mijn missie, snapte hij het dan? Waarschijnlijk zou hij de schouders ophalen en onverschillig een volgende Lucky Strike opsteken. Er is geen andere conclusie: ik sta er alleen voor, hier in Hamburg. Onwillekeurig denk ik terug aan die merkwaardige ontmoeting in de kelder van het Witte Huis.

‘U bent uitverkoren, kapitein Thomas.’ De president klonk haast zalvend. ‘Om een aantal redenen. In de eerste plaats omdat u archeoloog bent en al in dienst van Uncle Sam.’
De president deed een paar passen, verloor echter geen moment het oogcontact.
‘Mensen,’ vervolgde hij, ‘denken dat archeologen maar wat in de aarde graven. Ik weet beter. U, kapitein Thomas, pelt de waarheid, als een ui. Heb ik gelijk?’
Overdonderd was ik. De president van de Verenigde Staten complimenteerde me met mijn werk. Ik maakte een verontschuldigend gebaar. Ongetwijfeld zal ik erbij gebloosd hebben.
‘Maar ook en vooral bent u uitverkoren omdat u wees bent en vrouw noch kinderen heeft, kapitein Thomas.’
De president kwam op me af gelopen, legde zijn rechterhand op mijn linkerschouder.
‘Hoe minder bindingen des te beter,’ fluisterde hij. ‘De gevolgen zouden niet te overzien zijn als bekend werd dat het bestaat. Daarom ook mag u onder geen enkele voorwaarde contact opnemen met Washington. Pas als u het vindt of in staat bent bewijzen voor de vernietiging aan te dragen, mag u terug komen, om rapport uit te brengen aan mij, en aan mij alleen. Maak ik mijzelf duidelijk?’
Ik knikte, overbluft als ik was.

Sindsdien zijn er nog geen 48 uur voorbij gegaan. Er zijn verdorie geen procedures afgesproken voor noodgevallen. Terwijl we de basis bereiken, pers ik de tanden op elkaar. Jeeps rijden af en aan, terwijl om de minuut een landend vliegtuig de rest van de stilte vermorzelt. Zo op het oog hebben we Hamburg onder controle, maar wat sluimert er onderhuids?

De lunch sla ik over. In plaats daarvan zorg ik dat ik de lijst van aankomsten van gisteren onder ogen krijg; de ware reden dat ik naar de basis terug wilde.
‘Frederick Gates,’ lees ik. Hij is hier voor ‘handelsdoeleinden’. Niets wat ik al niet wist. Dan valt me het paspoortnummer op: 111622233332. 111 maal 6, 222 maal 3, 333 maal 2. De uitkomst is steeds dezelfde. Dit kan toeval zijn, maar het lijkt erop dat ik een tegenstander heb, een tegenstander die me wil doen geloven dat hij niet van deze wereld is, net als het. Er is geen tijd te verliezen.

dinsdag, mei 08, 2007

Vroom

Een groentela uit de koelkast is het aquarium. De ene vis heet Ruben. Hij is een goudvis die ik van mijn zakgeld in een dierenwinkel heb gekocht. Op de terugweg leek het alsof er een vlam danste in de plastic zak aan het fietsstuur. De andere vis is grijs en heet Benjamin. Hij is een wilde vis, want ik heb hem zelf met een schepnet in een sloot gevangen.

Nooit vergeet ik voor het slapen gaan te bidden. Ik vraag God om iedereen die ik ken inclusief Ruben, Benjamin en mezelf te behoeden voor alle soorten van onheil die ik kan verzinnen. Dat is nog een hele waslijst elke avond. Maar als ik mijn gebed niet uitspreek? Wie weet wat er dan gebeurt.

’s Zondags in de kerk luister ik ingespannen naar de preek, hoe pijnlijk mijn billen ook voelen van het harde hout. De woorden van de dominee zijn als wolken. Ik kan ze wel zien, maar niet vastpakken. Maar ik doe of ik ze snap, want God ziet alles, ook dat ik het programmaboekje gebruik om de tijd af te tellen – nog maar drie bladzijden, twee psalmen te gaan en het zit er eindelijk op. God ziet alles, ook dat ik van mijn moeder een stuiver in de sok mag stoppen, tijdens het hoogtepunt van de dienst, de collecte. God ziet alles, waarschijnlijk kan hij het dus wel waarderen dat ik mijn vissen naar de oudste en jongste van Abrahams elf zonen heb genoemd.

Ruben en Benjamin kunnen niet goed met elkaar opschieten. Ze blijven ieder maar een beetje in hun eigen hoek van de groentela op elkaar loeren, zelfs als ik ze voer. Op een dag bedenk ik dat hun leefomgeving ook wel erg karig is met alleen maar dat water rondom. Ik besluit de schepping dunnetjes over te doen. Van de overkant van de straat haal ik een forse graspol. Ik kan niet voorkomen dat ik in de keuken, de hall, de trap en mijn slaapkamer hoopjes aarde achterlaat.

‘Alsjeblieft, jongens,’ spreek ik plechtig en laat de graspol in zijn geheel in de groentela zakken. In een oogwenk zijn Ruben en Benjamin aan het zicht onttrokken. Hun water is zwart geworden. Dit was geen goed idee. Ik haal de graspol er weer uit en deponeer die in het toilet. Er loopt een modderspoor van mijn slaapkamer naar de badkamer, maar dat is van later zorg.
‘Sorry God,’ prevel ik, zijg op de knieën neer en improviseer een gebed. Laat Ruben en Benjamin alstublieft nog in leven zijn.

Als de stofwolken bezonken zijn, doen mijn vissen alsof er niets gebeurd is, ieder in hun hoek van de troebele groentela.
‘Dank u, Heer,’ zucht ik.

zondag, mei 06, 2007

De ins en outs van het

Wat vooraf ging: Kapitein David Thomas is pal na de oorlog in Hamburg om in het geheim te onderzoeken of ‘het’ vernietigd is. De enige die ‘het’ wellicht met eigen ogen heeft aanschouwd, commissaris Dornkreuz, heeft zojuist voor Thomas’ ogen zelfmoord gepleegd.


Toegegeven, het beeld van een exploderende schedel laat me niet koud. Maar ik ben op een missie. De vrouw die me op diens bestaan attent maakte, vertelde dat commissaris Dornkreuz zijn assistent doodgeschoten heeft voor hij opgenomen werd. Duitsers zijn grundlich. Iemand moet er procesverbaal van hebben opgemaakt.

Mijn chauffeur heeft braaf gewacht.
‘Nog iets bijzonders gebeurd?’ vraag ik hem.
I dunnow,’ knauwt hij, ‘er stortte nog een gevel in. Ik zag de hoofden van die vrouwen barsten toen de stenen ze raakten. Dat was geen prettig gezicht, kan ik u verzekeren.’
Hij spuugt zijn kauwgum uit en steekt een Lucky Strike op.
‘Denk je nog steeds dat de mensen hier dit verdiend hebben?’ vraag ik.
Hij inhaleert driftig, blaast de rook even haastig weer uit.
‘Nou?’
‘Kweenie,’ hakkelt hij, ‘het is anders, zo van dichtbij. Ik bedoel, ik had het ook kunnen zijn.’
‘Zo is het, soldaat,’ zeg ik en pak zijn schouder vast. ‘En nu gaan we naar het politiebureau of wat daar nog van over is. Volgens de kaart is het zes kilometer.’

Het politiebureau is alleen nog maar een skelet. Buiten zijn wat tenten neergezet, waarin potige MP’s gewichtig lopen te doen. Degene met het commando steekt een kop boven me uit. Hij salueert zoals het hoort en ik beantwoord de groet.
‘Is het archief bewaard gebleven?’ vraag ik hem.
‘Wat heeft u er te zoeken?’
Dit is zo’n man die op zijn strepen staat. Ik laat hem het passepartout zien, met de handtekening van de president. Hij fluit bewonderend tussen zijn tanden.
‘Een politiecommissaris heeft zijn assistent doodgeschoten,’ zeg ik, ‘kort voor het einde van de oorlog. En ik wil weten waar.’
‘Grappig dat u het vraagt,’ antwoordt hij, ‘u bent al de tweede vandaag.’
Op slag lijkt het alsof er ijs in mijn bloed zit.
‘Laat me raden, een vertegenwoordigerstype?’ vraag ik.
Yup.’
‘Wat heeft u hem verteld?’
‘Dat hij beter zijn neus kan gebruiken, want het archief is verbrand.’

Eenmaal weer buiten rook ik een sigaret om van de schok te bekomen. De lucht boven Hamburg lijkt van melk. Op straat sjorren twee vrouwen een handkar met een vormeloze hoop. Pas als ik beter kijk zie ik verkoolde ledematen onder de dekens uitsteken. Ik slik en wend de ogen af. Dan komt het besef pas echt. Behalve mij weten alleen de president, de stafchef en het hoofd van de inlichtingendienst de ins en outs van het. Tenminste, dat dacht ik. Nu blijk Fred Gates niet in Hamburg om koelkasten te verkopen. Er zijn andere machten in het spel.

Bevrijdingsdag

Met Bart op mijn nek en Sietse aan een hand wurm ik me door de stroom mensen richting de bastonen. Hier en daar op een winkelpui wappert een driekleur fier tegen een achtergrond van ansichtkaartblauw. Het gewicht van mijn jongste zoon, de warmte van de hand van mijn oudste, hun stemmen, de hitte van de zon op mijn rug. Het nu is volmaakt.

De afgelopen dagen heb ik me weer eens in de krochten van mijn geest begeven. Natuurlijk kwam ik mijn demonen tegen, de krachten die proberen me te houden waar ik ben, als een slang die in zijn eigen staart bijt. Hoe groot is niet de verleiding om in de slachtofferrol te kruipen, de anderen, de samenleving de schuld te geven?

Toeval bestaat (niet).

In Amerika is een nieuwe hype aan het ontstaan, die ook in Nederland snel om zich heen grijpt: The Secret. In een notendop komt het geheim erop neer dat er een constante wisselwerking gaande is tussen ons en het universum. Je krijgt dus wat je toekomt. Maar het werkt als het ware andersom. Als je uitstraalt dat je een tekort aan geld hebt, zal armoede je deel blijven.

Op de schaal van het universum stelt een mens nog niet eens een zandkorrel voor. Ik heb nog eens een boek geschreven over de tombola die het leven in werkelijkheid is. Geluk voor gevorderden, heet het heel ironisch. Gevoegd bij wat ik recentelijk in de krochten van mijn geest vermocht aan te treffen, kan ik maar tot één conclusie komen, waar het The Secret en aanverwante spirituele zaken betreft: de wens is de vader van de gedachte – da’s nog eens een doordenker.

Terwijl de echo’s van opzwepende roffels al van de gevels kaatsen, ben ik me nog steeds erg bewust van het bestaan van mijn zoons. Ook realiseer ik me voor de zoveelste keer dat het erom gaat de verantwoordelijkheid voor de situatie te aanvaarden. Dan komt de rest vanzelf.

Op het festivalterrein speelt een band op mijn gevoel. Drie nummers lang kan ik niet stil blijven staan, zelfs als Sietse op mijn nek mag. Ik dans, gedachteloos dans ik de demonen uit mijn lijf.

‘Dit is herrie!’ klaagt Bart dan en hij slaat de handen voor de oren. Hij ook met zijn fobie voor lawaai. Maar ook zijn oudere broer heeft het gehad en wil naar huis, Zelda spelen. Twee tegen één.

Groot voordeel: op de terugweg heb ik de zon op mijn gezicht.

donderdag, mei 03, 2007

Enkel een lidwoord

Het Maria Genade-ziekenhuis staat in een buitenwijk van Hamburg en is nog redelijk heel. Alleen zijn de meeste ruiten gesneuveld en inderhaast vervangen door plastic. Terwijl ik door lange gangen dool, op zoek naar de psychiatrie-afdeling, flappert en klappert het om me heen. Het is warm of ligt dat aan mij? Ik merk dat ik ineens hevig begin te zweten.

Dan vind ik hem. Hij zit rechtop in bed. Zijn hoofd wordt omgeven door een krans van het witste haar dat ik ooit gezien heb. Een halo, haast. Zo oud ziet hij er echter niet uit. Misschien, denk ik, is zijn haar verkleurd door wat hij gezien heeft.
Herr Dornkreuz?’
Zijn ogen staren in het luchtledige. Ik heb het nog steeds warm. Ik trek mijn uniformjas uit, hang het samen met mijn schouderholster over een stoel.
Ist es noch hier?’ vraag ik.
Es,’ zegt hij. Een flauwe glimlach speelt om zijn lippen.
‘Is het nog hier?’ herhaal ik.
‘Het,’ herhaalt ook hij.
‘Waar kan ik het vinden?’
Commissaris Dornkreuz geeft geen sjoege.
‘Begrijpt u mij goed,’ zeg ik en begin te ijsberen. ‘Als het nog hier is, wil dat zeggen dat de fosforbommen hun werk niet hebben gedaan. Het moet vernietigd worden. De toekomst van de mensheid staat op het spel. Zegt u mij alstublieft of u het gezien heeft en zo ja, waar.’
Ik zie zijn adamsappel driftig heen en weer gaan.
‘Toe, meneer Dornkreuz, ontlast uw geweten. Waar is het?’
Hij spreidt de armen en laat het hoofd als een gekruisigde hangen. Ik zucht diep en draai hem gefrustreerd mijn rug toe, heel even maar. Achter me klinkt een ruisen. Ik draai me om, maar ben te laat. Hij is vliegensvlug opgestaan en heeft de revolver uit mijn schouderholster te pakken. Hij is politieagent geweest, ik had op mijn hoede moeten zijn, denk ik nog. Hij grijnst naar zijn buit, zet de veiligheidspal om.
‘Wacht!’
Hij stopt de loop in zijn mond, richt op het gehemelte.
‘Nee,’ schreeuw ik, ‘zegt u me waar het is!’
Een windvlaag laat de plastic ramen flapperen. Dornkreuz grinnikt en haalt de trekker over. De knal is oorverdovend. Het volgende moment verspreiden zijn hersens zich in een concentrisch patroon over de muur achter hem. Het klinkt alsof er iemand een emmer met snot omkeert. Maagsap wurmt zich door mijn slokdarm omhoog.
Onmiddellijk schieten van alle kanten beduusde verpleegsters tevoorschijn.
‘Wat heeft u gezegd?’ vraagt er één.
‘Geloof het of niet,’ antwoord ik, ‘enkel een lidwoord.’

In de aanbieding

Met gemak zou ik vandaag een actueel stukje uit de mouw kunnen schudden. Zo zou ik het nieuws op de hak kunnen nemen dat de Dam is uitgeroepen tot het meest hak-onvriendelijke plein van Nederland. Of ik laat mijn licht schijnen over het gegeven dat voetgangers in steden in de loop der tijd sneller zijn gaan wandelen, hakken of geen hakken.

Maar nee. Ik heb iets beters te doen. Voor deze keer zet ik mezelf eens in het zonnetje.

Allereerst is kabouter Plompzak al een tijdje op zoek naar een huurder voor zijn fantastische vakantiehuisje alhier. Met andere woorden, ik zoek een sponsor voor dit weblog. Uiteraard staat daar dan de nodige exposure tegenover.

Verder ben ik ook zelf in te huren. Voor een geringe vergoeding plus reiskosten kom ik graag een onvergetelijke lezing verzorgen. Natuurlijk maak ik even graag mijn opwachting bij leeskringen, om van gedachten te wisselen over mijn boeken.

Dan is er mijn pen nog. Op papier kan ik alles. Jaarverslagen, brochures, advertenties, op maat gemaakte boekwerken, columns, je kunt het zo gek niet bedenken of ik maak er tegen een redelijk honorarium iets bijzonders van.

Wat let u? Neemt u gerust vrijblijvend contact met me op.

woensdag, mei 02, 2007

Dood aan de dood

Overlijden, doodgaan, verscheiden, aan zijn eind komen, het loodje leggen, heengaan, stijf worden, het tijdelijke met het eeuwige verwisselen, het hoekje omgaan, hemelen, ter ziele gaan, de Styx oversteken, het paradijs betreden, Petrus een hand geven, zijn Schepper ontmoeten, naar de eeuwige jachtvelden reizen, voor eeuwig rusten, het stoffelijke vaarwel zeggen, aan de laatste reis beginnen, het afleggen, van de aardse last bevrijd worden, zich naar de laatste rustplaats begeven, met de pootjes omhoog gaan liggen, in Gods schoot wederkeren, het hemelrijk betreden, door de Heer bij de hand genomen worden. Magere Hein ontmoeten, de wormen voeren, compost vormen, het einde beleven, de pijp uitgaan, je kont vaarwel kussen, groene zoden van de onderkant bekijken. Dag met het handje zeggen, uitvaartondernemingen werk bezorgen, de consumptie van koffie met cake omhoog jagen, ervoor zorgen dat verre familieleden elkaar nog eens zien.

Er zullen maar weinig woorden zijn met zoveel synoniemen als sterven. Logisch, wij mensen hebben de gewoonte om wollig met pijnlijke onderwerpen om te gaan. De dood is zo’n pijnlijk onderwerp.

Toch bestaat de dood niet eens echt.

Ziet u, dat de mens sterflijk is, noemt men in de wetenschap een axioma. Dat is een stelling die waar is tot het tegendeel bewezen wordt. Je kunt niet beweren dat de mens per definitie dood gaat, want in theorie maken we allen kans op het eeuwige leven. Het probleem is dat we onderweg met toeval te maken krijgen. De dood ligt overal in hinderlaag om de logica een loer te draaien. Wetenschappelijk bewezen of niet, we kunnen er gevoeglijk van uitgaan dat wij allen aan het eind van ons leven de laatste adem zullen uitblazen.

Gelukkig bevestigen uitzonderingen de regel. Wie schrijft, die blijft, niet waar?