Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

zaterdag, maart 31, 2007

Mag het ietsje meer zijn?

‘Dag, ik wil graag 287 gram boek.’
‘Pardon?’
‘287 gram. 2 ons, 87 gram. 0,287 kilogram.’
‘Maar meneer, boeken worden niet op gewicht verkocht, maar per exemplaar. Wat denkt u wel, u bent hier toch zeker niet bij de slager!’
‘De klant is koning. Ik wil 287 gram boek en geen gram meer of minder.’
Hoe dan? We hebben hier niet eens een weegschaal.’
‘Weet u wat u moet doen? Er één in huis halen. Dan kom ik morgen weer terug.’

‘Dag, ik heb hier gisteren een boek besteld.’
‘O ja, de meneer die een boekhandel verwart met een slagerij. Nou, ik heb een exemplaar voor u gevonden, hoor. Precies 287 gram. Alstublieft.’
‘Maar hier staan plaatjes in.’
‘Tja, dat had u er niet bij verteld.’
‘En het is ingenaaid en gebonden. Bah, wat een verspilling. Ik wil een paperback. En geen rood op de omslag. Heel belangrijk. Tot morgen. Hopelijk kunt u me dan eindelijk helpen, want eerlijk gezegd is de brief aan de Ombudsman al bijna geschreven.’

‘Dag, ik heb hier eergisteren een boek besteld.’
‘Juist, een paperback van exact 287 gram. Geen plaatjes en geen rood op de omslag. Heel belangrijk. Alstublieft, dit exemplaar voldoet aan al uw eisen.’
‘Maar dit is in het Nederlands! Dat is een keelziekte. Hoe durft u!’
‘Hoe ik durf? Ik heb me precies aan uw instructies gehouden. Hoe kon ik weten dat het geen Nederlands boek mocht zijn? Maar zegt u eens, zijn er nog meer verborgen eisen?’
‘Welnee. Alsof ik zo veeleisend ben. Het is dat ik in een goede bui verkeer. Nog eenmaal zal ik over mijn consumentenhart strijken en u als middenstander een laatste kans gunnen om mij optimaal van dienst te zijn. Tot morgen!’

‘Dag, ik heb hier een paar dagen geleden een boek besteld.’
‘Ik heb het voor u. Hier, 287 gram, schoon aan de haak, geen plaatjes, een paperback, nergens een spoor van rood op de omslag en op zijn Frans.’
‘Fijn, dank u wel.’
‘Nog iets anders van uw dienst?’
‘Nu u het zo vriendelijk vraagt, zou u er misschien de korstjes van af kunnen snijden?’

Sex sells

Kabouter Plompzak zat op zijn paddenstoel een beetje voor zich uit te turen. Er had zich nog steeds geen huurder voor zijn vakantiehuisje gemeld. Vreemd, bedacht hij, in het echte leven was een tweede variant juist heel populair vandaag de dag. In de virtuele wereld konden mensen zich nog eens echt uitleven, hun dromen waar maken, mooier, slimmer, rijker, nog gemener zijn dan anders.

Dat alles bood het vakantiehuisje van kabouter Plompzak ook. En nog veel meer dan dat. Je moest er namelijk vooral je fantasie gebruiken. En fantasie? Wel, het heelal was nog te klein als je gedachten eenmaal de vrije loop liet.

Hoe langer kabouter Plompzak erover nadacht, des te meer zag hij het in: if you can’t beat them, join them. Zijn vakantiehuisje was een gat in de markt. Maar waar bleven de huurders?

‘Joehoe, Plompje!’

Als dat kabouter DD niet was. Kabouter Plompzak boog zich voorover en keek inderdaad recht in het décolleté van zijn buurvrouw, dat zich ergens ter hoogte van haar navel in de eeuwigheid verloor.

‘Zit je weer te piekeren? Dat moet je niet doen, hoor, daar krijg je maar rimpels van!’
‘Weet je?’ verzuchtte kabouter Plompzak. ‘Ik begrijp het gewoon niet. De vraag bestaat, ik heb voor het aanbod gezorgd. En toch gebeurt er niets.’
‘Je pakt het ook helemaal verkeerd aan,’ antwoordde kabouter DD, ‘de mensen willen niet nadenken, ze willen vermaakt worden.’
‘Maar dat probeer ik toch?’ wierp kabouter Plompzak tegen.
‘Nee, Plompje. Jij houdt ze een spiegel voor. Mensen houden niet van de waarheid. Je moet het anders aanpakken.’
‘Hoe dan?’
Wat dacht je hiervan?’ vroeg kabouter DD schalks en knoopte haar blouse open.
‘Wauw,’ slikte kabouter Plompzak, ‘ik begrijp wat je bedoelt. Het draait om de show. Je moet ze eerst het hoofd op hol brengen. Misschien klikt het dan.’
‘Precies Plompje, maak ze geil. Als je het aan mij overlaat, heb ik jouw vakantiehuisje zo vol.’
‘Eh, wat zijn je voorwaarden?’
‘Kom eerst maar eens naar beneden,’ antwoordde kabouter DD en draaide kabouter Plompzak haar imposante achterste toe. ‘Dan zal ik je eens laten zien hoe lekker voorwaarden kunnen zijn.’
‘Alleen voor de k-kijkcijfers dan,’ bibberde kabouter Plompzak en liet zich van de paddenstoel af glijden.

donderdag, maart 29, 2007

Öpslag

‘Dag schat, met mij, je grøte blønde hønnepøn. Nog even över die spaarlampen. Ik wil dat je ze er allemaal weer uit haalt. Niet zörebröre, gewøn doen. En vørtaan ök stöken met de tuindeuren öpen, hør. Trek die dikke trui maar lekker uit en zet de thermöstaat op 24. Zonder trui ben je trøwens helemaal sexy, wist je dat, mijn kleine knösperige knäckebrötje?’

‘Wat zeg je, het parkeerlicht van de Bentley is stökkebrøk? Geen pröbleem, bestel maar een nieuwe. Van het XJ-type, graag. XJ, ja. Xantippe Jöhan. En als je töch bezig bent, we zijn toe aan een zwembad in de kelder, met alle wellness eröp en eraan. Kun je eens wat architecten met de handen laten wapperen? Ö ja, en vergeet niet een beetje hippe beeldend kunstenaar bij het prøject te betrekken. Want het moet natuurlijk wel løk staan.’

‘Nu ik je töch spreek, öns theaterweekendje Lönden kömt te vervallen. Ik heb een privéjet geköcht en daarmee vliegen jij en ik saampjes naar New Yörk. We slapen in de bruidssuite van het Walldörf Astöria. Wat zeg je, zielig vør Anders juniör? Ach, dan laten we hem töch helicöpterskiën in de Röckies?’

‘Ja, je kunt nieuwe börsten gaan uitzøken en die nieuwe böntjas mag je øk bestellen. Ik vind alles best. Vør mijn part begin je een eigen böntjassenlijn. Maakt me niet uit wat het köst. Zeg, kun je je die leuke villa op Capri nög herinneren? Nee, die heb ik niet geköcht. Ik heb namelijk het hele dörp övergenømen. Weten we tenminste zeker dat we öp vakantie een parkeerplaats hebben vør de Ferrari.’

‘Öf er iets met me is? Nee hør. Ik heb alleen net mijn lønöverzicht van 2006 vør me. Maf jöh. Zö goed heb ik het eigenlijk niet eens gedaan. Töch heb ik alweer meer bønus dan salaris. Nu nög zien dat we die 3,7 miljoen öp krijgen, maar dat gaat öns vast wel lukken, hè, lief röndbörstig köttbullartje van me?’

Het beest

H-hoe kan dit?’ stamel ik.
De man naast me op de trekker kijkt me misprijzend aan, alsof het mijn schuld is dat er een heel tracé van een autobaan verdwenen is. ‘Het lokspoor,’ zegt hij in het Limburgs, ‘het is onderbroken. De verbinding moet hersteld.’
‘En wat heb ik daarmee te maken?’ vraag ik.
Nogmaals rust zijn blik laatdunkend op mij. ‘Jij hebt het verschil gemaakt.’ Hij haalt de neus op, spuugt het resultaat aan mijn voeten. ‘Verdomde vreemdelingen,’ smaalt hij.
‘Pardon?’
Ten antwoord gebaart hij dat ik moet uitstappen.

Zodra ik naast de tractor sta, komen er potige mannen op me af gelopen. Snel kijk ik om me heen en zie een gaatje. Het volgende moment ren ik de longen al uit mijn lijf, heuvelaf, richting de Kitskensberg. Blijf ademen, denk ik. Achter me wordt gevloekt. Een geluid dat ik herken uit films: de veiligheidspal van een vuurwapen wordt ontgrendeld. ‘Halt of ik schiet!’ schreeuwt iemand.
Bluf, denk ik. Er nadert een hek met vier rijen prikkeldraad. Ik heb geen vertrouwen in mezelf als hordenloper. Ik begin erop te klauteren als een schot klinkt, gevolgd door een even herkenbaar fluiten. Pal naast me slaat de kogel een krater in een paaltje.

Oké, dit is geen bluf. Ik laat me van het hek af zakken, draai me om en steek de handen omhoog. Vijf, zes mannen zijn binnen een oogwenk bij me. Ze schelden me uit, duwen me. Ik krijg een klap op het hoofd.
‘Au!’ hijg ik. ‘Kappen nu! Ik verzet me toch niet?’
‘Lopen!’ beveelt de man met het geweer.
Ik doe wat hij zegt. Toch voel ik een por tussen mijn schouderbladen. Het doet zo’n pijn dat er een oerkreet aan mijn longen ontsnapt en ik hem te lijf wil gaan, geweer of geen geweer. Het laatste wat ik zie is de kolf die snel dichterbij komt.

Ik kom bij van de kou, barstend van de hoofdpijn, misselijk. Ik probeer op te staan, merk dat ik op mijn rug lig en geen vin kan verroeren. Ik zie dat al mijn ledematen aan paaltjes vastgebonden zitten. Ik ben een levend kruis, denk ik en voel hoe een insect tot in mijn broekspijp doordringt. Om me heen een kring van gestalten. Door het tegenlicht kan ik alleen de gezichten achter me zien.
‘Wat moet dit?’ steun ik.

‘Het beest,’ zegt een stem plechtig, ‘het beest zal de fout herstellen.’
Iemand slaat een kruis en allen volgen, net niet helemaal synchroon, als in een ballet van Pina Bausch. Dan laten ze me alleen, terwijl de kerkklok van Helick juist begint te beieren.

‘Wacht,’ roep ik, ‘welk beest?!’

woensdag, maart 28, 2007

Snert

Het is weer zover. Saldo ontoereikend. Er zit nog 85 cent in mijn portemonnee. Verder heb ik nog voor 50 cent statiegeld in huis. Veel te weinig voor een pakje shag. Dus ben ik overgegaan op de noodvoorraad, gortdroog gruis uit bijna lege builen die ik voor de zekerheid bewaard heb.

Vier pakjes noedelsoep kan ik voor die € 1,35 in huis halen. Maar dat staat al sinds zondag op het menu. Bovendien werd ik vannacht wakker van de kramp in mijn darmen. Het waterige gevolg verdiende de naam diarree niet eens. Er moet iets voedzamers in dan noedelsoep, wil de motor blijven draaien. Maar wat koop je vandaag de dag nog voor € 1,35?

Intussen breng ik mijn financiële horizon in kaart. Binnen vier werkdagen moet ik met € 100 over de brug zien te komen vanwege een snelheidsovertreding met 4 kilometer per uur, drie jaar geleden. Anders hangt me vervangende hechtenis boven het hoofd. Nog twee andere deurwaarders dreigen binnenkort mijn toch al schamele bezittingen in beslag te nemen in verband met schulden uit 2004.

Gelukkig zijn er lichtpuntjes.

Vorige week heb ik een restnota verstuurd aan een klant ad ruim € 130, met het verzoek het bedrag zo spoedig mogelijk over te maken. De klant in kwestie is echter net zo’n kleine zelfstandige als ik en hult zich in stilzwijgen.

Dankzij het feit dat er sommige mensen zo aardig zijn om in ruil voor al dat gratis leesgenot te klikken op de advertenties alhier, ben ik minder dan 10 dollar verwijderd van mijn eerste cheque van 100 dollar van Google. Met een beetje mazzel heb ik hem eind april in huis. Verder heb ik nog wat schrijfopdrachten in portefeuille, à raison van € 600. Dan zijn er de huur- en de zorgtoeslag nog, die rond de 20-ste worden bijgeschreven.

Buiten is het 16 graden Celsius als ik in een keukenkast een blik met extra gevulde erwtensoep ontdek.

Er is nog hoop.

dinsdag, maart 27, 2007

Fragment uit 'De Vlucht'

De bocht snijd ik precies zo aan in als ik van plan was. Het lijkt een achtbaanrit, maar dan zonder veiligheidsbeugel. Soms scheert mijn linkerschouder rakelings langs puntige stenen en scheiden me centimeters van een wisse dood in de afgrond. 90 op de teller. Niemand durft deze lijn te volgen.

Op driekwart van de bocht, ongeveer op het punt waar ik vrij scherp moet insturen en met mijn linkerknie bijna het asfalt ga raken, spuit een rots een bruisende baard van water. Op het wegdek zijn er schaapjeswolken gespiegeld, zie ik in een flits. Aquaplaning!

Van schrik tip ik de rem aan. Voor, heel zachtjes. Ik voel hoe het voorwiel begint te slippen, stuur nog lichtjes tegen, maar dat maakt het alleen maar erger. De volgende tel stuiter ik, nog half verstrengeld met de fiets, over het asfalt, dat uit razende strepen bestaat. Het lullige betonnen randje komt erg snel dichterbij en ik ben er al overheen. De fiets zie ik een meter of 80 dieper in losse onderdelen eindigen, mijn val wordt gebroken door de takken van een dennenboom, die me dan haast voorzichtig op een hellend stukje met mos neervlijen.

Ik heb een blauwe heup, zie ik dankzij de beschadigde koersbroek, een paar flinke japen op mijn armen en benen en schrammen in het gezicht, zo te voelen. Niets gebroken, geluk gehad. Ik klauter naar boven, geef een schop tegen het betonnen randje en vloek in het microfoontje om een fiets. Er lijken minuten voorbij te gaan. Ieder moment verwacht ik de achtervolgers om de bocht op te zien duiken. Gelukkig, daar komt Jelle aangereden, de assistentploegleider. Hij stapt bezorgd uit.
‘Wat sta je daar nou?!’ schreeuw ik, bloedend als een rund. ‘Geef me een fiets, verdomme!’

maandag, maart 26, 2007

Negatief reisadvies

Niet voor ieder wezen gaat het leven even snel. Een vlieg bijvoorbeeld ziet uw hand in slow motion aankomen en heeft alle tijd om met twee harige poten in de neus een goed heenkomen te zoeken.

Het kan extremer. Er bestaan schepsels voor wie een menseneeuw niet meer dan een tel voorstelt. Het is met gepaste trots dat de vorsers van Graaf, Spit & co het bestaan onthullen van een levensvorm die ieder voorstellingsvermogen te boven gaat.

Lang heeft de mensheid gedacht dat het om bergruggen op de bodem van de oceanen ging. In werkelijkheid zijn het organismen die vanwege hun kolossale afmetingen zo’n trage stofwisseling hebben dat het lijkt alsof ze dode materie zijn.

Niets is minder waar. Sinds de tsunami van tweede Kerstdag 2004 zijn wetenschappers eens beter onder het wateroppervlak gaan kijken. Wat blijkt: de enorme vloedgolven van 26 december 2004 zijn veroorzaakt door een bergrug in de Stille Oceaan die zich als het ware op zijn kant draaide. De meeste onderzoekers houden het op een zeebeving. Wat een sufferds. De vorsers van Graaf, Spit & co hebben andermaal verder gekeken dan de eigen neus lang is.

7 december 1941. Tijdens de Japanse verrassingsaanval op Pearl Harbor belandt een bom via een schoorsteen in de munitieruimen van het slagschip de Arizona. De klap is zo hevig dat meer dan duizend matrozen op slag de dood vinden.

Je hoeft geen genie zijn om het verband te zien: zoals gezegd gaat de tijd erg traag in de wereld van de wezens die doen alsof ze onderzeese bergruggen zijn. Er is één probleem: ze kunnen kennelijk niet tegen lawaai. Als een luid geluid de rust verstoort, draaien ze zich net als mensen in hun slaap om, zij het vertraagd. De tsunami van 2004 is dan ook niets anders dan een rechtstreeks gevolg van de ontploffing op de Arizona 63 jaar eerder.

6 augustus 1945. ’s Werelds eerste atoombom detoneert boven Hiroshima met een kracht van ruim 13 kiloton TNT. 140.000 mensen sterven in een tel.

9 augustus 1945. De Amerikanen doen er nog een schepje bovenop en gooien een tweede atoombom, ditmaal met een kracht van 21 kiloton, op Nagasaki. Ongeveer 40.000 mensen vinden in een oogwenk de dood. Pech voor hun dat het primaire doelwit, Osaka, net onder een dik wolkendek ligt.

Voorlopig raden de vorsers van Graaf, Spit & co eenieder aan om gebieden rond de Stille Oceaan te mijden. Belegt u intussen in alles wat waterdicht is.

zaterdag, maart 24, 2007

0 - 0

25 maart 1987. Ik ga voor het eerst in mijn leven naar een voetbalinterland, een kwalificatiewedstrijd voor de Europese Kampioenschappen, in een uitverkochte Kuip. Ik verheug me met name op het juichen uit vijftigduizend kelen, telkens als Marco Van Basten scoort. Samen met hem heeft bondscoach Rinus Michels onder andere Ruud Gullit, Ronald Koeman en Frank Rijkaard opgesteld, dus dat wordt een eitje, die Grieken.

Als jongen heb ik als vaste bezoeker van de thuiswedstrijden van Go Ahead Eagles het nodige meegemaakt qua vertoon van stammendrift, maar als ik zo om me heen kijk, is er ergens een heel grote grot open gegaan. De meeste in oranje gehulde Neanderthalers zijn verwikkeld in onderlinge geschillen. Tussen de vechtpartijen door komen er dierlijke kreten uit, terwijl een enkeling zijn blaas leegt in de ver beneden ons gelegen eerste ring.

Als het Griekse volkslied klinkt, moet ik de vingers in de oren stoppen, zo hels en hard wordt er in mijn vak gefloten. Gelukkig krijg ik kippenvel van het massaal meegezongen Wilhelmus.

Hè, hè, de wedstrijd begint. Shit. Hans van Breukelen mag al na vijf minuten vissen. Saravakos scoort de 0-1. Misverstandje in de defensie. Er gaat een grommen door het stadion. Duizenden Neanderthalers vloeken nu tegelijk.

De rest van de eerste helft heeft Nederland zoals gewoonlijk veel balbezit, maar meer dan breiwerkjes levert het zoals gewoonlijk niet op. In de rust valt een in het oranje gehulde dronken Neanderthaler bijna over de reling. Hij kan zich nog net vastgrijpen en leegt zijn maag in de ver beneden ons gelegen eerste ring.

De 56-ste minuut. Van Basten scoort de gelijkmaker. Ik spring een meter in de lucht en met mij nog zo’n vijftigduizend Neanderthalers. Wauw, ik wil meer.

Helaas. Ooit schijnen zo’n driehonderd Spartanen een heel leger te hebben weerstaan. Ik geloof er geen bal van. De Griekse mietjes nemen iedere gelegenheid te baat om krimpend van pijn ter aarde te storten en verstoren zo het momentum van het Nederlands elftal. Het blijft bij 1-1.

Laverend tussen kots, bloed en laveloze, in oranje gehulde Neanderthalers kost het ons een uur om de auto te bereiken. Voor we Rotterdam uit zijn, is het middernacht geweest. We hebben nog zeker anderhalf uur te gaan. Fijn, ik moet morgen voor dag en dauw op.

Bijna twintig jaar later. Nederland speelt opnieuw gelijk in de Kuip, ditmaal tegen Roemenië. Wat ben ik blij dat ik er niet bij was. 0-0 is nog erger dan 1-1.

Eerlijk duurt het langst

‘Ik heb het gehad, zeg maar.’

‘Ik heb het gehad, wat dat betreft.’

‘Ik heb het gehad, weet je.’

‘Ik heb het eigenlijk gehad.’

‘Ik heb het best wel gehad.’

‘Ik heb het gehad. Reeds.’

Ze komen en ze gaan, de stopwoordjes, lucht die zinloos langs onze stembanden stroomt. Waarom eigenlijk? Omdat we automatisch een voorbehoud maken op dat wat we zeggen. Ik zeg dan wel dat ik het gehad heb, maar zo serieus moet je me nu ook weer niet nemen. Alsof het leven politiek is.

Het kan nog erger: smiley’s. Ze zijn er inmiddels in honderden varianten. Huppelende, huilende, buigende. Sommige steken zelfs hun tong naar je uit. Voor iedere emotie is er wel één.

Gerrit Komrij, trefzeker als altijd, zei het vanavond bij Pauw & Witteman: ‘Als je ergens een ironie-teken bij zet, is het natuurlijk meteen geen ironie meer.’

Ook ik heb wel eens aan de verleiding bloot gestaan om een smiley te typen, in de oervariant dan. Dubbele punt, haakje. Opdat de ontvanger van de boodschap zich zou realiseren dat ik in de gaten had dat ik me op glad ijs begaf en dat ik me dus al bij voorbaat wilde indekken tegen de eventuele gevolgen van mijn woorden.

Maar nee, ik verdom het. Smiley’s zijn niet alleen een belediging voor de taal, ze getuigen daarnaast van een gebrek aan respect voor de lezer. Immers, je bent te lui om woorden te vinden voor wat je werkelijk wilt zeggen. Liever kies je een icoon, want daar zijn er al honderden van. Gemak dient de mens.
Geef mij maar een PS. Dat is wel zo eerlijk.

PS: Hoezo Second Life? In ons eerste leven doen we ook al alsof.

donderdag, maart 22, 2007

Zes minuten

Op mijn rittenstaat moet ik invullen op welke tijdstippen ik passagiers in- en uit- heb geladen. Gemiddeld duurt een rit niet meer dan zes minuten. Doorgaans kost het mij geen enkele moeite om mensen in die 360 seconden naar de mond te praten en het risicoloos over het weer te hebben.
‘Koud voor de tijd van het jaar, wat u zegt. En die wind ook!’
Ik vervoer ze van A naar B en ze mogen zeggen wat ze willen. In de CAO voor personenvervoer staat trouwens woordelijk dat ik het met ze eens moet zijn.

Dat lukt niet altijd.

In mijn taxi worden oplossingen aangedragen voor de integratieproblematiek die sinds de val van Hitlers Derde Rijk onbespreekbaar zijn.
‘Alle buitenlanders op een mammoettanker, een eind de Oceaan op en dan de stop eruit.’
Kamerleden zouden verplicht een maand taxi moeten rijden alvorens op het paarse pluche plaats te nemen. Dan zouden ze niet zo verbaasd zijn over de populariteit van volksmenners.

‘Ze stelen onze banen en ze stelen onze wijven,’ raast de man naast me maar door. ‘En het ergste is nog dat die ambtenarenkliek in Den Haag ze geen strobreed in de weg legt. Ik zal het je nog sterker vertellen: als je blank bent, krijg je niets meer gedaan in dit land.’
‘Alsof Hollanders allemaal van die lieverdjes zijn,’ zeg ik dan. Of iets in die trant. Soms helpt het en worden de passagier en ik het uiteindelijk eens: een klein groepje etters verpest het voor de rest, ongeacht de huidskleur. Soms ook werkt mijn opmerking als een rode lap op een stier.

‘Hollanders slachten tenminste geen geiten op het balkon boven je.’

Op die momenten heb ik lak aan de CAO voor het personenvervoer. ‘Heeft u toevallig Turkse bovenburen?’ informeer ik. Meestal niet, nee. Hoe mijn passagier het dan weet, van die geiten? Hij heeft het gehoord, van een kameraad die weer een vriend heeft die in een volksbuurt van Sittard woont. Het is er godverdomme een getto geworden. Bruinjoekels, waar je maar kijkt. Ik slik en kom alsnog mijn CAO na. De zes minuten zitten er toch bijna op.
‘Dit land gaat naar de klote,’ verzucht ik.
Mijn passagier is het volmondig met me eens. Misschien tipt hij me wel.

Gedane zaken nemen een keer

De jonge vrouw is in lucht opgegaan. Misschien heb ik me haar verbeeld. Ik weet inmiddels zeker dat er iets in de koffie heeft gezeten bij de Audi-dealer. Paddo’s of zoiets. De anderen zijn nog steeds echt. Ze nemen me zwijgend op.
‘En nu?’ vraag ik.
Niemand verroert ook maar een vin.
‘Zal ik een dansje doen?’ stel ik voor.
Ten antwoord hoor ik een tractor naderen. Het lijkt verdorie De Regels wel, denk ik, het moet niet gekker worden. De kring wijkt uiteen en de tractor rijdt voor. De chauffeur beduidt me naast hem te gaan zitten.

In processie slingeren we ons door de straten van Helick. Hier en daar staat al een fruitboom als een roze reuzenparaplu in bloei.
‘Het lijkt wel carnaval!’ schreeuw ik tegen de chauffeur die stuurs voor zich uit blijft kijken.

Vertraagd glijdt het puisterige wegdek voorbij, terwijl mijn botten door elkaar worden geschud. Hebben de fabrikanten van tractoren nou nooit overwogen om de trillingen van de motor te dempen? Geen wonder dat boeren soms zo dom zijn, ze hebben een permanente hersenschudding. Ik zou natuurlijk zo van de tractor af kunnen springen en het op een lopen kunnen zetten, maar ik vrees voor mijn conditie en de meute achter ons. In groepen zijn mensen tot de meest vreselijke dingen in staat.

We hebben de rand van het dorp bereikt en rijden heuvelop een weiland in. Op de top stoppen we en kan ik eindelijk mijn hart weer in mijn keel horen kloppen als de chauffeur het contactsleuteltje omdraait. ‘Kijk,’ zegt hij in het Limburgs, ‘kijk maar goed.’

Op tien uur torent de televisietoren van Roermond boven alles uit, op twee uur herken ik de bomen van de Kitskensberg en verderop de flats van de Donderberg. Een leeuwerik zingt zijn lied. Alles lijkt vertrouwd.

Dan zie ik het en heb op slag kippenvel: nog geen anderhalf uur geleden heb ik hier wegens werkzaamheden in de file gestaan, terwijl ik de motor van de RS4 ongeduldig liet grommen. Waar ik toen ook keek, staken er als voelsprieten hijskranen uit de aarde. Nu ontvouwt zich golvend groen voor mijn ogen. Niets wijst erop dat ik me pal op het tracé van de A-67 bevind, ook een soort lokspoor. Die Internetbom, denk ik, er is meer schade aangericht dan eerst leek.

‘Ik durf het bijna niet te vragen, maar in welk jaar leven we?’
‘Maart 2007,’ antwoordt de chauffeur.
Phew, de tijd klopt tenminste nog. Verder is er alleen maar een autobaan in wording verdwenen.

dinsdag, maart 20, 2007

Gold Card

Hoera! Eindelijk mag ik doen en laten wat ik wil.

Parkeerwachters vlieg ik naar de keel, caissières betast ik onzedelijk en schuimbekkend verbouw ik het interieur van een incassobureau.

Het CWI verandert door mijn toedoen in een rokende puinhoop. Hoe dan ook gaan alle ambtenaren eraan of nou, de helft dan.

Bomaanslagen pleeg ik, op ieder bedrijf dat niet deugt en dat zijn er heel wat. Langs de autobanen van dit land bloeien bloemen van vuur.

Ach wat, ik neem meteen de macht over in Den Haag, schaf de parlementaire democratie af en installeer een raad van wijze mensen. Eens in de vijf jaar wordt er een 66-tal genomineerd, waarna het volgens een soort Idols-formule tot de uitverkiezing van 11 komt. John, nu je speeltje tien op de klippen dreigt te lopen, interesse in de televisierechten?

Een Jumbo kaap ik en vlieg ermee naar Washington. Ik ontvoer Bush en gooi hem boven een township in Zuid-Afrika, waar AIDS welig tiert, uit het vliegtuig, met een bord om zijn nek dat hij graag in zijn reet genaaid wenst te worden, zonder condoom.

Verder vlieg ik, naar Irak en stuur er alle soldaten weg. En passant verniel ik een kernenergiecentrale in Iran. Ik schop Bin Laden uit zijn hol in Pakistan, zaai dood en verderf in Noord-Korea, stop het gedonder in Israël met een neutronenbom, mede vanwege de assonantie.

Tenslotte verbied ik religie, want religie leidt maar tot oorlog.

Alles kan, alles mag.

Dankzij de autipas, een soort credit card waarop staat dat ik vanwege mijn latente autisme zo maar in paniek kan uitbreken en derhalve niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor mijn maffe gedrag.

Waar kan ik hem aanvragen?

Ere wie ere toekomt

Soms weet ik niet wat ik zal schrijven. Omdat ik uit teveel dingen kiezen moet.

Keuzes maken is nooit mijn sterke kant geweest. Mijn brein werkt een beetje als dat van een schaker. Talloze varianten schieten voorbij tot zich een soort van zwart gat opent en ik val, peilloos diep. Kiezen is onmogelijk. Voor iedere optie is wel iets te zeggen.

Minstens 14 blogjes staan te trappelen om geschreven te worden. Ik moet door met Het Lokspoor. Dan zijn er de 26 verhalen nog die voordringen en de 10 romans die in mijn hoofd zitten, niet te vergeten.

Daarbij hijgen de deurwaarders me als vanouds in de nek. Ze hebben alleen iets nieuws. Er dreigt me nu zelfs vervangende hechtenis. Schuift € 50 per dag en zou ongetwijfeld leuke stukjes opleveren, maar moet dat nou echt?

Condition overload.

Maar dan.

Benz en ik beginnen zMaak.

In den beginne stelt zMaak nog helemaal niets voor. De zoveelste speld in de hooiberg vol met spelden die Internet nu eenmaal is.

Dan komt er hulp. Van een andere speld. Een speld die net als ik bijna dagelijks weet te verrassen met een verse blog. Estrella heet ze en ze is behalve een vrouw die vele sarcasmes kan krijgen vooral een engel.

Alle beetjes helpen. zMaak maakt vaart.

Dank je wel, lieve Estrella.

maandag, maart 19, 2007

Rendement

‘Vanavond te gast de gewezen topambtenaar ingenieur Sicco de Quadsteniet. Meneer de Quadsteniet, we zijn u een tijdje uit het oog verloren, maar de laatste keer dat u in de openbaarheid trad, stond u toch op het punt om een politieke functie te aanvaarden? En nu zit u tegenover ons in de hoedanigheid van directeur van een pensioenfonds. Hoe zit dat?’

‘Zoals ik ook bij mijn laatste publieke optreden al uitgelegd heb, ben ik wel goed, maar lang niet gek. Er moet natuurlijk wel wat aan de strijkstok blijven hangen. Vandaar dat ik toch voor het bedrijfsleven gekozen heb. Riant salaris en dan die eindejaarsbonussen, zelfs als je er een potje van hebt gemaakt. Smullen!’

‘U bent als directeur van een pensioenfonds natuurlijk wel verantwoordelijk voor de spaarcentjes van miljoenen mensen. Nu is gebleken dat u ook belegt in bedrijven die clusterbommen fabriceren.’

‘Uiteraard.’

‘Pardon, uiteraard?’

‘Juist omdat we goed voor de spaarcentjes van onze klanten willen zorgen, zijn we constant op zoek naar beleggingsobjecten die het goed doen. Er woedt altijd wel ergens een oorlog op de wereld en anders wordt er wel één uitgelokt. Fabrikanten van clusterbommen hebben een grootse toekomst. Dus hebben de beleggers er alle vertrouwen in en stijgt hun aandelenkoers al jaren gestaag.’

‘Maar clusterbommen zijn afschuwelijke dingen, ze veroorzaken vooral doden onder burgers! Heeft u die vreselijke beelden van afgerukte ledematen dan nog nooit gezien? Het is misdadig dat dergelijke wapens bestaan!’

‘Wat boeit dat? Laten we niet vergeten dat de wereld om geld draait.’

‘Juist ja. Dank u voor dit gesprek. Na de boodschappen zit hier Gijs Grijpstuiver, de man achter de elektrische luchtverfrisser. Blijf kijken!’

zondag, maart 18, 2007

Bliepen of niet bliepen, da's de vraag

Lig ik daar net in slaap te vallen, staat er een alien aan de rand van het bed.
‘Sorry,’ zegt hij, ‘dat ik u tijdens de nachtrust bliep, maar ik vroeg me zo af of ik u mag ontvoeren, bliep.’
‘Nou, dat gaat zomaar niet,’ riposteer ik, ‘wat heeft u er trouwens aan om me te ontvoeren? Ik zou zeggen, vraag gewoon wat u weten wilt. Misschien heb ik de antwoorden wel.’
‘Bliep, we hebben ons aan procedures te bliepen.’
‘Jullie ook al? Grappig, ik heb juist altijd gedacht dat buitenaardse beschavingen een stuk wijzer zijn dan wij mensen. Ik bedoel, procedures zijn tot op zekere hoogte nodig, maar het blijven natuurlijk middelen en geen doel op zich. Af en toe moet er geïmproviseerd worden.’
‘Dit voorval kan een precedent bliepen. Voor je het weet, wil er niemand meer met ons mee, bliep.’
‘Weet u, meneer de alien? De universele waarheden van ons mensen kun je op tegeltjes vinden. Ik heb er alvast één voor u: angst is een slechte raadgever. Zegt u nou maar gewoon waar u naar op zoek bent. Dan zijn we zo weer van elkaar af.’
‘Zo eenvoudig bliept het niet. Als ik zonder u in het ruimteschip opduik, zullen er vragen rijzen. En dan druk ik me gebliept uit. De kans bestaat zelfs dat ik ontbliept word!’
‘Dat moeten we natuurlijk niet hebben. Even onder ons, hoor, maar waarom ik?’
‘Dat mag ik niet bliepen.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat sommige zaken onder het tapijt moeten bliepen, zoals u het uit zou drukken.’
‘Dus als ik het goed begrijp, zijn jullie aliens hetzelfde als wij? Doen jullie net als mensen alles zonder erbij na te denken? Hier, dit zakspiegeltje mag u meenemen naar uw ruimteschip. Laat iedereen er maar goed naar kijken, want de oplossing voor al je problemen zit in jezelf. En nou wil ik pitten. Opzouten, pronto!’
‘Blieperdeblieperdebliep! Ach, bliep ook maar.’

zaterdag, maart 17, 2007

Zij-spoor

Stippellijnen van watten verdelen de blauwe hemel boven Helick in oneindige geometrische figuren. Op de achtergrond de normale optelsom van geluiden waar je doorgaans niet naar luistert: verkeersgedruis, werkzaamheden, vogels. Het is warm voor de tijd van het jaar, maar verder is geen detail overgeslagen. Ik voel zelfs hoe de kou, die nog in de grond zit zoals het hoort, pogingen doet om via mijn voetzolen in mijn lichaam door te dringen.

K-lik-k!’

Alles is echt. Toch moet dit een andere dimensie zijn. Als op commando zwaaien alle voordeuren die ik kan zien, open. Er komen mannen en vrouwen tevoorschijn. Ze nemen me zwijgend op en posteren zich op de stoep en op de weg, zodat ik geen kant op kan.

Zo voelt een flipperbal zich dus, vlak voor hij afgevuurd wordt, denk ik. In een rechte lijn naar de hoofdweg is niet meer mogelijk. Rennen is dus ook uitgesloten. Er staat me een spitsroedenloop te wachten, tussen mensen door die me kennelijk op hebben staan wachten. Iedereen neemt me met over elkaar geslagen armen op. Ik voel mijn handpalmen klam worden.

Bluf, denk ik, dat werkt altijd. Ik begin gewoon te slalommen, ga zelfs het oogcontact niet uit de weg, glimlach vriendelijk, mompel excuses. ‘Sorry, mag ik er even langs?’ De mensen kijken me aan alsof ze de dood in de ogen zien. Toch maar liever naar de grond gekeken. Ik zie paren benen die plaats maken. Mijn vlieger gaat op, ze laten me gaan!

Nee, dus. Er is een kring om me heen gevormd. Misschien dat als ik gewoon een aanloop neem… Kansloos. De kring is twee, drie rijen dik. Vanzelf lopen mijn longen leeg.
‘In het middelpunt van de aandacht,’ grap ik en maak een hulpeloos gebaar met mijn armen. ‘Dat wat ik altijd al wilde.’
Ik sluit de ogen en slik. Dit is het dus. Ik ga gelyncht worden en ik heb geen flauw benul waarom.

‘Alstublieft,’ zegt een stem van fluweel na een stilte van eeuwen.
Er staat een jonge vrouw tegenover me die ik nog nooit gezien heb. Toch ga ik helemaal kopje onder in de bergmeren die haar ogen zijn. Over deze ontmoeting heb ik nou al die jaren gedroomd.
‘J-jij?’ stamel ik.
‘Ik zal alles zijn wat u wilt,’ smeekt ze, ‘maar we hebben zo lang op u gewacht. Alstublieft, helpt u ons.’

donderdag, maart 15, 2007

Ondiep

Mei 1968. Frankrijk staat in brand. Een algemene staking teistert de economie. Bijna dagelijks woeden er in de grote steden veldslagen tussen politie en een allegaartje van arbeiders en studenten.

Ja, u leest het goed: studenten. Om precies te zijn begon de meirevolutie van 1968 aan de middelbare scholen en universiteiten van Parijs. Charles de Gaulle greep met harde hand in, waarna het hele land op tilt ging.

Maart 2007. De wijk Ondiep in Utrecht is nu al voor de tweede avond achtereen hermetisch afgesloten van de buitenwereld. De autoriteiten zijn bang dat voetbalsupporters zich met de toch al gespannen situatie gaan bemoeien.

Ja, u leest het goed: voetbalsupporters. Triest. Begrijp me goed, ik heb niets tegen de F-side en aanverwante idioten met een surplus aan stammendrift. Hartstikke lieve jongens, alleen een beetje gewelddadig als ze met z’n allen zijn. Nee, de situatie is triest omdat de studenten schitteren door afwezigheid.

Tussen mei 1968 en maart 2007 gapen bijna veertig jaar. In die tijd hebben de studenten een metamorfose ondergaan. Niet langer zijn ze idealist en springen ze op de barricaden bij ieder sociaal onrecht. Welnee, de studenten van vandaag voelen op hun beurt de zweep. Binnen vier à vijf jaar moet je afstuderen, want anders sjees je.

De bofkonten die aan onze universiteiten ingeschreven staan, hebben geen idee van wat de bewoners van Ondiep bezielt. Ze willen het niet eens weten. Studenten denken niet na, ze blokken alleen maar, ze stouwen feitjes. Wat intellectuele voorhoede? Later, als ze afgestudeerd zijn, willen ze binnen lopen. Ze zijn op hun beurt slaven van het systeem geworden, ze zitten met hun neus in de boeken en vergeten dat de aarde draait.

Studenten? De enige manier waarop ze nog tot de openbaarheid weten door te dringen is als populaire categorie bij sekslijnen. ‘Hete studentes willen het anaal.’ Dat werk. Voor revolutie moeten we het tegenwoordig van randdebielen hebben.

Ondiep. What’s in a name?

woensdag, maart 14, 2007

Een wereld van verschil

‘Van mijn moeder heb ik geleerd dat ik niet met vreemde mannen mee mag gaan,’ zeg ik en glimlach erbij.
‘Niet zeiken,’ snauwt de man, ‘opstappen!’ Intussen geeft hij met tussenpozen gas. De scooter klinkt als een nijdige horzel.
‘Waarom zou ik?’ vraag ik.
De man speurt de omgeving af. Dan rochelt hij en spuugt een gelige klodder aan mijn voeten.
‘Zeg eens,’ probeer ik, maar hij verdwijnt, met een sliert grijze wolkjes als staart. Dan pas merk ik wat ik in de handen houd. ‘Uw helm!’ schreeuw ik.

Het kan verkeren. Nog geen uur geleden zoefde ik in een Audi RS4 over ’s Heren wegen en nu wandel ik door Helick, hopend op een bushalte, met een helm waar ik niets aan heb. Ik ruik eraan. Vreemd, heel in de verte meen ik een zweem Chanel No. 5 te bespeuren. Of heb ik dat verwacht? Nog eens steek ik mijn neus in het inwendige van de helm. Nee, niets bij nader inzien behalve de geur van oud zweet.

Kijk aan, niet alleen is in Helick onlangs de tamtam afgeschaft, ook is er een bushokje neergezet, om precies te zijn in de… Hé, wat lees ik nou, de Lethedreef? Eerst de Styx, nu de Lethe. Twee rivieren in de onderwereld van de Griekse mythologie. Dat kan geen toeval zijn. Kondigt de dood zich aan? Of wacht. Ik knijp de ogen samen, ‘Ietherdreef,’ staat er, naar een zalig verklaarde kapelaan uit de regio. Is dit paranoïa? Doet er niet toe, wegwezen hier.

Nee dus. Er rijdt vandaag geen bus meer door Helick. Morgenochtend om 6.47 uur ben ik de eerste. Kan ik verdorie het hele eind te voet terug. Zeker vijf kilometer te gaan. Wat moet ik nou met die helm? Net heb ik besloten het ding op het bankje van de bushalte achter te laten als de kerkklok van Helick nogmaals slaat.

Eigenlijk zou ik me in beweging moeten zetten, naar de hoofdweg, maar alsof er lijm aan mijn zolen zit, moet ik luisteren naar de nagalm van de kerkklok. Deze hele bizarre dag maak ik wellicht alleen maar mee vanwege dit moment. Alles nu, mijn motto. Ik spits de oren. Stel, ik zou niet weten dat er een klok heeft geluid, wat hoor ik dan? Lucht die ruist, besluit ik.

‘K-klik-k!’

Ik heb het geluid nog nooit gehoord. Toch kan ik het meteen thuis brengen. Ik knijp mezelf. Au. Shit, dit is echt. Dom ben ik, erg dom dat ik het aanbod van de dikke man op de scooter niet heb aangenomen.

maandag, maart 12, 2007

Pokeren

‘Oké. November 2004, Brussegem. Een man van 46 gooit benzine over zijn wagen en steekt hem in brand. Met hem sterven zijn vijf kinderen, in leeftijd variërend van 4 tot 17.’

‘Daar ga ik met gemak overheen. Februari 1999, Linden. Een 47-jarige man doodt zijn vrouw en twee kinderen met een hakbijl. Daarna pleegt hij zelfmoord.’

‘Is dat alles? Juli 2002, Roermond. Een man van 35 steekt zijn huis in brand. Zes van zijn zeven kinderen vinden de dood.’

‘Ha! Mei 2004, Berghem. Een vrouw vermoordt haar drie kinderen en springt daarna voor de trein.’

‘Tss. Maart 2005, Roeselare. Omdat ze niet kan verkroppen dat haar man bezoekrecht krijgt, doodt een 35-jarige vrouw haar dochtertje van 5 om vervolgens zelfmoord te plegen.’

Eat this. Februari 2007, Nijvel. 40-jarige vrouw brengt haar vijf kinderen met een mes om het leven. Haar zelfmoordpoging mislukt.’

‘Een royal flush! Maart 2007, Hengelo. In een woning worden de drie levenloze lichamen aangetroffen van een moeder en haar twee kinderen. De zwaargewonde vader zal een paar dagen later moord ten laste gelegd worden.’

‘Sorry, maar de pot is voor mij. Maart 2007, Haarlem. Een man van 32 vermoordt zijn schoonmoeder en springt met zijn, volgens getuigen tegenstribbelende zoontjes van 4 en 6 voor de trein.’

Het braamsteentje

Vijftien ben ik. Waar mijn leeftijdgenoten zich bezig houden met bier drinken en meisjes vingeren, staat mijn leven in het teken van sport. ‘s Middags zijn er internationale wedstrijden gehouden. Met een soort van plankenkoorts stap ik het ijs op, dat zo hard is als ik het nog niet heb meegemaakt en waarin ik mezelf verkeerdom kan zien. Nederland gaat gebukt onder een lagedrukgebied en ik heb de volle 400 meter voor mezelf. Dit is de kans om mijn PR op de 1.500 meter aan te scherpen, dat al een wereldrecord is, officieus weliswaar want tijdens een training gereden, maar seconden sneller dan mijn generatiegenoten. De coaches voorspellen me een grootse toekomst.

Eerst met het ijs praten. Ik zet flink aan voor de bocht, ga keihard onderuit en schuif zo de stoeptegels op, want de strobalen van vanmiddag zijn alweer weggehaald. In de volgende bocht gebeurt hetzelfde, er moet iets mis zijn met mijn schaatsen. Bloedend uit alle knieën en ellebogen zoek ik een bankje op en trek ze uit. Bij het licht van een tl-buis die ongeveer iedere vijf seconden knippert, ontdek ik inderdaad een braampje op mijn linkerskippy.

Op blote voeten gaat het naar de kleedkamer. Shit, geen braamsteentje in mijn sporttas. Dat ligt dus nog thuis, op zolder. Gelukkig zit een clubgenoot juist de schaatsen onder te binden. Ik weet niet hoe hij heet. Wel dat hij altijd naar hooi ruikt.
‘Mag ik jouw braamsteentje misschien even lenen?’ vraag ik.
‘Neuh,’ zegt hij, ‘dat mot je self moar metnèm’n.’
Vrij vertaald bedoelt hij dat ik maar op voetbal moet gaan als ik op zoek ben naar solidariteit. Als schaatser dien je hard te zijn, voor anderen, maar vooral voor jezelf.
‘Maar dan moet ik helemaal naar huis!’ roep ik en voel mijn knieën en ellebogen schrijnen. ‘Tegen de tijd, dat ik terug ben, is de training voorbij!’
‘Hmpf,’ zegt hij, staat op en verlaat de kleedkamer zonder me een blik waardig te gunnen.

Toen en daar besloot ik dat mijn schaatscarrière voorbij was. Pakweg 33 jaar later zie ik Nederland ook op het onderdeel ploegenachtervolging bij de mannen wereldkampioen worden in Salt Lake City. De gedachte is onvermijdelijk: wat nou als ik dat braamsteentje wel had mogen lenen, hoe snel was ik dan geweest?

zaterdag, maart 10, 2007

Trippen in Limburg

Ach, ik kom er nog eens uit zo, ontmoet species van de menselijke soort, een bejaard exemplaar, om te beginnen. Ze heeft een wrat op haar linkerwang die ik tot nu toe alleen maar in sprookjesboeken heb gezien, bij heksen.
‘Mag ik u wat vragen mevrouw? Kunt u me vertellen waar het politiebureau is?’
De vrouw buigt achterover en richt haar paraplu op mij. ‘Maak dat je hier wegkomt,’ krast ze in het Limburgs, ‘voor je eigen bestwil!’

Tref ik uitgerekend de dorpsgek. Ik probeer het nog een keer, bij een jonge moeder met een peuter in een wandelwagen beladen met boodschappen.
‘Sorry,’ zeg ik, ‘mijn auto is gestolen en ik wil aangifte doen. Weet u het politiebureau?’
De blik waarmee ze me opneemt, komt me bekend voor. Hij is niet van hier, denkt ze, anders had hij de taal wel gesproken.
De peuter in de wandelwagen spuugt een bel waarin de hele wereld zich spiegelt als de kerkklok van Helick eenmaal slaat. De bel spat uiteen en de vrouw lijkt zich de tekst te herinneren, alsof een souffleur die haar heeft in gefluisterd. Het politiebureau blijkt wegbezuinigd. Wel is er een soort van wijkagent. ‘Styxdreef… of nee,’ hakkelt ze met een sterk Limburgs accent. Uit een zak van haar spijkerbroek bibbert ze een briefje tevoorschijn. ‘Stikkersdreef 13.’
‘Die weet ik nog te vinden ook,’ zeg ik. ‘Taxichauffeur geweest, vandaar. Bedankt en nog een fijne dag!’

Als ik verder been, valt het me op. Waar ik ook kijk, zijn er mensen achter de ramen verschenen. Of speelt de weerschijn van de zon spelletjes met mijn ogen, verbeeld ik me de gezichten? Ik kijk over de schouder. De peuter dreint, maar zijn moeder is stoïcijns aan het bellen tot ze in de gaten krijgt dat ik haar zie. Als betrapt keert ze me de rug toe. Gaat het over mij? De Styx verdorie, denk ik, dat is de rivier die je moet oversteken om in het dodenrijk te komen. Mijn hart slaat in galop. Misschien moet ik gewoon zsm naar Roermond aftaaien. Kan ik altijd nog aangifte doen.

Op het eerste het beste kruispunt sla ik linksaf, waar ik voor de Stikkersdreef juist rechtsaf had moeten gaan. Na een tel of vijf hoor ik de kerkklokken nogmaals slaan. Is er nu al een kwartier voorbij? Dat kan niet, besluit ik, als je paranoïde bent, zou je er wel eens een signaal in kunnen zien. Onwillekeurig versnelt zich mijn pas. De nagalm van de klokken walst nog boven de straten van Helick als achter me een nijdig zoemen klinkt. Het is een dikke man op een scooter, ontdek ik omkijkend. Pal naast me komt hij met piepende banden tot stilstand.
‘Snel,’ hijgt hij en geeft me een helm aan, ‘stap achterop!’

vrijdag, maart 09, 2007

Beperkt houdbaar

Gisteren was er een documentaire op televisie: Beperkt Houdbaar, van Sunny Bergman, over de vele manieren waarop een vrouw tegenwoordig de tand des tijds kan tegenhouden, van injecties met botox tot en met schaamlipcorrecties. De conclusie van de documentaire is schrikbarend: meer dan ooit draait het in onze samenleving om uiterlijkheden en vooral de vrouw is het haasje. Mannelijkheid stoelt namelijk op status, terwijl vrouwelijkheid enkel en alleen met schoonheid wordt geassocieerd. Vrouwen boven de 30 kunnen zich straks zonder vaginalift niet meer fatsoenlijk in de sauna vertonen. Alsof al dat feminisme helemaal voor niets is geweest.

Sorry hoor, maar is dit niet gewoon een kwestie van wat er eerder was, de kip of het ei?

Ziet u, vrouwen en mannen zijn slechts om één reden op de wereld: het voortbestaan van de soort. Het is de rol van de vrouwen om mannen zo gek te krijgen zaad in hun vagina achter te laten. De geschiedenis heeft geleerd dat vrouwen daarbij geen zee te hoog gaat, want anders waren we er nu niet met zijn zes miljarden geweest op de aarde. De strijd is echter een nieuwe ronde in gegaan. De hedendaagse man moet aan vele verlokkingen weerstand bieden: Internet, snelle auto’s, vissen, voetbal. Vandaar dat westerse vrouwen al jaren miljarden aan make-up spenderen. Maar is dat beetje bedrog genoeg vandaag de dag?

Van eyeliner naar botox is nog een hele stap, maar hij komt op hetzelfde neer: de werkelijkheid wordt verfraaid, ter meerdere eer en glorie van de mensheid. Zo beschouwd is plastische chirurgie niets anders dan een fase in de eindeloze wapenwedloop van de evolutie. Alles best, maar zonde van het geld.

Op een dag zien vrouwen misschien in dat ze al mooi genoeg zijn van zichzelf. Leve de (lach)rimpels!

woensdag, maart 07, 2007

Zen zonder zijwieltjes

Het heeft zijn voordelen om gescheiden vader te zijn, maar de nadelen zijn ook niet mals.

Zo wordt er met de voedseldistributie in dit land totaal geen rekening mee gehouden dat een eenpersoonshuishouden anderhalve dag per week in omvang verdrievoudigt. Een pak mihoen bijvoorbeeld is verkrijgbaar in verpakkingen van 250 gram en van een kilo. Een tussenweg bestaat niet. Die 250 gram zijn te weinig voor de mannetjes en mij, maar als ik voor dat kilo kies, zit ik dus minstens drie dagen achter elkaar mihoen te eten. Frisdrank en vruchtensap, zelfde verhaal. Aan één pak per persoon hebben de mannetjes niet genoeg. Aangezien we niet dezelfde smaak hebben, is het iedere zondag prijs: ik kan weer zo’n anderhalve liter frisdrank en vruchtensap door de afvoer spoelen.

Nu zult u zeggen: koop dan van die handige portiepakjes! Nou, die handige portiepakjes zijn leuk als je ze kunt betalen. Voor drie pakjes Appelsientje van 200 milliliter elk dok je exact 2,22467 keer zoveel als voor een literpak sinaasappelsap van het huismerk. Ik ben wel goed, maar niet gek.

Dat alles is nog tot daaraan toe. Het ergste van gescheiden vader zijn is dat je weekendpapa bent. Het doordeweekse leven van mijn zoons ontgaat me bijna volledig. Op mijn slagzij makende zolderetage zijn ze nauwelijks bereid om over thuis of school te praten. Logisch, ze zijn er juist even uit.

Gelukkig heb ik Bart nog wel zijn eerste stapjes zien maken, maar dat hij ineens zonder zijwieltjes kan fietsen heb ik moeten missen. Vandaag stuurde mijn ex er foto’s van op. Als een veldheer zit mijn jongste op de Loekie-fiets terwijl hij inderdaad zonder zijwieltjes op de camera af snelt.
‘Kijk,’ lijkt hij te roepen, ‘hoe stoer ik ben!’

Bart heeft de balans ontdekt. Fietsen is vliegen. Je moet je eraan over geven, dan word je het de baas.

Met het vergrootglas van de Windows-viewer haal ik het beeld zo dichtbij dat Barts grijnzende gestalte bijna heel het scherm omvat. Mijn ogen vullen zich met tranen. Het doet verrotte zeer dat ik er niet bij kon zijn, maar wat ben ik trots.

Stop de persen, mijn jongste zoon kan zonder zijwieltjes!

dinsdag, maart 06, 2007

About Asbestos & mesothelioma

Hij zag al vroeg in dat alles handel was: op vijfjarige leeftijd verkocht About Asbestos zijn moeder en zus aan een passerende oliesjeik. Wat later kwam zijn vader onder mysterieuze omstandigheden om het leven. Van diens lichaam is nooit ook maar een vezel terug gevonden, maar er gingen destijds geruchten dat Asbestos senior in onderdelen over de toonbank was gegaan.

Voortaan verkocht de piepjonge About Asbestos alles wat los en vast zat. Het verhaal gaat dat hij eens het licht van een lantaarnpaal aan een voorbijganger met een krant verhuurde.

Of het zijn Griekse bloed is dat zijn succes verklaart? Nog voor hij meerderjarig werd, deed About Asbestos de Eiffeltoren, het Vrijheidsbeeld en de strafschopstip van het Wembley-stadion van de hand, in twee van de drie gevallen zelfs meermaals.

Inmiddels wordt het vermogen van About Asbestos geschat op ruim 140 miljard dollar. Nog dagelijks wordt hij rijker met de verkoop van illusies en producten die eigenlijk helemaal nergens voor nodig zijn. De nieuwste creatie van het Asbestos-imperium is geitenkaas voor onderweg: vijf handige plakjes geitenkaas in een pakje. Voor de helft van de prijs koop je twee keer zoveel geitenkaas aan een stuk en snijd je er zelf (tien) plakjes van, maar een kniesoor die daarop let.

Wilt u het geheim van About Asbestos weten, is het ook uw wens om schatrijk te worden met luchthandel? Zijn biografie All About Asbestos, met tal van verkoopkneepjes en – trucs, is hier te bestellen. U komt dan meteen te weten wat dit stukje in vredesnaam met mesothelioma te maken heeft.

Reisplannen

‘Indien mogelijk omkeren,’ blijft de vrouwenstem maar zeggen, steeds op exact dezelfde toon. Ze zou intussen toch moeten weten dat ik niet van plan ben om naar haar te luisteren. Hoe zet je zo’n navigator uit?

Telkens als ik gas geef, lijkt het alsof er een luipaard gromt en wordt mijn rug ruw in de kuipstoel geduwd. Wat een achterlijk snelle bak is dit! Er staat al een grijns op mijn gezicht vanaf het moment dat ik vanochtend de uitnodiging van de Audi-dealer op de deurmat vond. Ik mag een paar dagen een RS4 uitproberen. Een cadeau van een fan. Vast dezelfde fan als van de tripeltjes in de caravan. Zij is het geweest die de navigator heeft geprogrammeerd, vermoed ik. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.

‘Indien mogelijk omkeren,’ zegt de vrouwenstem.
Ik krijg wat van dat mens. In een poging haar te overstemmen zet ik de radio aan en zap naar een nieuwszender. Het gaat alleen maar over de bom die vannacht op het Internet tot ontploffing is gekomen, waardoor tientallen mailservers plat liggen. Een vage terroristische groepering, die beweert een onafhankelijke cel van Al Qu’aida te zijn, eist de verantwoordelijkheid op. Sommige commentatoren vragen zich af of er een verband bestaat met de Marokkaanse jongen, die vanochtend met doorgesneden keel is aangetroffen in een vuilcontainer in Beegden. Ik kan niet helpen het te denken: meneer Bruin?

‘Indien mogelijk omkeren.’
Nee, mevrouw Tom-Tom, ik keer niet om. Ik ben vast van plan om mijn mannetjes te gaan halen. En dan scheuren we via de Nürburg-Ring en een McDrive naar het hotel van mijn broer in Sauerland. Zo gaan we het doen, mevrouw Tom-Tom, en niet anders.

‘Indien mogelijk omkeren.’
Oké, nu heb ik het gehad met haar. Bij de eerste de beste gelegenheid zet ik de RS4 stil en vogel net zo lang met de menu’s tot ik de vrouwenstem het zwijgen weet op te leggen. Zo, nu kan het grote genieten beginnen. Of wacht. Je moet het ijzer smeden als het heet is. Nu ik toch stilsta, kan ik net zo goed even mijn blaas legen. Ik laat de luipaard spinnen als ik naar een boom toeloop, want het moet tegen een boom.

Dat lucht op, denk ik, terwijl ik de bast van de berk bestudeer waarop mijn urine afketst. De dalmatiër onder de bomen, denk ik. Ineens klinken snelle voetstappen achter me. Ik kijk over de schouder en zie iemand op de Audi afrennen.
Je kunt een boel dingen onderbreken, maar piesen niet. Ik ben net op tijd terug op de parkeerplaats om de RS4 grommend en met rokende banden te zien wegrijden.

zondag, maart 04, 2007

De pijn van Leonardo

Het is maar goed dat Rita Verdonk niet in Brazilië geboren is. Daar is het de gewoonte om je de bijnaam aan te meten die je op straat krijgt. De speler over wie ik het heb, doet zijn (bij)naam alle eer aan. Hij is zo’n aanvaller die de bal aan een touwtje lijkt te hebben. Daarbij heeft hij passeerbewegingen in huis die je alleen maar in het circus ziet. Maar vandaag werd hij, huilend op een brancard, afgevoerd uit de Arena. Kruisbanden gescheurd. Minstens negen maanden uit de running. Alweer!

Arme Leonardo. In Feyenoord-shirt kampte hij eerst langdurig met een enkelblessure voor hem hetzelfde gebeurde als vandaag tegen Heerenveen, maar dan met de linkerknie. Toen hij na ruim een jaar zijn rentree maakte, was hij geen schim meer van zijn oude zelf. Hij werd bij NAC gestald, als groeibriljant tussen stoempers (dat ze Jenner naar AZ hebben laten gaan!). Ziedaar, tijdens de winterstop, leek het sprookje van Leonardo alsnog een vervolg te krijgen. Het beursgenoteerde Ajax wilde hem hebben.

Toegegeven, het Damrak was niet onder de indruk en veel rendement heeft Leonardo als Ajacied ook op het voetbalveld nog niet opgeleverd. Maar het had wat kunnen worden met hem. Want het zijn dan wel godenzonen in Amsterdam, maar van de F-jes tot en met het eerste ben je een nummer op het veld, en dat nummer brengt bepaalde taken met zich mee, bij balbezit en, belangrijker haast nog, bij balverlies, of je nu Leonardo heet of Bergkamp. Onder een vaderlijke trainer als Ten Cate had de Braziliaan de juweel kunnen worden die in hem schuilt.

Maar nu zijn de kruisbanden van zijn rechterknie afgescheurd. Zelfs in een bijna volle Arena kon je hem horen schreeuwen van pijn. Leonardo staat een langdurige revalidatie te wachten. Voor de derde keer zal hij zich moeten zien terug te vechten. Eerst zal hij bedolven worden onder de beste wensen. Maar naarmate de maanden verstrijken, zal de strijd eenzamer worden. Sterkte, Leonardo, ik zal je missen in de tussentijd.

Spiegel van de ziel

Ze begint bij mijn enkels. Ik kan niets zien, alsof ik geblinddoekt ben, gaat alles op gevoel. Is het haar tong? Nee, het is een ijsklontje. Als een tgv raast de kou door mijn lijf. Ik wil me omdraaien en de warmte opzoeken, maar ik kan me niet bewegen. Is dit nog leuk?

Ze is aan mijn dijen toegekomen. Ik wil het niet, maar ik voel hoe mijn penis zich met schokjes verheft. Ze strijkt er plagerig langs en schiet dan ineens omhoog. Het ijsklontje is kwijt, denk ik, terwijl haar handen warmer worden om mijn hals. Is het haar adem die ik hoor? Er ruist iets, onder het dekbek. Ik ben bang en geil tegelijk.
‘Alsjeblieft,’ wil ik zeggen, ‘maak me los’.
De woorden zijn wolken geworden, ik kan er niet bij. Vermoedelijk zijn dit naweeën van een verdovend middel. De druk op mijn hals neemt toe. Wurgseks, denk ik. Wat moet dit voorstellen, het verkennen van mijn grenzen? Ik wil dit niet. Ik wil dat ze me losmaakt. Misschien heb ik een prop in mijn mond. Ik kan enkel maar kreunen. Alsjeblieft, maak me los.

Ze laat me niet los. Ik krijg bijna geen lucht meer, moet hoesten, maar ook dat lukt niet. Ik weet zeker dat ik stik. Shit, ze vermoordt me. Over dit soort dingen lees je. Wat een manier om te gaan! Nog één keer zuig ik de longen vol en ruik ik het: de geur van Chanel No. 5. Ineens schiet het me te binnen: het is geen vrouw, het is de plant! Eén van de stengels heeft zich tot in de slaapkamer weten te werken en heeft zich nu als een wurgslang om mijn nek gekronkeld. Alle systemen gaan op rood.

‘Huuuu!’
Ik zit rechtop in bed. Drijfnat van het zweet, hijgend. Het duurt even voor ik me realiseer waar ik ben: op mijn slagzij makende zolderetage, waar de regen onverminderd op de Velux-ramen blijft kletteren. Ik slaak een zucht. Waarschijnlijk ben ik wakker geschrokken van mijn eigen schreeuw. Het moet een nachtmerrie zijn geweest. Opgelucht kruip ik weer onder de wol. Toch is er iets, iets ondefinieerbaars, als jeuk op je rug op een plek waar je net niet bij kunt. Ik kan niet helpen het te denken: dit verhaal gaat nog een staartje krijgen.

vrijdag, maart 02, 2007

zMaak bestaat!

Alle doorgedraaide dragonders nog eens aan toe! Hoe kunnen ze, ik bedoel, dit is toch te gek voor woorden. Dan denk je dat je alles hebt gehad en dan komen ze hiermee op de proppen. De domheid, het totale gebrek aan fantasie! Je broek zakt er van af. Mensen die zulke dingen bedenken zouden eigenlijk postuum geaborteerd moeten worden.

Benieuwd hoe het verder gaat? Klik hier.

donderdag, maart 01, 2007

Behekst

Het ruikt alsof er iemand een hele fles Chanel No. 5 heeft leeg gegooid en er hangt een roze nevel in mijn woonkamer. Ineens schiet de dame in de Rolls Royce me weer te binnen. Wie zou ze zijn? Dan open ik het kantelraam zo wijd mogelijk.

Ik knijp de ogen dicht. Dit bestaat niet, denk ik. De plant lijkt te pulseren. Of zou dat het effect van de parfumlucht zijn? Eén van de stengels heeft zich naar een stopcontact gewurmd. Ik haal een bezemsteel erbij, verbreek de verbinding en het pulseren stopt. Of ben ik aan het hallucineren? Ik moet toch eens op Internet opzoeken wat mij is komen aanwaaien. Maar dat is van later zorg. Eerst douchen.

Als ik me eindelijk sinds uren weer warm voel, denk ik aan wat er had kunnen gebeuren als ik niet wakker was geschrokken in de caravan. Dan had ze me geschaakt. Met welk doel? De hete druppels roffelen op mijn hoofdhuid. Ik hoef alleen maar mijn ogen dicht te doen en ik zie het voor me.

Op glazen muiltjes met naaldhakken na is ze naakt en ze komt tergend traag op me af gekropen. Af en toe giechelt ze. Ze knoopt mijn broek los, neemt mijn al stijve lid in haar mond, terwijl ze me blijft aankijken als een onschuldig kostschoolmeisje. Als een slang kronkelt haar tong over mijn eikel en met haar lippen oefent ze op precies de juiste plaats druk uit. Er ontsnapt een kreun aan mijn binnenste.
‘Wacht,’ zegt ze als ik er bijna ben, ‘nu mag je kijken.’
Ze sluipt op de knieën van me weg en gunt me een blik op haar brievenbus, die als een mandje onder haar billen hangt. Ze draait haar hoofd naar me om, lacht en ik krijg een glimp van haar linkerborst, die op een omgekeerde piramide lijkt. Ze gaat bevallig staan, loopt als een mannequin naar een nachtkastje en haalt er een dildo uit. Ze doet er eerst hetzelfde mee als ze net bij mij deed, voor ze de zuignappen aan de onderkant bevochtigt en de dildo stevig op de eikenhouten vloer plaatst.
‘H-handig!’ hijg ik.
Haar giechels gaan over in steunen als ze zich langzaam over de dildo laat zakken. Dan berijdt ze het apparaat, als een paard in draf.

Na het douchen eet ik eerst wat. Dan check ik mijn email. Vreemd, geen nieuwe berichten, zelfs geen spam. Dit is nog nooit vertoond. De gedachte is onvermijdelijk: er klopt hier iets niet.