Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

maandag, april 30, 2007

1500 graden Celsius

Mijn chauffeur is een boerenzoon uit Wyoming. Hij is de prairie gewend en toetert ongedurig, telkens als de Jeep moet slalommen om vrouwen met handkarren heen, de meeste beladen met huisraad en puin.
‘Rustig aan, soldaat,’ zeg ik, ‘deze mensen hebben een boel ellende doorstaan.’
‘Dat hebben ze verdiend,’ knauwt hij, een Lucky Strike tussen de volle lippen, ‘fucking Nazi’s.’
‘Enig idee wat een vuurstorm doet?’ vraag ik.
Hij bromt iets ontkennends. Het interesseert hem waarschijnlijk niet, maar toch vertel ik het hem. Hoe ze eerst explosieve bommen gooiden, zodat de daken van de huizen werden gereten. Vervolgens legden de bommenwerpers een tapijt van brandbommen over de stad, zodat her en der branden uitbraken, zo heftig dat ze zich aaneen sloten en er vuurstormen opstaken. Daarna ging er nogmaals explosieve bommen overheen, om het werk van de brandweer te bemoeilijken. Ongehinderd kon de temperatuur in zo’n vuurstorm namelijk oplopen tot 1500 graden Celsius. Ver om de brandhaarden heen kwam het voor dat mensen stikten, omdat alle beschikbare zuurstof in een fractie van een seconde verdween. De lucht werd soms met zo’n kracht aangezogen, dat mensen op honderden meters afstand de vuren in werden gesleurd.
‘Zoals ik al zei, kapitein,’ knauwt de boerenzoon, ‘those fucking Nazi’s had it coming to them.’

De propaganda heeft tenminste gewerkt, denk ik. Iedereen lijkt ervan overtuigd dat de bombardementen het moreel van de bevolking moesten ondermijnen. Was het verdomme maar zo! Ik ben hier om vast te stellen of het werkelijke doel is bereikt. 1500 graden Celcius zou genoeg moeten zijn geweest om het te elimineren.
‘Wat denk je, soldaat, is er iets in staat om zo’n hel te overleven?’
‘Weet u wat, kapitein? Het kan me niet schelen.’
‘Fijn voor je,’ verzucht ik.
Darned!’ vloekt de chauffeur en hij trapt bruusk op de rem. De weg blijkt versperd. Er is een gevel naar beneden gekomen. Een paar vrouwen zijn al zwijgend bezig puin te ruimen.
‘Laat maar,’ zeg ik. ‘Volgens de kaart zijn we er toch bijna. Ik loop de rest wel. Wacht hier op me.’

Er is een looppad vrij, in de vorm van een gespiegelde S. Als ik het betreed, doet iets me omkijken, net op tijd om een gestalte achter een puinhoop te zien wegduiken. Of was het een stuk doek? Ik spits de oren, vinger mijn schouderholster. Nu het geraas van de Jeep ontbreekt, lijkt Hamburg weer op een steengroeve. 'Klok, klok, klok,' klinkt het, op de voet gevolgd door echo's uit alle richtingen. Soms zit er ritme in. Ik hoop maar dat er echt zo weinig ingewijden zijn als me is verteld. Wat als ik niet de enige ben die het zoekt? Gestaag dalen stofdeeltjes als sneeuw neer. Verder bewegen alleen de vrouwen en de stenen. Vals alarm. Ik zuig de longen vol en vervolg mijn weg.

De bal is rond (3)

Normaal op zondagmiddag doe ik alles om te vermijden dat ik de uitslagen van de eredivisie verneem. Ik wil de wedstrijden zien om te weten hoe ze aflopen. Dat is nog een hele kunst. Zo moet ik weg blijven van Teletekst en ook sommige Internet-sites zijn taboe. Het vervelendste is nog de zogenaamde service van NOS Studio Sport. Zit je onbekommerd naar een wielerklassieker te kijken, lopen er onder in beeld doodleuk de tussen-, rust- en eindstanden van de vaderlandse voetbalcompetitie voorbij. Soms kan ik nog maar net op tijd wegzappen.

Zoniet gisteren. Drie ploegen maken kans op het kampioenschap. Het is zo spannend dat ik de strijd live wil meemaken; ik stem af op langs de lijn. De tijd vliegt voorbij. In een wip staat het in Eindhoven 2-1, terwijl AZ in Rotterdam met 1-0 achter komt en met tien tegen elf verder moet. Ook Ajax komt in Tilburg op voorsprong. Gelukkig komt AZ al snel gelijk, uit een vrije trap door Cziommer. Het kan nog steeds alle kanten op, houd ik me voor, als de eerste helft er in Rotterdam, Tilburg en Eindhoven op zit.

Toch is er iets. Misschien ligt het aan Evert ten Apel, de man die vanuit het Philips-stadion verslag doet. Iedere goal waarvan hij gewag maakt, lijkt de belofte van een volgende in te houden. Ik ken Evert ten Apel langer dan vandaag. Nog levendig herinner ik me zijn commentaar, toen voor de tv, van de halve finale van de EK van 1988, tussen Nederland en Duitsland. Chauvinisme was een eufemisme. En nu, pakweg twintig jaar later, orakelt Ten Apel het kampioenschap van PSV naderbij. Ik kan het niet uitstaan. Tegelijk realiseer ik me dat Ten Apel niet voor niets zo jubelt: PSV lijkt de enige ploeg te zijn die daadwerkelijk voor het landskampioenschap gaat.

Wacht. In Tilburg scoort Huntelaar de 0-2. Ik spring bijna tegen het plafond. Intussen reken ik ook nog op het collectief van AZ. Ook met tien man moet Excelsior een eitje zijn. En inderdaad. De Alkmaarders komen weliswaar met 2-1 achter, maar Koevermans scoort met een frommelgoal de gelijkmaker. Bovendien wordt er een Rotterdammer van het veld gestuurd en is het weer tien tegen tien op Woudestein.

De tweede helft gaat nog sneller dan de eerste. Voor ik het weet, is de naspeeltijd aangebroken. Ik hoop maar dat Ten Cate en Van Gaal hun keepers mee naar voren sturen. De titel ligt verdorie voor het grijpen!

De rest is geschiedenis. Excelsior wint om des keizers baard met 3-2 van AZ, Ajax blijft in Tilburg op 0-2 steken en in Eindhoven wordt Vitesse bij een stand van 5-1 een glaszuivere strafschop onthouden. Niets vermag het feestje van Evert ten Apel te verstoren: tegen alle verwachtingen in wordt PSV alsnog kampioen, voor de derde keer op rij.

Stomme, ronde bal.

zondag, april 29, 2007

De zesde of zevende vrouw

De silhouetten van de raven steken als accolades af tegen de inmiddels mauve lucht. Er steekt een straffe wind op. Ik besluit de puinhoop die een paar weken geleden nog de Hamburger Dom vormde weer af te dalen.

Beneden zijn de ratten gelukkig verdwenen. Nu zijn de straten van vrouwen, sommige met een handkar, maar allen met voegen in hun gelaat. Ook over deze vrouwen heb ik gehoord. Als menselijke mieren zorgen ze voor de afvoer van het puin waarin de Geallieerde bommenwerpers de stad Hamburg hebben veranderd. Steen voor steen worden haast liefdevol verplaatst in de hoop nog iets van familie of waarde tegen te komen.
Entschuldigen Sie,’ spreek ik er één aan, ‘darf ich Ihnen etwas fragen?’
Ze kijkt door me heen, alsof ik er helemaal niet ben, en vervolgt stoïcijns haar weg. Ik weet niet waarom, maar ik moet ineens aan Fred Gates denken, de koelkastenverkoper. Ik krijg de kriebels van die man, temeer omdat hij juist in mijn gedachten opduikt als ik niet meer lijk te bestaan.

Pas de zesde of zevende vrouw die ik aanklamp, lijkt me daadwerkelijk waar te nemen en dat lucht me vreemd op.
‘Is u iets bijzonders opgevallen,’ vraag ik haar, ‘tijdens de bombardementen?’
Ze neemt me zwijgend op. ‘Jongeman,’ bijt ze me dan toe, ‘ik heb mijn vier kinderen, mijn moeder en twee zussen verloren door de bommen. Ikzelf heb nog eens een nacht in de Elbe doorgebracht om de vuurstorm te overleven. Om me heen werden er alleen maar namen van geliefden geschreeuwd, urenlang. Tot mensen schor werden of verdronken. Bijzonder genoeg voor u?’
‘Het spijt me,’ hakkel ik, ‘zo heb ik het niet bedoeld. Misschien zijn er dingen gebeurd die, die…’
‘Zegt u het zoals het is, jongeman. Zoals u ziet zijn we weer in het stenen tijdperk aangeland.’
‘Het,’ waag ik de gok, ‘het inderdaad. Ist es noch hier?’
Er schiet een blos over haar wangen en ze kijkt vluchtig om zich heen. Dan buigt ze zich naar me toe.
Kommissar Dornkreuz,’ fluistert ze. ‘Hij heeft het gezien, der arme Teufel. Mensen waren er getuige van hoe hij zijn assistent dood schoot. ‘Het,’ is het enige dat hij sindsdien gezegd schijnt te hebben.’
Bingo, denk ik, dit is mijn geluksdag. Nog maar amper ben ik in Hamburg of ik ben het al op het spoor.
‘Waar kan ik die Kommissar Dornkreuz vinden?’
‘In het Maria Genade-ziekenhuis,’ antwoordt de vrouw, ‘bij de je-weet-wel-gevallen.’ Ze laat haar rechterwijsvinger een paar rondjes beschrijven ter hoogte van haar slaap.

vrijdag, april 27, 2007

De bal is rond (2)

Excelsior – AZ

Mede dankzij 2000 meegereisde supporters beleefden Van Gaal en zijn onervaren recruten hun mooiste uur op Woudestein. Met de titel voor het grijpen schoot aanvankelijk de kramp in het speeltje van Dirk Scheringa. Het vrijuit spelende Excelsior counterde voor rust freewheelend naar 2-0. In de tweede helft koos de Alkmaar-Zaanstreekcombinatie vol voor de aanval. Cziommer (vrije schop, 52-ste minuut) en Jenner (briljant stiftje, 74-ste minuut) trokken de stand gelijk. Toch duurde het tot de 2-de minuut van de naspeeltijd voor Koevermans met een frommelgoal aan alle spanning een einde maakte. Tien jaar geleden nog degradeerde AZ naar de eerste divisie. Nu haalt Van Gaal zijn gram op zijn (imaginaire) criticasters en mag zijn ploeg zich een welverdiende kampioen van Nederland noemen.


PSV – Vitesse

Het is Ronald Koeman dan toch nog gelukt om een lange neus te maken naar het pragmatische PSV-bestuur. Vooraf zullen er maar weinig bookmakers hun geld hebben gezet op een ruime overwinning van zijn geplaagde elftal op het in theorie nog volop voor een plaats in het linker rijtje vechtende keurkorps uit Arnhem. Afellay (2 x), Cocu (penalty) en Simons tekenden een ruststand van 4-0 aan. Wat Aad de Mos tijdens de thee ook gezegd heeft, in de tweede helft liet Vitesse zo mogelijk nog meer over zich heen lopen. Na 90 minuten en 3 minuten naspeeltijd blies scheidsrechter Jol het verlossende eindsignaal. 9-0 (nog eens Cocu, Alex – uit een hoekschop, Koné – 2x en Kluivert). Een korfbaluitslag van een wanvertoning, waarmee een titel behaald werd die al verloren was, een titel met een nasmaak. De blijdschap in Eindhoven en omstreken zal er niet minder om zijn.


Willem II – Ajax

Henk ten Cate had er geen geheim van gemaakt: zijn gevoel zei hem dat Ajax kampioen zou worden in Tilburg. Hij had het naar eigen zeggen al beweerd toen PSV nog 11 punten voor stond. Niet alleen omdat het waar was, voor zijn gevoel dan. Ook vanwege de psychologische oorlogsvoering, natuurlijk. Toen het erop aankwam in Tilburg legde de noodzaak om met grote cijfers te winnen de godenzonen van Ten Cate niet lam, integendeel. Met oogstrelend combinatievoetbal werd Willem II volledig van de mat gespeeld. Na de reglementaire 90 minuten tekenden Huntelaar en Perez ieder voor een hattrick. De rest van de Ajax-productie kwam voor rekening van Immanuelson en Heitinga. Bijzonderheid: in de 78-ste minuut stopte doelman Stekelenburg een penalty. Zo werd de 0 gehouden en kon het gevoel van trainer Ten Cate bewaarheid worden: op doelsaldo eiste lucky Ajax in Tilburg de landstitel op.

donderdag, april 26, 2007

Stank en stof

‘Gates is de naam, Fred Gates.’
‘Thomas,’ zeg ik, ‘kapitein David Thomas.’
‘Grappig,’ giechelt hij, ‘twee Bijbelse namen. David, u weet wel, die ene die het tegen Goliath opneemt, en dat dan samen met de ongelovige Thomas. Een fatale combinatie, lijkt me zo.’
‘Inderdaad heel grappig,’ zeg ik, minzaam glimlachend, ‘jammer dat u de 666-ste bent, die meent mij erop te moeten attenderen.’
‘U weet niet wat u zegt,’ grijnst hij.
‘O, wel degelijk,’ zeg ik.

Fred Gates laat zich maar niet afschudden. Na het ontbijt, in een haastig opgezette messtent, stelt hij me voor om een jeep naar het centrum te delen.
‘Meneer de koelkastenverkoper,’ verzucht ik, ‘donder op, voor uw eigen bestwil.’
Beledigd keert hij zich van me af. ‘Weet u wat u zou moeten doen?’ smaalt hij over zijn schouder, ‘uzelf eens wat minder serieus nemen!’
Ik lach hardop. Hij moest eens weten.

Ongeveer een uur later. Het eerste daglicht kleurt de lucht oranje. Ik klim, met een zakdoek voor de neus en mond geklemd, moeizaam de restanten van de dom van Hamburg op. Eenmaal boven prikt het zweet me in de ogen. Ik ben archeoloog, op een geheime missie weliswaar, maar geen alpinist; mijn scheenbenen zitten onder de schaafwondjes en blauwe plekken. Ik ben nog steeds misselijk van wat ik beneden heb gezien. Hijgend ga ik zitten en laat het panorama op me inwerken. Hier en daar staan nog gevels als grafzerken overeind. Verder zie ik piramides van puin, keurig in carré’s en rechthoeken gesneden door straten, waarover een gelige nevel hangt. Stofdeeltjes zijn dat, opgewoeld door de bommen. Nu regenen ze weer neer, zo langzaam dat het lijkt alsof het sneeuwt.
‘Kra, kra!’
Vlakbij, op een brokstuk dat wel eens van een crucifix kan zijn geweest, is een kraai neergestreken. Hij blijkt de voorbode van een hele zwerm. Overal zie ik de vogels als inktvlekken in het beeld verschijnen. Als snel scheuren hun schreeuwen de stilte verder stuk.
De aflossing van de wacht, denk ik. Onwillekeurig herinner ik me wat me aan de voet van de dom overkwam. De rivier van ratten, waarmee ik plotseling oog in oog stond. Moddervette ratten. Hun duizendvoudig, haast triomfantelijke piepen dat door merg en been ging. Alsof ik in een nachtmerrie was beland.
Het is logisch, bedenk ik me. Hamburg is wekenlang iedere nacht gebombardeerd. De steenhopen zijn graftombes. Er moeten nog tienduizenden lijken onder het puin liggen. Dat is waarom je hier een zakdoek nodig hebt. Kraaien, ratten. Het ongedierte ziet zijn kans schoon. Waar moet ik mijn onderzoek in vredesnaam beginnen?

De koelkastenverkoper

Waar ben ik? Er flappert een tentzeil. Iemand snurkt sonoor. Ik ruik brand, vermengd met de geur van zweetvoeten. Dan weet ik het weer. Dit is Hamburg. Het is de ochtend van de 10-de mei 1945. De oorlog met Duitsland is nog maar net voorbij en ik moet zien vast te stellen of de maatregelen afdoende zijn geweest. Wakker worden, kapitein Thomas!

Ik sta op en rek me naast het veldbed uit, waarop ik ruim zes uur van de wereld ben geweest. Het is nog donker. Gisteravond heeft een inlichtingenofficier me verteld dat ik er vroeg bij moest zijn. ‘Wil je echt weten of de fosforbommen effectief zijn geweest?’ vroeg hij, ‘zorg dan dat je er bij de dageraad bent. Je zult je ogen niet geloven.’
Ik twijfel even hoe ik me zal vermommen. Ik laat de burgerkleren echter in de plunjezak en trek mijn uniform aan.

‘En hoezo mag jij hier wel zijn, soldaat?’ vraagt een stem.
Ik kijk geschrokken om. Uit het niets is een burger opgedoken. Keurig in het visgraatpak. Getrimd snorretje, kapsel vol met Brylcreem. Achter zijn oren krult het haar op, zodat het lijkt of hij hoorntjes heeft. Waar komt hij zo plotseling vandaan? Ik kijk om hem heen naar de rij van zeker twintig veldbedden. De meeste zijn beslapen.
‘Kapitein,’ zeg ik, ‘het is kapitein en ik volg orders op.’
‘Aha, een man die op zijn strepen staat.’
‘Als dat nodig is.’
‘Goed dan, kapitein,’ grinnikt de man, ‘wat brengt u hier?’
‘Zoals ik al zei,’ glimlach ik, ‘volg ik orders op, orders die u niets aan gaan. En u?’
‘Ik, eh, ik ben hier om koelkasten te verkopen,’ bloost hij, ‘de beschaving begint immers met de koeling van etenswaren.’
'U meent het,' zeg ik, 'wanneer bent u uit de States vertrokken, als ik vragen mag?’
‘Gisteren,’ antwoordt hij.
Ongelooflijk, denk ik. Dat hij in een platgebombardeerde stad is om koelkasten te verkopen is nog tot daaraan toe. Een burger heeft me met een dag verslagen, dat is pas echt vreemd.
‘Hoe?’
‘Gewoon, per Pan Am.’
Ik knipper met de ogen. ‘Zijn er al lijnvluchten dan?’
‘Hier ben ik,’ zegt hij met een verontschuldigend gebaar.
‘Inderdaad,’ zeg ik, ‘hier bent u. En ik ben ook hier en ik ga nu op jacht naar een kop koffie, als u het mij niet kwalijk neemt.’
Ik maak aanstalten om hem de rug toe te keren.
‘Wacht,’ roept hij uit, ‘we hebben ons nog niet eens netjes aan elkaar voorgesteld!’
Hij steekt zijn rechterhand op zo’n manier naar me uit, dat ik hem wel moet drukken.

dinsdag, april 24, 2007

Voetbal = toeval + b

Voetbal is bijna een anagram van toeval.

Woensdag wordt Johan Cruijff 60. Als opmaat stond de programmering van Nederland 3 vanavond al in het teken van zijn carrière.

En terecht.

Voetbal is een allegorie op het menselijke leven. We hebben de kapriolen van de bal niet onder controle. Er zijn ook zoveel andere factoren die een rol spelen: de medespelers, de tegenstanders, de staat van het veld, de zij- en de achterlijnen, de scheidsrechter, de druk van de media, de verwachtingen van de achterban.

Voetbal is bijna een anagram van toeval.

In alle grote voetbalnaties van de wereld gaan de coaches ervan uit dat voetbal een opportunistisch spelletje is. Je profiteert van fouten van de tegenstander. Voetbal is vooral een kwestie van improviseren, al dan niet verhuld catanaccio spelen en de zaak achterin op slot houden. Wie dat het beste doet, wordt kampioen.

Zoniet Johan Cruijff. Voor hem is voetbal een optelsom van details. Hij is een tovenaar, hij heeft de bal aan een touwtje, leest het spel en legt de werkelijkheid zijn wil op. Als je de bal hep, kennen hun niet scoren.

Voetbal is bijna een anagram van toeval.

Het leven is een tombola. We weten niet wanneer ons uur slaat. Johan Cruijff logenstraft die wet. Hij leert ons dat een individu wel degelijk het verschil kan maken. Namens ons heeft hij zich onsterfelijk gemaakt. Hij is effectiever dan die andere JC qua hoop. Vraag het aan Catalanen.

Ik voor mij prijs me gelukkig dat ik de verlosser nog in het echt heb zien spelen, meermaals zelfs. De tweede keer springt eruit. Mei 1971 of daaromtrent. Een kaartje 'jongensrang' kostte 1 gulden. Ik sloeg geen thuiswedstrijd van Go Ahead Eagles over. Ajax stond vast op de tweede plaats, de laatste competitieronde in Deventer was een formaliteit. Vandaar waarschijnlijk dat Johan Cruijff niet met zijn vertrouwde nummer op de spelerslijst prijkte. Niet het nummer 9, niet het nummer 14, maar het nummer 1 sierde zijn rug. Geloof het of niet, maar Johan Cruijff stond die dag in de Adelaarshorst op doel. Hij zag er verdwaald uit, in het veel te grote gele keepersshirt en een hels fluitconcert werd zijn deel, telkens als hij de bal aanraakte. Wie dacht hij wel dat hij was om het spelletje zo op zijn kop te zetten?

Voetbal is op een b na het anagram van toeval.

Ajax verloor die dag in Deventer met 4-1.

maandag, april 23, 2007

De bal is rond

Excelsior – AZ

Ondanks 2000 meegereisde supporters vonden Van Gaal en zijn tenslotte toch te onervaren recruten hun Waterloo op Woudestein. Met de titel voor het grijpen schoot de kramp in het speeltje van Dirk Scheringa. Het vrijuit spelende Excelsior counterde voor rust al freewheelend naar 2-0. Simon Cziommer, die tot dan doe alleen maar vanwege zijn opzichtige schwalbes opgevallen was, gaf na de 2-0 uiting aan de frustratie van de Alkmaar-Zaanstreekcombinatie door de bal buiten het stadion te jagen (wat niet eens zo’n kunst is op Woudestein). Het kwam hem op zijn tweede gele kaart, en dus rood, te staan. In de daaropvolgende commotie stuurde scheidsrechter Braamhaar ook Koevermans nog van het veld. Ondanks het numerieke nadeel koos AZ in de tweede helft vol voor de aanval. Verder dan de 2-1 van Jenner in de 78-ste minuut reikte het wanhoopsoffensief niet. De kampioensschaal werd Van Gaal en de zijnen op een presenteerblaadje aangereikt. Helaas. Kennelijk was de druk te groot.


PSV – Vitesse

Bijna was het Ronald Koeman gelukt. Vooraf zullen er maar weinig bookmakers hun geld hebben gezet op een ruime overwinning van zijn geplaagde elftal op het in theorie nog voor een plaats in het linker rijtje vechtende keurkorps uit Arnhem. Afellay (2 x), Cocu (penalty) en Simons tekenden een ruststand van 4-0 aan. Wat Aad de Mos tijdens de thee ook gezegd heeft, in de tweede helft liet Vitesse zo mogelijk nog meer over zich heen lopen. Alsof de wedstrijd verkocht was. Na 90 minuten en 3 minuten naspeeltijd blies scheidsrechter Jol het verlossende eindsignaal. 9-0 (nog eens Cocu, Alex – uit een hoekschop, Koné – 2x en Kluivert). Een korfbaluitslag. Maar niet genoeg, gezien de ontwikkelingen op de andere velden. En zo eindigt het seizoen van PSV, een ploeg die nog maar kort geleden niet te achterhalen leek, als een Griekse tragedie: met een lach in een traan. Het kampioenschap leek al binnen, maar de bekoring won.


Willem II – Ajax

Henk ten Cate had er geen geheim van gemaakt: zijn gevoel zei hem dat Ajax kampioen zou worden in Tilburg. Hij had het naar eigen zeggen al beweerd toen PSV nog 11 punten voor stond. Niet alleen omdat het waar was, voor zijn gevoel dan. Ook vanwege de psychologische oorlogsvoering, natuurlijk. Maar toen het erop aankwam in Tilburg bleken de godenzonen uit Amsterdam toch gewoon sterflijk. De noodzaak om met grote cijfers te winnen legde de mannen van Ten Cate lam. Huntelaar raakte een keer de lat, uit een clutch. Verder muntte Ajax uit in balverlies. Babel bleef onbegrepen, maar wat wil je ook met een naam die tot spraakverwarring leidt? Man van de wedstrijd werd Stekelenburg. De doelman was het die er uiteindelijk nog een punt uitsleepte voor de Amsterdammers. Dag, titel, misschien was je gewoon te dichtbij.

zondag, april 22, 2007

Over en uit voor het voorgeborchte

‘Hallo, met Janssen van tussenin. Heb ik het nou goed begrepen, zijn we opgeheven?’

Dat klopt.’

‘Ik heb inderdaad wel eens geklaagd dat het hier te vol werd, met al die abortussen en zo. Maar dit is toch wel erg drastisch, vindt u niet?’

‘Hoe bedoelt u?’

‘Hoe bedoel ik? Er wordt zomaar een hele afdeling opgeheven. Met een pennenstreek! Alsof we niet eeuwenlang het toevluchtsoord zijn geweest voor ongedoopte zielen. Heb ik me al die tijd voor niets uitgesloofd.’

‘Dat is nu juist het punt. Zoals u al opmerkte, het werden er inderdaad teveel. Niet alleen vanwege de abortussen. Minder en minder ouders laten hun kinderen tegenwoordig dopen. Dus moesten we wel wat als kerk.’

‘Maar om doodleuk meteen een hele afdeling op te doeken?! Het is dat we hier geen CAO hebben, maar anders had ik er de bond bij gehaald. Heeft iemand trouwens bedacht wat een stress zo’n massale verhuizing met zich meebrengt? Om maar te zwijgen over de administratieve consequenties. Het is maar te hopen dat mijn tere zieltjes het overleven. Zegt u eens, waar moet ik nu eigenlijk met ze heen, naar beneden of naar boven?’

‘Dat lijkt me duidelijk. Bij u in het voorgeborchte heetten ze ook al het eeuwige geluk te hebben. Opwaarts dus.’

‘En de masochistische zielen?’

‘Maakt u de operatie niet nodeloos ingewikkeld, Janssen. One size fits all. De hemel.’

‘Kan ik dat zwart op wit krijgen? Ik bedoel, je weet het maar nooit met die senielen in het Vaticaan. Straks heffen ze ook die afdeling nog op. Dan rest ons slechts de hel.’

‘Dat is Godslastering, Janssen, ik slinger je op de bon.’

‘Maar ik…’

‘Niets te maren, Janssen, je bent er geweest.’

donderdag, april 19, 2007

Baas boven baas

De zon heeft reepjes zilverpapier over het water gestrooid. Boten met baarden van schuim schuiven stroomopwaarts voorbij.

In de schaduw van een kastanjeboom picknicken de mannen aan de Maas. Het verschil met gewoon in het gras zitten is dat we te eten, te drinken en te spelen bij ons hebben. We hebben net een balletje getrapt.

‘Mogen we game boyen?’ vraagt Sietse.
We. Meervoud. Hij en Bart. Het klopt nog ook. Mijn oudste zoon bedient dan wel de toetsen, maar er zit een soort Siamese tweeling met de game boy te spelen. Bart rust met zijn hoofd op de rechterschouder van Sietse. Zijn armen heeft hij om diens middel geslagen. Twee paar blauwe poppenogen staren gebiologeerd naar een beeldschermpje. De pupillen schieten synchroon heen en weer. Ze doen dit waarlijk samen.

Ik ben van mening dat je kinderen niet hoeft te vertellen dat je van ze houdt - je moet het ze laten merken. Toch kan ik het niet laten nu.

‘Weten jullie wel hoe lief ik jullie vind?’ vraag ik.
‘Nee?’ klinkt het in koor op de automatische piloot.
‘Een stipje,’ zeg ik, ‘een stipje en daar dan alles omheen.’
De game boy heeft nog steeds alle aandacht.
‘Veel, hè?’ vraag ik.
Mijn zoons neuriën iets bevestigends. Wat moeten mannetjes van acht en vier jaar oud ook met woorden over de liefde? Het is goed zo, vind ik.

Veel later. Ik ben in de keuken met het eten bezig als ik de deur achter me hoor open gaan. Ik draai me om. Het is Bart.
‘Weet jij,’ vraagt mijn jongste zoon, ‘hoe lief ik jou wel vind?’
Ik ga op mijn hurken bij hem zitten. ‘Nou?
‘Een vierkantje,’ antwoordt hij, ‘een vierkantje met een rondje, een streepje én een stipje. En daar dan alles omheen. Veel, hè?’
‘Wauw,’ stamel ik en geef hem een dankbare knuffel. ‘Da's wel heel veel.’

Rondje van de zaak

De fabriek was al van verre te zien en leek op een grote kubus. De grote groene letters op het dak maakten aan iedere twijfel een einde. Welgemoed gaf boer Krelis gas en genoot van het gebulder van de dieselmotor van de Leopard II-tank.
‘Hier kan geen SUV teg’nop,’ mompelde hij.

Bij de ingang moest hij kiezen: leveranciers of bezoekers. Boer Krelis hield er niet van om te moeten kiezen. Hij nam de middenberm en ploegde een bloemperk om. Toch belandde hij voor een slagboom. Er sprong een bewaker tevoorschijn. Boer Krelis zette de tank stil.
‘Wat moet dat?’ vroeg de bewaker.
‘Ik kom ev’n vang’n,’ antwoordde boer Krelis. ‘Neelie heeft gezegd dat consument’n zelf ook met claims mott’n kom’n.’
‘Mevrouw Smit-Kroes, bedoelt u?’
Krek,’ antwoordde boer Krelis. ‘En nu wil ik mijn geld terug, want ik heb jar’n teveel betaald, omdat jullie in het geheim afsprak’n met concurrent’n hebb’n gemaakt.’
‘Maar dat gaat zomaar niet!’ zei de bewaker.
‘Hoezo niet?’ vroeg boer Krelis.
‘Eerst gaan we in beroep, want we ontkennen alles. En dan nog, er moeten procedures worden gevolgd.’
Boer Krelis had een hekel aan procedures. Hij klemde de kaken op elkaar en zette de tank weer in beweging. De bewaker kon nog maar net aan de kant springen, terwijl de slagboom versplinterde.

De ingang van de fabriek kon boer Krelis niet zo snel vinden. Daarom reed hij gewoon via de muur naar binnen. Toen de stofwolken waren opgetrokken, slingerden er, zover het oog reikte, rivieren van flesjes door de enorme hal. Er was geen mens te zien. Alles werd kennelijk door machines gedaan. Kunst om zo winst te maken, dacht boer Krelis. En dan ook nog de prijzen kunstmatig hoog houden. Als hij ergens niet tegen kon, dan was het wel diefstal. Boer Krelis vuurde net zolang met het machinegeweer van de Leopard II tot het roodgloeiend was en er geen flesje meer heel was. Op de vloer stond minstens een halve meter bier. Hij stapte uit de tank en vulde twee jerrycans met het goudgele vocht.
‘Dat is dat,’ mompelde hij, ‘een rondje van de zaak.’

dinsdag, april 17, 2007

Ghost writing for Blacksburg

Gisteren had ik mijn stukje al klaar. Nou ja, stukje? Eigenlijk was het een gefingeerde afscheidsbrief. De afzender was zogenaamd degene die op de campus van de Virginia Tech University 32 mensen van het leven had beroofd voor hij zelfmoord pleegde.

De brief zat vol wrok. Studenten waren lanterfantende rijkeluiskinderen, de universiteit een fabriek en de maatschappij? In de slotregels liet ik de schutter benadrukken dat hij tot zijn daad gedreven was door een verdorven systeem waarvoor niemand zich verantwoordelijk voelde.
‘Andermaal zitten we op de Titanic,’ schreef ik, ‘en negeren we de ijsbergen aan de horizon. Volle kracht vooruit! Sorry, maar ik verlaat het zinkende schip en ik neem zoveel mogelijk ratten met me mee, want iedereen is medeplichtig aan de koers. Het is jullie eigen schuld.’

Raar maar waar: ik moet mijn stukjes hier plaatsen met Explorer. Doe ik dat niet, dan verschijnen er vreemde codes in beeld, wat ik mijn lezers natuurlijk niet aan wil doen. Nu is het probleem dat het niet altijd lukt om met Explorer in te loggen op blogspot.com. Wat ik vannacht ook probeerde – de computer herstarten, het tijdelijke geheugen wissen – ik kwam er niet in. Rond half twee wilde ik naar bed en gaf ik het op.

Vandaag sijpelde het nieuws uit Blacksburg door: de dader was een 23-jarige student uit Zuid-Korea. Op zijn kamer was een brief gevonden, waarin hij zich beklaagde over de losbandigheid van zijn rijke medestudenten. Verbitterd legde hij de schuld van zijn daad bij de maatschappij neer.
Nog een laatste maal bekeek ik mijn schrijfsel van gisteren en sloeg het op in de map ‘mislukte blogs’.

Kom nou, het moet hier wel satire blijven.

zondag, april 15, 2007

Voor niets ging de zon op

Zijne Excellentie de Minister van Financiën,

Amice,

Het feit dat ik geen topambtenaar meer ben, ontslaat mij natuurlijk niet van mijn burgerplicht. Vandaar dat ik u hierbij op een zorgwekkende ontwikkeling wil attenderen.

Ongetwijfeld zijn u de hoge temperaturen van de afgelopen dagen opgevallen. Vandaag sneuvelde zelfs een record: met een temperatuur van 28,9 graden Celsius in de Bilt is 15 april 2007 de warmste aprildag ooit in dit land.

Op het eerste gezicht lijkt de onverwachte warmte goed voor de economie. Immers, het gepeupel gaat erop uit en let niet op een Euro meer of minder. Op lange termijn echter zit er een schaduwkant aan de plotselinge zomer, en dat doel ik niet alleen op de milieu-effecten van al die patatjes en fricandellen die dezer dagen achter de huigen verdwijnen. Nee, het gevaar waarop ik vooral doel, is de vermediterannerisering van Nederland. Warmte heeft een funeste invloed op de werklust, neemt u maar eens een kijkje in de landen rond de Middellandse Zee. Je aan afspraken houden, ho maar. Mañana, dat kun je er krijgen. Als het zo door gaat met die warmterecords gaat het gajes nog om een siësta zeuren!

Daarenboven is er een aantoonbaar causale relatie tussen zomerse temperaturen en de schaarsheid van textiel op straat, wat in nog meer verlies van productiviteit resulteert. Prima, dat alle vogels in mei een ei leggen, maar wat mij betreft moet het rapalje aan het werk blijven denken, en niet aan voortplanting – uw collega Rouvoet zal dat ongetwijfeld met me eens zijn.

In dier voege lijkt een ontmoedigingsbeleid opportuun. In plaats van een graaitax stel ik dan ook een graadtax voor: per graad Celsius die de temperatuur op een dag afwijkt van het gemiddelde, worden de ingezetenen van dit land aangeslagen - dat zal ze leren! Met de opwarming van de aarde in volle gang, lijken er gouden tijden aangebroken voor uw – en mijn – schatkist, want belastingbetaler, dat zijn we per slot van rekening allemaal.

Hoogachtend,

ir. Sicco de Quadsteniet, gewezen topambtenaar, aardig bijgebruind.

vrijdag, april 13, 2007

Oranjehandel

Na het overweldigende succes van de Amalia-tepelklemmen en de Alexia-vacuümpomp, nu in onze collectie:

Ariane-pijnbanken (vanwege een gebrek aan comfort afgekeurd door de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen)
Ariane-fruitwarmers (onmisbaar bij nachtvorst in de boomgaard)
Ariane-dwarsverbanden (handig bij vastzittende hoest en tegendraads kroost)
Ariane-peroxydeverdampers (geen idee, maar het klinkt gezond)
Ariane-wasbuiltjes (alles kleurt gegarandeerd oranje)
Ariane-raketten (tweetraps, drietraps, u zegt het maar)
Ariane-dwaalkaarten (leuk voor tussendoor)
Ariane-slabbetjes (met innovatief kwijlgootje)
Ariane-wipey’s (nu met vetcoole, transparante opdruk)
Ariane-konijnenmixers (myxomatose was nog nooit zo kleurrijk)
Ariane-verdwijnbare valiezen (u merkt er echt niets van)
Ariane-knikkerpersen (ook in portable versie!)
Ariane-metaaldetectoren (voortaan mist u geen landmijn meer)
Ariane-privéjets (ideaal voor uitstapjes van managers met hoge bonussen, voorzien van gouden parachutes)
Ariane-olifantenschaven (smullen toch, zo’n plakje olifant op een beschuitje?)
Ariane-truttenschudders (uw koe wil nooit meer zonder)

Alle producten zijn in oranje en uit voorraad leverbaar. Prijzen op aanvraag. Snelle beslissers ontvangen een door Hare Koninklijke Hoogheid prinses Ariane Wilhelmina Máxima Ines exclusief gebruikte luier als bonus (nu met geverifieerd echtheidsstempel en een gratis wasknijper).

Pecunia non olet

‘Dus het laatste dat u zich kon herinneren was dat u, aan vier palen vastgebonden, achter werd gelaten op een weiland, waar eigenlijk werkzaamheden voor een autobaan aan de gang waren?’
De rechercheur kijkt me recht aan en ik hem, zonder met de ogen te knipperen. Ik weet waarom hij dit doet. Hij laat me het verhaal keer op keer vertellen, in de hoop dat ik me verspreek.
‘Zoals ik al eerder heb verteld, was ik waarschijnlijk onder de invloed van paddo’s. Ik weet niet meer precies wat er echt gebeurd is en wat niet. Al wat ik weet is dat ik wakker werd, midden op de autobaan in aanleg. Het had maar een haartje gescheeld of ik was onder het asfalt beland.’
‘Ja, ja,’ zegt de rechercheur, wipt op van de tafel en ijsbeert de kamer heen en weer. ‘Er zijn sterke aanwijzingen dat u in werkelijkheid in Polen bent geweest, om er de Audi RS4 die u ter beschikking was gesteld, op de zwarte markt te verkopen.’
‘Zijn daar bewijzen voor?’
‘Zijn er bewijzen voor uw verblijf in Helick?’
‘U zou er buurtonderzoek kunnen doen,’ suggereer ik, ‘er is vast wel iemand die me herkent.’
De rechercheur grinnikt en neemt nogmaals half op de tafel plaats, komt heel dichtbij met zijn gezicht, kijkt me weer zo doordringend aan. Zijn adem ruikt naar koffie. Het ontbreekt er nog maar aan of er wordt een spot op me gericht.
‘Weet u, meneer Meijer, ik zou huiszoeking kunnen laten doen. U weet toch hopelijk dat het bezit van grote bedragen contant geld, in zloty’s, dollars of welke valuta dan ook, strafbaar is, indien de eigenaar er geen passende verklaring voor heeft?’
‘Ik heb niets te verbergen,’ grijns ik, ‘u bent van harte welkom. Mag ik dan nu weer gaan?’

Uiteindelijk, nadat ik mijn verhaal nog een laatste maal heb gedaan, wordt het me toegestaan het politiebureau weer te verlaten. Op de terugweg kauw ik op de waarschuwing van de rechercheur. ‘Ik raad u aan niet teveel uit te geven de komende tijd. De muren hebben ogen, hier in Roermond.’
Niet de muren, denk ik.

Op de trappen naar mijn slagzij makende zolderetage walmt de stank me al tegemoet. Boven kijkt ze me met haar ene oog smachtend aan. Haar lange hals sleept ze amechtig over de vloer. Dit kan ik niet aanzien en ze weet het. Haar wil geschiedde. Ik moet een offer brengen, haar betalen. Pas dan laat ze het hier weer lekker ruiken.
‘Dit is chantage,’ prevel ik, ‘waarom gooi ik die kutplant eigenlijk niet weg?’
Ze schudt haar ranke bladeren, waardoor zich een wolk Chanel No. 5 in de kamer verspreidt.
‘Oké, oké. Je bent een heel bijzondere plant. Wees gerust. Ik gooi je niet weg. Maar je zult toch echt op andere mest moeten overstappen. Het geld groeit me niet op de rug, weet je?’

Einde van Het Lokspoor

donderdag, april 12, 2007

Pro Juventute

Paasvakantie. Acht jaar oud ben ik en ik logeer bij mijn oma. Tussen de middag moeten de gordijnen dicht, want dan doet ze altijd een dutje. In het schemerduister wacht ik tot ze wakker wordt.

Het is stil, op het tikken van een pendule op de schoorsteenmantel na. Thuis hebben we er ook één, maar die hoor ik nooit.
‘Oma,’ heb ik net nog gevraagd, ‘waarom maakt jouw klok zo’n lawaai?’
‘Omdat oude mensen zo weten dat de tijd snel gaat,’ antwoordde ze.
Mijn oma liegt. De tijd gaat hier juist langzamer, hoe ik de wijzers van de klok ook vooruit probeer te kijken.

Eindeloos voel ik met mijn vingers over de huid van de opgezette schildpad. Het voelt als leer, maar de gedachte dat het geleefd heeft, doet me soms rillen. Intussen laat ik mijn blik door de kamer dwalen. Ik kom hier al sinds mijn geboorte. Zelfs met de ogen dicht kan ik alles zo voor me zien: de buste van een Javaanse tempeldienares, de foto van Nice, met auto’s als doosjes op wielen en in het zwart geklede mensen die langs de vreemd blauwe zee wandelen. De zon schijnt, toch dragen de vrouwen hoedjes en kleine parapluutjes. ‘Proménade des Anglais,’ staat er in sierlijke letters onder, ‘juillet 1927’. Daarnaast hangt een schilderij van een winters bos met een pad, waarvan ik nog nooit het einde heb kunnen ontdekken.

Alles staat hier stil behalve de klok en de kalender. Ieder jaar krijgt mijn oma hem van Sinterklaas. Ik sluip er op kousenvoeten naartoe.

Pro Joventute,’ staat erop. Geen idee wat dat betekent, maar op de foto’s staan vorsten. Ze dragen deftige kleren en hebben heel veel juwelen aan. Die van februari ken ik, dat is onze kroonprinses. Beatrix heet ze. Op de radio gaat het heel vaak over haar, want ze wordt bijna moeder. In de bus, op weg naar Ede, waar mijn oma woont, ging het over bijna niets anders. Werd het een jongetje of een meisje? Ik bestudeer de lach van Beatrix, blader dan langs die van de andere vorsten. Vreemd, denk ik, ze zijn zo anders dan de prinsen en prinsessen die ik uit sprookjes ken, want ze lachen allen hetzelfde, alsof ze moeten, alsof ze het niet menen, alsof het ergens pijn doet. Zitten ze gevangen?

Werd mijn oma maar wakker. Dan kon ik het haar vragen.

dinsdag, april 10, 2007

Sex appeal

Mannen met een kind hebben een enorme aantrekkingskracht op het andere geslacht. Dat is iets biologisch. Diep van binnen zijn vrouwen op de wereld om nageslacht te baren, maakt niet uit hoe. Om te beginnen moet er dus een geschikte man gevonden worden. Evolutie heeft maling aan conventies zoals huwelijk, laat staan monogamie. Het gaat om het beste zaad. Wie is er nu geschikter dan een man die het bewijs dat hij reproductief is, bij zich heeft?

Het bewijs in kwestie heet Bart. We zijn bijna voortdurend in gesprek, hij en ik, en de hele treincoupé geniet mee. We hebben het over van alles en nog wat. Dat hij vindt dat de Waal de Maas is, omdat ik altijd zeg dat een giraf een slurf heeft en een olifant een lange nek. Ik leg hem uit dat we hard gaan, zodra de steentjes naast de baan strepen worden. Minutenlang beschrijven we samen wat je dan weer in die strepen kunt zien. De show gaat maar door. Ik wist dat hij de getallen beheerste, maar vandaag weet hij me te verbazen met de letters die hij al kan lezen. Zelfs de ‘c’ zit erbij. De ‘s’ vindt hij een makkie, want dat is een ‘slangenletter’. Tussendoor stelt hij zichzelf soms zomaar aan één van de toehorende dames voor. ‘Dag,’ zegt hij dan parmantig, ‘ik ben Bart. Ik word op 6 september 5 jaar. Dit is mijn papa Ep en wij gaan naar mijn oma Moep en opa Bert. Ik blijf er 3 nachtjes logeren.’

Telkens als we overstappen hoeven Bart en ik nog net geen kushandjes uit te delen, voor we op het perron weer spitsroeden moeten lopen tussen de goedkeurende blikken door van dames van alle leeftijden.

Op de terugweg besluit ik tot een vergelijkend warenonderzoek. Hoe is het mijn sex appeal gesteld zonder jongste zoon aan mijn zijde?

De conclusie is ontnuchterend, want het verschil is significant. Oogcontact, dat heb ik nog wel, bij de vleet zelfs. Maar naar een glimlach van een vrouw kan ik fluiten. Tjonge, wat mis ik Bart.

maandag, april 09, 2007

Tweede Paasdag

Het kostte geen enkele moeite om het doel te vinden; je hoefde de andere auto’s maar achterna te rijden en je kwam er vanzelf. Nou ja, rijden? Op zijn Solex was boer Krelis er ongetwijfeld eerder aangekomen. Maar hij torste nu eenmaal de nodige bagage mee. Dus had hij een dicht aanhangwagentje achter zijn brommobiel gehangen en was voor dag en dauw op pad gegaan. Natuurlijk wist boer Krelis ook wel dat hij niet op de autobaan mocht komen, omdat zijn karretje slechts 45 kilometer per uur haalde, maar dat was een snelheid waarvan je tijdens de Paasdagen slechts kon dromen op het Nederlandse wegennet.

Boer Krelis werd boos als hij ergens lang op moest wachten. Misschien, dacht hij knarsetandend, had hij toch met de Leopard II moeten gaan. Dan had hij tenminste kunnen opschieten. Daar stond tegenover dat de rupsbanden erg hard sleten van asfalt en staal. Bovendien hobbelde het nogal als je met een tank over auto’s heen reed, ook al waren ze nog zo plat.

Eindelijk, de afrit. Boer Krelis speelde met het gaspedaal en trommelde op het stuur tot het zijn beurt was om de autobaan te verlaten. Overal schoten reusachtige reclameborden omhoog. ‘15 procent Paaskorting!’ las hij, ‘20 procent!! 25 procent!!!’ Boer Krelis had een hekel aan uitroeptekens. ‘Met Pas’n zou het over de opstanding moet’n gaan,’ mompelde hij, ‘niet over geld uitgev’n.’

Na zeker nog een half uur ging het stapvoets tussen drommen voetgangers door, die alle zicht ontnamen op wat zich achter hen bevond. Juist besloot boer Krelis volgens plan om op zoek te gaan naar een hogere positie, toen iemand ongevraagd een foldertje onder zijn ruitenwisser klemde. Als boer Krelis ergens niet tegen kon, dan was het spam, in welke vorm dan ook. Zijn vingers jeukten. Naast hem, onder een jas, lag de doorgeladen Uzi. Zou hij? Nee, hij wist al wat een Uzi kon aanrichten. Hij was juist zo benieuwd naar zijn nieuwe speeltjes.

Zeker drie kwartier later kon hij ze eindelijk installeren, op het dak van een parkeergarage, met een perfect zicht naar alle richtingen. De eerste stelde hij in op een winkel die zichzelf ‘keukenpaleis’ noemde, de tweede richtte hij op een loods die de naam ‘Baby Heaven’ droeg, de derde op 'Ik en anderen', de vierde op een willekeurige voetgangersstroom.

Boer Krelis was vooral nieuwsgierig of het waar was wat ze vertelden over mortieren. Hij nam de proef op de som en vuurde de eerste vier granaten af.
Een brede grijns plooide zijn pokdalige gelaat. Inderdaad had het, vlak voor de ontploffingen en een ijselijk gillen uit honderden kelen, vier keer geleken alsof er een champagnefles ontkurkt werd. ‘Zalig Pas’n en proost!’ mompelde boer Krelis en vuurde het volgende salvo af.

zaterdag, april 07, 2007

Goede Vrijdag

U herkent de heuvel van verre. De kruisen, scherp afgetekend tegen de stalen lucht, snijden diepe voren in uw geweten. Dichterbij gekomen is er het tergende sterven. Een van pijn vertrokken gelaat waarover bloed, zweet en tranen voor eeuwig zout in de wonden strooien. Hier voor uw ogen wordt de pijnlijkst mogelijke dood gestorven, bij wijze van les, bij wijze van verlossing van zonden. Op de achtergrond ziet u hoe ze begaan worden, juist in zijn naam. Als op een schilderij van Jeroen Bosch zegenen priesters tanks, vergrijpen kapelaans zich aan misdienaars en mengt de zwarte rook uit Hitlers crematoria zich met de witte van een gekozen paus. Op de voorgrond duurt het de toeschouwers te lang. Ze drinken, ze dobbelen. Ze wilden wonderen, ze kregen lijden. Ze wilden revolutie, ze kregen de andere wang toegekeerd.

Vader vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen.

De stem kerft een litteken in uw ziel. In uw hoofd verdringen de zinnen elkaar. Over de Farizeeërs die God weer streng zullen maken, over de schriftgeleerden die het hart met regels aan banden leggen in plaats van het te openen, over de oorlogen gevoerd met zijn naam op de lippen, over gouden tempels temidden van armoede, over het pauselijke verbod op condooms.

Geen letter verlaat uw mond. Er zijn geen woorden meer voor het heengaan van deze mens. Er is al teveel geschreven, er is al teveel gezegd. Snikkend brengt u een spons naar zijn lippen. Heel even heeft u contact met ogen die niets en alles zien. Dan drinkt hij en valt zijn hoofd opzij.

‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.’

En zo geschiedde het dat tweeduizend jaar later een straaljager met een schreeuw de lucht boven Golgotha verscheurde. Toen de bommenluiken open gingen, kwamen er tot ieders verbazing geen lasergestuurde raketten tevoorschijn, maar bisschoppen die, met hun mijters naar de aarde gericht, een opvallende aerodynamische geschiktheid bewezen.

donderdag, april 05, 2007

Paringsdrang

1.FC Nürnberg, met 1-1 en 4-0, Fehnerbahçe, met twee keer 2-0, Benfica, thuis 1-3, uit 1-3, 3-0 in de play off in Parijs.

Woensdagmiddag. Met een stok zet ik de Europese zegereeks van Ajax in het seizoen 68/69 in het zand, want ik moest van mijn moeder buiten gaan spelen en ik verveel me. Als ik me omdraai, zie ik dat de gordijnen van de slaapkamer nog steeds dicht zijn, terwijl die van de andere huizen in het rijtje gewoon in streepjes hangen. Alsof ik niet weet wat mijn ouders nu aan het doen zijn. Mijn moeder heeft het me gisteravond met haar juffenstem uitgelegd. Kinderen worden dus letterlijk gemaakt, met een zwaard en een schede. Het heet paren en je moet het alleen doen met iemand waar je heel veel van houdt. Ik begrijp het niet zo goed. Mijn ouders willen helemaal geen kinderen meer. Waarom doen ze dan wat ik denk dat ze doen?

Er komt een jongetje aan gelopen. Hij bekijkt de lijst aandachtig.
‘Vanavond moeten ze tegen Spartak Trnava,’ zeg ik, ‘de halve finale.’
‘Ben je een fan van Ajax?’ vraagt hij.
Ik knik.
‘Om Cruijf zeker,’ zegt hij. ‘Ze noemen hem de zwarte panter, wist je dat? Niet omdat hij zwart is, natuurlijk, maar vanwege zijn bewegingen. Ze zijn allemaal bang voor hem, joh!’
‘Hij kan vliegen,’ grijns ik, ‘als een hinde.’
‘Een wat?’
‘Een hinde, een soort hert.’
‘Ah. Nou, ik moet weer verder. Dag.’
‘Dag.’

Hé, de gordijnen zwaaien open. Nu wil ik het weten ook. Ik hol naar binnen, storm de trap op en ben net op tijd op de overloop om mijn vader met een handdoek om zijn middel de badkamer uit te zien glippen. Ik had eigenlijk gehoopt op mijn moeder, maar ik doe het er maar mee.
‘Hebben jullie het nu gedaan,’ hijg ik, ‘hebben jullie gepaard?!’
Mijn vader neemt me zwijgend op.
‘Nou?’
‘Doe niet zo idioot,’ zegt hij en verdwijnt ijlings in de slaapkamer.

Nu snap ik er helemaal niets meer van.

Gemiste kans

Mei 1991. De eerste Golfoorlog is net achter de rug. Op de heenvlucht moest de KLM-Jumbo een omweg maken, vanwege de brandende olie in Koeweit. Ik baad op kosten van het sultanaat Oman in weelde. Zelfs is me zolderruimte toebedacht; mijn suite beslaat de helft van de bovenste verdieping van het Muscat Sheraton Hotel.

Ze werkt in het restaurant en is uit een oosters sprookje geslopen, zo betoverend mooi is ze. Gaandeweg zijn we in gesprek geraakt. Ze komt uit Bombay en werkt als expat in Oman. Eén dag heeft ze vrij per twee weken. Bijna al het geld dat ze verdient, gaat naar de familie thuis. Intussen vraagt ze ook honderduit naar mijn bestaan. We willen alles van elkaar weten.

Op mijn laatste avond in Oman is er een feest in de hoteltuin. Als ik haar vind, begroet ik haar enthousiast. Ze doet ineens merkwaardig kortaf.
What’s wrong?’ vraag ik.
I’m not supposed to mingle with the guests,’ legt ze uit.
But we’re just talking!’ werp ik tegen.
Haar bruine ogen zijn een zwart gat, waarin ik alles dreig te vergeten. Ze vlijt haar hoofd kort tegen mijn schouder.
Oh, I just wish I could lay with you,’ fluistert ze.
Ik wil haar naar me toe trekken, om haar te kussen, maar ze houdt me tegen.
Don’t,’ zegt ze, ‘I’m being watched constantly.’
Inderdaad zie ik een man in een beige pak nadrukkelijk onze kant uit kijken. Hij is me al eerder opgevallen. Ze heeft een waakhond, verdomme.
De enige manier om ongestoord samen te zijn is een afspraak in een ander hotel, begrijp ik, volgende week donderdag, op haar vrije dag. Maar morgen vlieg ik terug naar Nederland.
Shit!’ sis ik hartgrondig.
Ze pakt me bij een elleboog en kijkt me weer zo duizelingwekkend aan.
Come with me to Bombay,’ stelt ze voor, ‘je zult het er prachtig vinden, I promise you. Wat verdien je nou met een verhaal?’
‘Hangt ervan af,’ antwoord ik, ‘gemiddeld 250 dollar, schat ik.’
‘Dat is een kapitaal in India,’ zegt ze, ‘we zouden schatrijk zijn als je één verhaal per maand weet te verkopen. Kom met me mee, I beg you. We zullen schitterende kinderen maken, jij en ik. We’d be perfectly happy together.’

Die nacht kan ik de slaap niet vatten. Tegen het ochtendgloren doet mijn hart zo’n pijn dat ik in tranen uit breek. De opkomende zon verft alles vaal terwijl ik mijn Indiase prinses een brief schrijf. Ik leg uit dat ik wel wil, maar niet kan. Ik heb een heel leven in Nederland, inclusief een vriendin.
You’re too good to be true, perhaps in another life,’ schrijf ik ten besluit en stop, samen met de brief een zilveren kettinkje dat eigenlijk voor mijn vriendin bestemd was in de envelop.

Het voelt alsof ik een rib afsta.

dinsdag, april 03, 2007

Keiharde zloty's

Hij was stout geweest, erg stout. Dankzij gps kon de freule zien dat hij, in plaats van de route-aanwijzingen op te volgen, rechtstreeks naar Polen was gereden, vast en zeker om er de RS4 te verkopen. Met zijn fantasie kostte het ongetwijfeld geen enkele moeite om er een fantastisch verhaal omheen te breien, zodat hij vrijuit zou gaan en er met het geld een tijdje vrolijk op los kon leven.

Zo deden berooide schrijvers dat dus, bedacht de freule. Ze wilden helemaal geen liefde en romantiek, ze deden alleen maar alsof. In werkelijkheid was het ze net zo goed om geld te doen als iedereen. Hij verdiende straf.

Ze zag het voor zich.

Hij ligt als een naakt kruis vastgebonden op het bed.
‘Het jeukt,’ roept hij, ‘haal dat beest van me af!’
‘Dat beest,’ grinnikt ze, terwijl ze met een veer zijn ribben bewerkt, ‘bestaat slechts in je verbeelding. Je hebt het bedacht om je eruit te lullen. Maar dat gaat je dit keer mooi niet lukken, mannetje!’
Ze pakt een vuistdikke kaars, steekt hem aan en schrijft met kaarsvet haar naam op zijn sidderende, nog opmerkelijk platte buik.
‘Kijk,’ zegt ze, zet de kaars op de grond, neemt er schrijlings boven plaats en laat zich er langzaam overheen zakken. Met een sis dooft de vlam. Pijn is fijn.
‘Dit vind je toch lekker?’ hijgt de freule.
Ze berijdt de kaars alsof het een paard in draf is.

Ze kwam binnen tien tellen klaar. Haar spiegelbeeld had een blos op de wangen, ontdekte de freule. Gelukkig had alleen haar lieveling het gezien, die trouwens wel eens honger zou kunnen hebben. Ze trok haar kimono weer aan, wandelde naar de koelkast en pakte het bakje met verse vliegen. Ze viste er een paar levende uit en stopte ze in het terrarium.
‘Smakelijk eten, schat!’ zei de freule.
De bidsprinkhaan zwenkte de kop in haar richting, sloot de ogen en leek nog meer te bevriezen dan anders.
‘Het is ook nooit goed!’ krijste de freule en zakte huilend door de knieën. Ze had alle problemen voor hem kunnen oplossen, ze had hem de hemel willen laten zien. Dat alles had hij laten lopen. Voor een paar zloty’s verdorie!
‘Klootzak,’ snikte ze, ‘waarom heb je me versmaad?’

maandag, april 02, 2007

Oorgetuige

Het behang van dienst is de film Troy, merkwaardig tussen vier en zeven uur ’s middags geprogrammeerd door het ZDF. Brad Pitt is vaak bloot in beeld en spreekt Duits. Geen goede combi. Als cinefiel kijk ik hoe dan ook alleen voor de massascènes, die fraai geregisseerd en gemonteerd zijn. Tussendoor zit ik lekker te werken aan een boekje over doping.

De bewoners van Troje zijn net zo onverstandig geweest om het paard binnen te halen als me iets opvalt dat duidelijk niet bij de film hoort: van buiten klinkt door het wijd openstaande Velux-raam het onmiskenbaar huilende geluid van een propellervliegtuig in duikvlucht. Vervolgens hoor ik het toestel weer optrekken.

Bij de derde keer spring ik op een stoel en steek het hoofd naar buiten. Er is iemand aan het luchtstunten. Iemand die dood wil? Even heb ik dat gevoel heel sterk. Misschien, denk ik, de wens is de vader van de gedachte immers, is het wel een aanslag, op het gemeentehuis of het CWI. In dat geval moet ik het vliegtuig kunnen zien. Terwijl ik hoor hoe de motor weer begint te janken, rek ik de nek in alle standen. Jammer, niets dan blauwe lucht met sluierbewolking.

Toch is er iets veranderd. Het duurt even voor ik het besef: de lucht boven Roermond is weer van vogels.

Nog maar nauwelijks zit ik opnieuw achter mijn noodbook of ik hoor hoe de brandweer massaal uitrukt. Tegelijk op tv overacteert Brad Pitt het sterven van Achilles. Hij is redelijk bloot, dat scheelt. Nog eens klim ik op de stoel. Nergens een rookpluim te bespeuren. Nu is de lucht vol van van sirenes. Politie ook.

Het boekje over doping moet even wachten en ook Troy is me inmiddels worst. Ongeveer iedere halve minuut ververs ik de voorpagina van nu.nl tot bevestigd wordt dat mijn oren me niet bedrogen hebben: inderdaad is hemelsbreed slechts een paar honderd meter van mijn slagzij makende zolderetage een sportvliegtuigje neergestort, middenin een woonwijk.

Mijn tip: cherchez la femme. De piloot wilde indruk op iemand maken. Het lijkt haast een aflevering van Het Lokspoor.

Ik ben er nog steeds stil van.

Mag het ietsje meer zijn? (2)

‘Dag. U heeft me gisteren dit boek verkocht. Maar toen ik thuis kwam bleek het bedorven. En dat klopt ook wel, want er staat nergens een uiterste verkoopdatum op de omslag. Hier, ruikt u maar.’
‘Ik ruik niets. Trouwens, een boek kan helemaal niet bederven. Misschien dat het papier in de loop van de tijd wat vergeelt, maar verder…’
‘Wat zegt u, vergeelt? Moedwillig verkoopt u me een product dat zo maar een andere kleur aanneemt? Ik koop het onder andere vanwege de kleur, mevrouw! Er zou op zijn minst een waarschuwing op de omslag mogen staan voor die vergeling van u. Het is een grof schandaal. Misschien ga ik er wel mee naar het Europese Hof.’
‘Meneer, bedaart u toch. Ik zal wel even een, eh, vers boek voor u pakken.’
‘Zit er kleurgarantie op?’
‘Nee meneer, zo’n garantie bestaat niet. Maar ik garandeer u dat dit boek van binnen even wit blijft, zo lang u het niet blootstelt aan zonlicht.’
‘Dus ik mag het alleen na zonsondergang openen. Fraai is dat. Zegt u eens, bent u zich ervan bewust dat de manier waarop u de middenstander uithangt, vrij trotskistisch genoemd mag worden?’
‘Trotskistisch? Wel heb ik ooit!’
‘U verkoopt me een bederfelijk product en vertelt me dan dat ik het alleen bij nacht en ontij mag gebruiken. Als dat niet dictatoriaal is, dan weet ik het niet meer. Ik wil een product dat zo blijft als op het moment van aankoop. Is dat duidelijk?’
‘Ja maar meneer, ook een auto vermindert al in waarde op het moment dat u de showroom uit rijdt.’
‘Zitten er wielen aan een boek, mevrouw?’
‘Eh, nee.’
‘Nou dan. Ik wil een vers boek met kleurgarantie. Punt uit.’
‘Sorry meneer, daar kan ik u niet aan helpen.’
‘Dan wil ik mijn geld terug.’
‘Dat gaat helaas ook niet. U mag er iets anders voor uitzoeken.’
‘In dat geval, een liter Céline alstublieft.’
‘Die hebben we alleen in gezinsverpakking, meneer.’
‘O. Doet u dan maar een treetje Böll. Maar zonder graten, hoor!’