Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

woensdag, januari 31, 2007

Net stress

Ze had nog maar juist met de videorecorder leren omgaan, maar nu is ze met haar 73 jaar zelfs actief op het wereldwijde web: mijn onvolprezen moep. Toegegeven, dat heuglijke feit is vooral te danken aan haar partner. Niet dat hij een type is dat onvoorbereid in het diepe springt. Maanden van wikken en wegen gingen aan de finale klik vooraf. Sinds gisteren kan ik me zijn huiver levendig voorstellen.


Eindelijk kunnen mijn noodbook – met losse muis en dito toetsenbord – aan de kant: bij een abonnement voor een mobiele telefoon kreeg ik een PC cadeau. Op de doos staat dat het ding in Thailand is gemaakt en dat kan wel kloppen, want als de harde schijf draait, maakt het een gorgelend geluid, alsof er nog water in zit.


De installatie van Windows XP hoef ik maar twee keer over te doen. Welgemoed begin ik aan de tweede klus: het verkrijgen van toegang tot het net. Een eitje, zou je zo zeggen. Nou, mooi niet dus. Ik blijf maar foutmeldingen krijgen. De USB-hub kan niet over de juiste software beschikken of zoiets. Ik mijn hele slagzij makende zolderetage op zijn kop zetten, op zoek naar de bijbehorende CD-Rom. Hiep, hiep, hoera, ik vind hem ook nog. Alleen lust de USB-hub nog steeds niets. Vriend Benz, al de hele dag mijn trouwe help desk, raadt me aan naar de site van de fabrikant te gaan en daar de juiste driver te downloaden. Zo gezegd, zo gedaan. Wat blijkt? Uitgerekend het serienummer van mijn USB-hub staat er niet bij op de waslijst.


Intussen heb ik al een mailtje gestuurd naar de helpdesk van @Home. Vrij vlot komt er een berichtje terug: voor dit soort technische problemen moet ik toch echt even bellen, à raison van lokale kosten alsmede die voor het gebruik van de mobiele telefoon. Na twintig minuten hetzelfde blikkerige muziekje verzekert een juffrouw me dat het niet de naam kan zijn die ik mijn nieuwe PC heb moeten geven.
'Wij kijken niet verder dan de USB-hub,' voegt ze stellig toe.


Uren ben ik op zoek in de nissen van mijn antieke notebook. Dan lokaliseer ik de juiste driver, zet de software op een memory stick en plant die in het achterste van mijn Thaise schatje.
'Nu,' prevel ik, bereid als ik bijna ben om de goden aan te roepen.
Nee, dus. Het is lang geleden dat ik me zo gefrustreerd heb gevoeld.


Het is twee uur 's nachts en ik vrees dat mijn Thaise vriendin maagdelijk zal blijven. Vriend Benz stuurt een scan van de @Home-handleiding. Er staat iets bij, wat in die van mij ontbreekt, iets over de naam van de computer. Ondanks de stelligheid van de call centermiep besluit ik mijn nieuwe PC te herdopen met de naam waaronder mijn antieke notebook bij @Home bekend staat.


Enfin, vanaf dat moment kan mijn nieuwe PC probleemloos het net op. Een mooie gelegenheid, jongens en meisjes, om ons de slogan van @Home te herinneren: 'zaken doen zoals het hoort.' Boer Krelis heeft nog een boel te doen.


dinsdag, januari 30, 2007

Plantaardig raar

Het zaadje dat afgelopen zaterdag aan kwam waaien op mijn slagzij makende zolderetage, kan nooit van een paardenbloem zijn. Ik vraag me zelfs af of het van deze aarde is, want dat wat er uit is gegroeid, had toen ik opstond een hoogte van zeker zestig centimeter bereikt.

In het begin had de steel iets van een fallus, maar onder de Lavazza met Friese Vlag Goudband begon de eh, eikel ineens merkwaardige uitstulpingen te vertonen die, naarmate de morgen verstreek, steeds paarser gingen kleuren. Het leek haast alsof er onder de oppervlakte iets borrelde.

Het was rond het middaguur dat ik meende dat er iets mis was met de PC. Was de ventilator op hol geslagen? Voor de zekerheid zette ik het apparaat uit, zodat het af zou kunnen koelen. Ik spitste de oren. Het merkwaardige zoemen was gebleven en het kwam uit de hoek van de woonkamer, waar tot dan toe mijn enige plant een armetierig bestaan leidde.

De plant (?) was op dat moment al zeker een meter hoog en verspreidde een geur die me aan Chanel No. 5 deed denken. De paarse uitstulpingen hadden zich tot een soort tongen ontwikkeld. Daaronder hingen trosjes met knalgele bolletjes. Ik pakte een zaklantaarn erbij en bescheen de al vuistdikke stengel tot ik ontdekte waar het gezoem vandaan kwam: als liftkooien in een schacht gingen er zwarte eh, dingetjes heen en weer.

Om twee uur moest ik de deur uit. Erg veel hoger was de plant niet geworden. Wel breder. De stengel was minstens tien centimeter in doorsnee. Kon ik hem wel alleen laten? Het zoemen leek minder geworden. Nog een keer bescheen ik de stengel met de zaklantaarn, maar wat er ook in het inwendige gaande was, het speelde zich onzichtbaar af achter een huid die kurkachtig was geworden.

Het was donker toen ik al op de trap verwelkomd werd door een lucht alsof de voltallige vrouwelijke helft van de Nederlandse jetset op bezoek was. Ondanks mijn visoenen van reuzentongen ging de deur gelukkig gewoon open. De plant was nauwelijks in omvang toegenomen. Daarentegen waren de trosjes met bolletjes roze gaan kleuren en serieus op gaan zwellen, wat waarschijnlijk de geur verklaarde.

Het is elf uur en ik ben high van de parfumlucht. Volgens mij groeit de plant alleen bij daglicht. De trosjes zijn inmiddels oranje en net dacht ik heel even dat je er gezichten in kunt zien, maar dat komt waarschijnlijk alleen maar omdat ik mijn leesbril al jaren niet kan vinden. Toch neem ik geen risico, want het zoemen is gebleven, zachter dan eerst, maar gestaag. Straks ga ik slapen met een zaag aan het voeteneind. Wordt vervolgd?

maandag, januari 29, 2007

Op vakantie met boer Krelis

Het was nog een hele reis geweest. Gelukkig had hij nergens voor brandstof hoeven betalen. Duizenden liters diesel waren er doorheen gegaan en de Leopard II-tank droeg de sporen van een paar tolhuisjes en een enkele douanier, want boer Krelis deed niet aan paspoorten en dergelijke. Maar nu was hij er dan. Al die witte gebouwen deden pijn aan de ogen, terwijl het plein zwart zag van de mensen. Boer Krelis liet de zware dieselmotor grommen. Toen dat niet hielp, klom hij de geschutskoepel in en drukte een paar keer op het knopje van de granaatwerpers. Boer Krelis genoot van het geluid van de ontploffingen en de rookwolkjes die op paddenstoelen leken. Nu begon de massa in beweging te komen. Een salvo van het machinegeweer en schoon werd het plein, op wat bloedplassen na dan. In de ansichtkaartblauwe lucht boven Rome dreven schapenwolken.

Boer Krelis zwenkte de loop van het kanon en richtte op het balkon met het rode vloerkleed op de leuning. Erachter was, als een schim, een persoon in het wit zichtbaar.
‘Ik krijg pien aan mien harses van al dat wit,’ mompelde boer Krelis en vingerde de rode knop. Als hij erop drukte, spuugde het kanon een brisantgranaat uit. De ontploffing zou met zo’n hitte gepaard gaan dat alles in de buurt van de inslag spontaan vlam vatte.

‘U daar!’ klonk ineens een stem.
‘Huh?’ dacht boer Krelis en stak zijn hoofd uit de koepel.
‘Waarom het pad van geweld bewandeld?’
‘Daarom,’ mompelde boer Krelis.
‘Daarom is geen reden.’
‘Welles,’ mompelde boer Krelis.
‘Nietes. U kunt beter dom blijven en u neerleggen bij uw lot.’
‘Maar dat is krek wat ik doe,’ mompelde boer Krelis.
‘De mensen zijn als schapen,’ vervolgde de stem, ‘ze hebben behoefte aan een herder.’
‘Welnee,’ mompelde boer Krelis, ‘schap’n will’n geneukt word’n.’
‘Tien weesgegroetjes en het onzevader,’ zei de stem.
Watte?’ vroeg boer Krelis.
‘U moet tien weesgegroetjes en het onzevader bidden. Dan schenk ik u vergeving voor al uw zonden. Enne, bedankt voor die bloemen.’

Wat een gelul, dacht boer Krelis en liet het kanon blaffen. Hij stopte pas met vuren toen alle brisantgranaten op waren. Tegen die tijd waren alleen de wolken boven Rome nog wit.

zondag, januari 28, 2007

Kille klikkers

Kabouter Plompzak zag het ineens helder. Hij had er niets aan om de hele dag aan de borsten van kabouter DD te denken. Het vakantiehuisje dat hij naast zijn paddenstoel gebouwd had, deugde ook al nergens voor. Er had zich althans nog steeds geen huurder gemeld, ondanks het feit dat het inmiddels voorzien was van tuinameublement. Een bijzettafel weliswaar, maar toch, een begin. Nou, daar dacht men in de buitenwereld anders over. Kille klikkers waren het daar. Wel gratis lezen, maar advertenties aanklikken, ho maar! Kabouter Plompzak moest zijn leven over een andere boeg gooien en hij wist precies hoe: hij ging de politiek in. Alles moest namelijk anders. Het had helemaal geen zin om nog grotere paddenstoelen te bouwen of nog hipper vormgegeven kruiwagens te kopen. Het liep uit de hand met de groei van het kabouterbos. Vroeg of laat zou het hout voor de kruiwagens op raken.

Het gekke van kabouters, bedacht kabouter Plompzak, is dat ze niet zonder elkaar kunnen. Als ze samen zijn, ontstaan er echter ruzies. Waarover gaan die ruzies eigenlijk? Vooral over regels dus, of liever, over de uitzonderingen op de regels. Hoe plaats je zonder over het gras te lopen een bordje met ‘verboden op het gras te lopen’ in een perk?
De oplossing was zonneklaar. Als kabouter Plompzak aan de macht zou komen, gold voortaan nog maar één regel: gij zult het nu eren. Voor de rest mocht zo’n beetje alles behalve moorden, stelen en verkrachten.

Het vlees is zwak. Kabouter Plompzak nam de gelegenheid te baat om kabouter DD van zijn voornemen op de hoogte te stellen. Kon hij mooi nog even naar haar tieten kijken.

‘Maar Plompje toch,’ riep kabouter DD na zijn relaas uit, ‘je vergeet de turfkabouters helemaal!’
‘D-de wie?’ stamelde kabouter Plompzak, in beslag genomen als hij was door de trillingen die door DD’s boezem gingen wanneer zij haar stem verhief.
‘Wat bloos je toch lief,’ zei kabouter DD. ‘Maar over die turfkabouters. Ze doen eigenlijk niets anders dan streepjes zetten, controleren of alles volgens afspraak verloopt. Oersaai werk, daarom schuift het ook zoveel beukennootjes. En die wil jij dus afschaffen?’
‘Je kunt sommige dingen gerust aan het proces overlaten,’ zei kabouter Plompzak bedremmeld. ‘In ieder geval kunnen we met een stuk minder turfkabouters af.’
Kabouter DD sloeg de armen over elkaar, zodat haar décolleté een millimeter of twee in breedte toenam.
‘Weet je wat jij moet doen, Plomp? Oppassen dat je niet eerdaags per ongeluk expres een beukennootje op je kabouterkop krijgt. De laatste die zulke dingen in de grote mensenwereld hardop zei is, eh, nogal onfortuinlijk aan zijn einde gekomen. Ben je levensmoe of zo?’
Voor het eerst in 146 jaar deed kabouter Plompzak zijn muts af.
‘Ik zet wel een helm op,’ zei hij.

zaterdag, januari 27, 2007

Toeval bestaat (niet)

Er ligt make-up op de horizon en de zon dompelt de wereld in een bad van goud. Hoog van boven lijkt de autobaan op een rivier.

De camera zoomt in. De stroom is zojuist weer in beweging gekomen. Er gaat een gegrom op als tientallen automobilisten tegelijk gas geven. We dalen nog steeds, ijzingwekkend snel. Vlak voor we het wegdek dreigen te raken zien we het gebeuren, in slow motion: het rechtervoorwiel van een Ford Mondeo 1.9 TD raakt een steentje met exact 54,7 kilometer per uur en wel in zo’n hoek, dat het steentje de lucht in vliegt.

Via de vangrail ketst het steentje tegen de voorruit van de Jeep Cherokee van de beleggingsadviseur Elbert Snelgeld, die van schrik het gesprek verbreekt dat hij zojuist hands free aan het voeren is. Isabelle LaChique, de persoon aan de andere kant van de lijn, wordt zo boos dat ze haar mobieltje, een LG Chocolate, wegsmijt.
‘Dat is de zoveelste keer!’ snuift ze.

Nu gebeuren er twee dingen tegelijk. Het signaal van Isabelles mobieltje is weggevallen. Albert Snelgeld heeft op de redial-toets gedrukt.
‘Dit toestel is onbereikbaar,’ zegt een vrouwenstem.
Albert probeert het nog eens. En nog eens. Tot hij zo dus een kettingbotsing veroorzaakt. Het ongeluk heeft onder andere de dwarslaesie van het dertienjarige turntalentje Bobby Bobbelbroek tot gevolg, die zich dan maar op de literatuur stort om exact 47 jaar later in Stockholm de eerste Nederlander te zijn die de bijbehorende Nobelprijs ophaalt.

Er gebeurt zoals gezegd nog iets. De LG Chocolate van Isabelle LaChique heeft in zijn vlucht langs de stengel gestreken van een Amorubus Lovarosis, een zeldzame Zuidamerikaanse plant, die verwant is aan onze paardenbloem en volgens Indianenverhalen liefde verspreidt. De stengel maakt een zwiepende beweging en één van de vele parachute-achtige zaadjes laat los. Het zweeft pal langs Isabelle LaChique, die juist, met een ander mobieltje, een felroze Nokia Femme, iemand belt.
‘Hallo, Wouter-Jan?’ zegt ze, ‘ik heb vandaag nog een gaatje voor je.’

Het zaadje vliegt het raam uit en danst de lucht in. Dan wordt het door een windvlaag gegrepen. Het zaadje vecht zich een weg door sneeuwvlokken. Onder ons schokt alles. Waar vliegen we boven, is het een stad? Plotseling vallen we. Het wordt zwart om ons heen.

Shit, er wil vandaag maar geen blogje uitrollen.
‘Frisse lucht,’ zucht ik, sta op en zet het Velux-raam wijd open. Ik adem diep in en mijn longen schrikken van de kou. Toch nog winter. Hé, er vliegt een zaadje van een paardenbloem binnen. Verwonderd bekijk ik hoe het zich als op afstand bestuurd, accolades schrijvend in de ruimte, nestelt in de aarde van de enige plant op mijn slagzij makende zolderetage.

donderdag, januari 25, 2007

De enige goede burger is een gladde burger

Uitzonderingen bevestigen natuurlijk de regel, maar een baard en een snor zie je tegenwoordig alleen nog bij zwervers. Een stoppelbaard heeft iets artistiekerigs en is wel oké. Ga je verder, dan wil je er kennelijk niet meer bij horen. Shaving is behaving.

De man die het verkiest zich nat van zijn baardharen te ontdoen, heeft het veel moeilijker dan menigeen beseft. Miljarden mannen scheren zich dagelijks en vormen dus een enorme markt. Vandaar dat het permanent oorlog is op het scheermesjesfront. Het belangrijkste wapen: innovatie. De consument is nog nauwelijks bekomen van de houder met trilfunctie of daar zitten er ineens vijf, onafhankelijk verende mesjes in. En dan moet het reclamebureau maar weer een nieuwe hijgerige naam zien te verzinnen. Waar houdt de ontwikkeling trouwens op? Bij drie mesjes dacht ik al dat het plafond bereikt was. Ik kan me bijna op de volgende vinding verheugen. Creativiteit kun je de firma's Gillette en Wilkinson in ieder geval niet ontzeggen.

Nu is het vervelende dat de mesjes van de nieuwste generatie niet op de oude houders passen. Wil je het scheergenot van vijf, met lubrastrips en turbo uitgeruste mesjes ervaren, zul je moeten overstappen op het nieuwe systeem. Daarmee komen we bij het grootste probleem: die overstap is kostbaar, want je moet een nieuwe houder kopen. Je kunt er ook voor kiezen om met het oude systeem voort te modderen, maar dan ben je op termijn net zo duur uit, want ook de oude mesjes kosten een fortuin. Ze zijn zo duur dat ze niet eens in de rekken van de supermarkt liggen, maar speciaal bij een balie besteld moeten worden. Da’s lastig, want ik ben wel eens met weliswaar van tractiecontrole voorziene, maar verkeerde mesjes thuis gekomen. 5 voor € 12,95. Echt balen dat het bonnetje dan onvindbaar blijkt.

Ik heb ook zo’n beetje in de goot gelegen, maar ik ben nooit opgehouden me op een regelmatige basis te scheren. Nu doe ik het alweer drie maanden met een Gillette Venus die ik van Natasja gekregen heb. De mesjes – het zijn er slechts drie – zijn nog steeds scherp genoeg.

Happy Meal

Sinds de invoering van de nieuwe NS-dienstregeling is Limburg nog verder onder de grote rivieren terecht gekomen. Ik heb er inmiddels spijt van dat ik eerder in badinerende termen over het rupsje heb geschreven, het dieseltreintje dat op een enkel spoor kuchend en puffend voor de noordzuidverbinding zorgde. Inderdaad, zorgde, want het rupsje is vervangen. De opvolger lijkt op een afgedankte metro uit een voormalig Oostblok-land. Het monster hoefde alleen maar ondergronds te rijden. Dus is aan de vormgeving nauwelijks aandacht besteed. Het resultaat is een trein zoals een kind van vier die tekent: een langwerpige, rechthoekige drol met raampjes op wielen. De NS hebben er even gauw een lik gele verf overheen gespoten et voilá, er is een nieuw soort trein geboren: na de Intercity en de sprinter hebben we nu de onderkruiper.

Het rupsje noemde zichzelf heel megalomaan sneltrein. De eeuwigheid van een uur en vijf minuten deed het erover om van Nijmegen naar Roermond te komen. Zijn opvolger heet een stoptrein en dat is een eufemisme. Tussen de talloze gehuchten waar halt gehouden wordt is er amper tijd om de topsnelheid van zestig kilometer per uur te bereiken. Alles in het monster begint dan te vibreren en het gegrom van de motor wordt tot in de vullingen van je kiezen voelbaar.

‘Alsof je naar de Goelach-archipel reist,’ denk ik als het monster, ruim anderhalf uur na vertrek uit Nijmegen, ten langen leste de plaats van bestemming bereikt. Door al het getreuzel onderweg vind ik de Jumbo al dicht. Toch maar een pizza, besluit ik en loop een grillroom binnen.

Ik plaats mijn bestelling, betaal en ga op een kruk zitten. Achter de balie doen drie mannen van Meditterane afkomst zwijgend hun werk. Ze lijken met hun gedachten elders. Het meisje dat mij geholpen heeft pendelt chagrijnig tussen de keuken en de voorraadkamer, terwijl haar directe collega verveeld aan het chatten is op msn. Er wordt alleen gesproken als er koeriers arriveren. Kortaf, in een taal die ik niet versta. Bij niemand kan er een lachje van af. Alsof ik me inderdaad tussen bannelingen in een strafkolonie bevind.

Op mijn slagzij makende zolderetage ontdek ik dat er een accessoire met de pizza is meegeleverd. Middenop prijkt iets van twee bij twee centimeter dat ik alleen maar kan betitelen als een kabouteruitvoering van een bijzettafeltje voor in de tuin, in wit plastic. Het object heeft althans vier pootjes en is plat van boven. Zou ik ze moeten sparen, vraag ik me af, krijg ik bij inlevering van tien een gratis pizza? Is het een soort vork soms, dient het om de pizzapunten bij elkaar te houden tijdens het transport? Is dit de grillroom-variant op de prul die bij een Happy Meal zit? Dan schiet me te binnen dat ik de volgende keer misschien een mini-tuinstoel cadeau krijg. Voor in het vakantiehuisje van kabouter Plompzak, bedenk ik, wat zal hij blij zijn! Eindelijk gaan mijn mondhoeken weer omhoog.

dinsdag, januari 23, 2007

Dit is een kwestie van klikken

‘Klik.’

‘Klik, klik, klik: klik. Klik, klik. Klik, klik.’

‘Klik. Klik. Klik. Klik, klik. Klikklikklik. K-l-i-k. Klik. Klik. Klik; klik. Klik. Klik. Klik, klik.’

‘Klikker-de-klikker-de-klikker-de-klikker-de-klik.’

‘K
L
I
K.’

‘Klik, klik, klik, klik.’

‘K-lik!’

‘Kli-k!’

‘Kilk!’

'Kikl, ikkl!'

Klik?

Klik!’

maandag, januari 22, 2007

Het leukste vermaak is leedvermaak

Beste Ep,

Dank voor je aanmelding voor ons programma Creep Show, dat dit voorjaar door BSB9 wordt uitgezonden.

Helaas moeten we je teleurstellen: jouw gebrekenplaatje past totaal niet in het format. Op de eerste plaats hebben we al zoveel inzendingen mogen ontvangen dat we nog tot het jaar 2010 uitzendingen met leed zouden kunnen vullen. Ten tweede staat op de website heel duidelijk vermeld dat we kandidaten zoeken met een zichtbaar ernstige handicap. Jouw boksersneus valt daar niet onder. Datzelfde geldt voor je hart. Dat mag dan, zoals je zelf beweert, zo vaak gebroken zijn dat het van scherven aan elkaar hangt, maar daar kunnen de televisiekijkers natuurlijk niets van zien. Of wilde je soms met een open borstkas gaan rondlopen? Sorry, dat gaat zelfs ons te ver.

Dan je argument als zou het van een voyeuristische VOC-mentaliteit getuigen om een dating show voor verminkte mensen uit te zenden. Om je te citeren: ‘mensen, hoe verminkt ook, zijn iets anders dan slaven die je onderdeks tot elkaar veroordeelt en wier enige kwaliteit hun handelswaar is.’ Het tegendeel is juist het geval. Mensen met een zichtbaar ernstige handicap hebben het in de praktijk erg moeilijk om een partner te vinden. BSB9 geeft de kanslozen tenminste een kans.

Tot slot willen je bedanken voor het idee om BN-ers, onder het motto ‘sterren zwemmen met piranha’s’, te laten kunstzwemmen in de Amazone. We hebben het er even met Gerard en Gordon over gehad, maar zo’n neusklem ziet er volgens hun echt niet uit.

Met vriendelijke groet,

Anneloes Kashkoe, assistent-producent Creep Show

zondag, januari 21, 2007

Coole canard

Je weet het natuurlijk nooit met eenden. Niet voor niets spreken we van een canard als een verhaal achteraf verzonnen blijkt te zijn. Maar nu hebben we alweer zo’n beest dat de voorpagina’s haalt. De zwemvogel in kwestie werd met een schotwond voor dood in een koelkast achtergelaten door een jager uit de Amerikaanse staat Florida. Toen diens vrouw de koelkast na twee dagen opende, tilde de eend zijn kop op. De dierenarts bij wie het dier inmiddels in behandeling is, spreekt van ‘een extreem sterke eend met een enorme wil om te overleven.’

Een wil impliceert een bewustzijn, iets waarop ik een eend eerlijk gezegd nog nooit heb kunnen betrappen. Da's boffen, want er bestaat een verband met een ander broodje Aap-verhaal uit de Verenigde Staten, een drama dat zich ook in een koele ruimte afspeelde, maar dan als het ware omgekeerd.

Veel zwervers in de VS reizen door illegaal mee te liften op goederentreinen. Een jongen van 17 zal aardig in zijn nopjes zijn geweest met de hele wagon, die hij voor zichzelf had gevonden. Toen de deur dichtging, bemerkte hij zijn vergissing: hij zat vast in een koelwagen!

Een dag later werd het lijk van de jonge zwerver gevonden. Hij was doodgevroren, zo wees sectie uit. Nu is het vreemde dat de temperatuur in de wagon al die tijd niet beneden de 16 graden Celsius was geweest. De koeling stond namelijk helemaal niet aan. Nogmaals, het gaat hier om een canard. Maar wel één die tot de verbeelding spreekt: heeft de zwerver zich dood gedacht?

Onze eend uit Florida heeft geen idee wat een koelkast is. Waarschijnlijk is dat zijn redding geweest.

Ze doet het weer (niet)!

‘En dan nu internationaal nieuws. In Brazulea is vandaag de staat van beleg uitgeroepen, nadat een oppositieleider in een krantenartikel de broze democratie had bedreigd. In de hoofdstad San Doloritas is onze Zuid-Amerika-correspondent Simon Snelterbeen. Simon, wat is er precies aan de hand?’

‘Nou, Flip, zoals je kunt zien wordt het parlementsgebouw achter mij bewaakt door tanks. Men lijkt hier in Brazuela geen enkel risico te willen nemen, met de formatiebesprekingen voor een nieuw kabinet in volle gang. Toch zou het hier zomaar om de bekende storm in een glas water kunnen gaan. Wat is er namelijk aan de hand? Eén van de kranten van dit land kopte vandaag dat Stella Catastrofa haar politieke ambities nog niet begraven heeft. Nu moet u weten dat La Catastrofa bij de afgelopen verkiezingen meer voorkeursstemmen wist te verwerven dan de lijsttrekker van haar partij. Ze kraaide al victorie, maar werd op de vingers getikt. Sindsdien heeft ze zich koest gehouden.’

‘Maar toen verscheen dus dat krantenartikel. Als ik het goed begrijp, Simon, komt de dragonder niet eens zelf aan het woord?’

‘Inderdaad, Flip. Er worden zogenaamde vertrouwelingen opgevoerd, sommigen met naam en toenaam, maar de cruciale citaten zijn anoniem. Het is journalistiek zoals Story die in Nederland toepast. Je verzint een kop en legt dan mensen uitspraken in de mond. Het is spijkers op laag water zoeken, gezaghebbende kranten onwaardig.’

‘Toch lijkt de timing verdacht, Simon. In Brazuela spelen de formatiebesprekingen zich in het geheim af. Er is sprake van een politiek nieuwsvacuüm. Is het niet zo dat sommige personen daar handig gebruik van willen maken?’

‘Precies, Flip. Inmiddels zijn ze het er hier in de wandelgangen al over eens dat het gewraakte artikel een daad van terrorisme is. Er wordt een bom gelegd onder de bestaande verhoudingen in de oppositie. Door wie? Misschien is het een journalist, die niets beters wist te verzinnen. Misschien zijn het lage streken van slechte verliezers binnen de oppositie. Misschien trekt La Catastrofa zelf aan de touwtjes. Niemand weet het. Juist dat maakt de situatie in Brazulea zo explosief.’

‘Dank je wel, Simon Snelterbeen in Brazuela. In Nederland maken we ons gelukkig vooral zorgen over het weer. Wouter Prol, met die heftige herfststorm nog vers in het geheugen, waar blijft de winter toch?’

vrijdag, januari 19, 2007

Vakantiehuisje te huur

Er schalde een luid gehamer door het bos.
Als dat Plompzak niet is, dacht kabouter DD en ging eens poolshoogte nemen.
Inderdaad was haar buurman zojuist bezig om een bordje met ‘te huur’ op een houten constructie te timmeren.
‘Joehoe, Plompje!’
Kabouter Plompzak draaide zich om en spuugde wat spijkers uit. Hij begon onmiddellijk te blozen, de schat.
‘Wat moet dit nou voorstellen, joh?’
‘Eh,’ stotterde kabouter Plompzak, ‘dit is een huisje.’
‘Doe niet zo mal. We wonen hier in paddenstoelen.’
‘Maar het is niet voor mij, hoor.’
‘Voor wie dan?’ vroeg kabouter DD.
‘Het is een vakantiehuisje,’ antwoordde kabouter Plompzak.
‘Maar wie wil hier nou vakantie vieren, gekkie?! We bestaan niet eens echt!’
Kabouter Plompzak zuchtte. ‘Er zijn anders zat mensen die een tweede leven leiden op het grote web. Op Second Life is er zelfs al iemand miljonair geworden met de handel in virtueel onroerend goed. Kun je een geheim bewaren, buurvrouw?’
Kabouter DD was dol op geheimen. Ze knikte enthousiast.
‘Misschien,’ zei kabouter Plompzak, ‘is er in de grotemensenwereld echt iemand bereid om mijn huisje te huren. Het aanbod staat in ieder geval. Daarbij dient dit stukje nog een ander doel. ‘Vakantiehuisje te huur’ is één van de meest gegooglede zinnetjes. Hypotheken doen het ook goed als duur zoekwoord. Er gaat hier dus binnenkort een boel bezoek komen, DD. En weet je wat nou zo grappig is?’
Kabouter DD schudde haar vlechten.
‘Ze komen hier terecht omdat ze er even tussenuit willen. Als ze tot hier gekomen zijn, is dat nog gelukt ook, een half minuutje, maar toch. Dertig seconden lang zijn ze in een andere dimensie geweest. Vakantie in het kabouterbos, komt dat zien!’
‘Tjonge,’ kirde kabouter DD, ‘dan mag ik me wel gaan opmaken!’
‘Eén ding nog,’ zei kabouter Plompzak en veegde verlegen met een voet over de grond. ‘Zou je, in verband met de kijkcijfers, nog één keer de truc met de vlieg willen doen?’
‘Met alle plezier,’ zei kabouter DD en maakte haar enorme borsten alvast vrij.

Wie wind zaait...

Mohammed Ali is gisteren 65 geworden. Niet dat hij zich daarvan zelf bewust is, maar het treft wel. Het heeft iets van boksen, de manier waarop de storm op mijn slagzij makende zolderetage beukt. Soms gaat er na een hoek een siddering door de vloer. Ik vraag me af of het wel zo verstandig is om het advies van het KNMI op te volgen en de hele dag binnen te blijven.

Intussen volg ik het nieuws. Dit is geen goede dag voor de economie. Er is geen treinverkeer meer en er is, met een aantal afgesloten autosnelwegen sprake van een verkeerschaos. Alleen al in Nederland tenminste vier doden door omvallende bomen en vijfduizend gestrande treinreizigers.

Vooral dat laatste doet me iets, want ik zit de laatste tijd regelmatig in de trein. Stel dat ik vandaag een afspraak had gehad, had ik het weeralarm dan in de wind geslagen en was ik gegaan? Waarschijnlijk wel en dan had ik daar dus mooi op Utrecht Centraal staan balen.

Alhoewel? Zo’n storm schept een band. Ik durf dit weblog erom te verwedden dat er vanavond mensen op elkaar verliefd zijn geworden, mensen die elkaar onder normale omstandigheden nooit zouden hebben ontmoet. Dat risico heb ik zoals gezegd niet gelopen, veel te bang als ik was voor een date met een losgewaaide dakpan.

Die vier doden zijn verschrikkelijk en ik wens de nabestaanden veel sterkte toe. Toch heeft zo’n dag met windkracht tien wel iets. Ik wil een storm geen menselijke gevoelens toedichten. Maar soms lijkt het net alsof de natuur ons op onze plaats in het geheel wil wijzen: pluisjes zijn we, pluisjes in de wind.

donderdag, januari 18, 2007

Verboden terrein

Daar komt ze aangefietst, paardrijlaarzen aan. Perfect. Wat nu gaat komen, heeft hij honderden keren in gedachten gerepeteerd. Toch voelt hij zijn hart bonken als hij haar volgens plan een voorsprong geeft. Even verderop is een donker stukje met bomen. Daar gaat hij het doen.

Hij gaat naast haar rijden, glimlacht haar toe, stuurt dan lichtjes naar rechts. In de buitenspiegel ziet hij hoe ze in de berm ten val komt. Hij stopt de camper, stapt uit, rent naar haar toe, helpt haar overeind.
Oh, wat dom van me!’ roept hij uit. ‘Heb je je bezeerd? Kom even binnen. Kun je bekomen van de schrik.’
Ze stribbelt maar een beetje tegen als hij haar de camper in helpt. Die laarzen en dan dat kontje! Hij heeft al een natte plek in zijn onderbroek.

Ze kermt, ze smeekt, ze bidt, maar hij is de enige die haar horen kan.
‘Stil maar,’ zegt hij, ‘dit is je geluksdag, let maar op.’
Hij geeft haar wat al die kuthoeren in stilte willen.

‘Laat u me nu gaan?’ vraagt ze.
‘Ja, je mag gaan,’ zegt hij.

Misschien heeft ze het kenteken van de camper gezien, denkt hij. Niemand mag hiervan weten. Iedereen zou kwaad van hem spreken, hij zou alles kwijtraken, zich zijn leven lang moeten schamen.
In de buitenspiegel ziet hij haar naar de fiets strompelen. Hij springt achter het stuur, zet de motor aan, schakelt in de achteruit en geeft gas. Alles in de camper schudt.

Hij stapt uit. Om het zeker te weten. Ze beweegt nog en ze kreunt. Dus boldert hij nog eens over haar heen, nu vooruit. Mooi, in de buitenspiegel beweegt er niets meer.

Hij rijdt weg, maar dan begint zijn rechterbeen zo te trillen dat gas geven niet langer gaat. Hij slaat met de vuisten op het stuur.
‘Wat heb ik gedaan?!’ huilt hij.
Hij laat de camper uitrollen, zucht een paar keer diep.
Kalm nu, denkt hij, dit is niet gebeurd, niet echt. Het was een ongeluk. Hij zat even niet op te letten en reed toen over haar heen. Zo is het gegaan. Dat is voor iedereen het beste.

woensdag, januari 17, 2007

Zij zoenen

Vaag was in de fata morgana achter het glas een bejaarde zichtbaar die hij niet kende. De man was overdekt met appelpunten, moorkoppen, slagroomgebakjes. Het water liep hem in de mond. Hij herinnerde het zich ineens. Snoepen tot je misselijk was. Vorig jaar. Of nee. Hij vingerde zijn baardstoppels. Langer, veel langer geleden.

De stemmen van hem en zijn vriendjes duelleren met het gekwetter van vogels. Op het gras dansen schaduwen die hij niet kan vangen. Het elastiek van het mutsje snijdt in het vel van zijn kin. Het doet een beetje pijn, maar dat geeft niet. Ze zingen voor hem. ‘Lang zal hij leven!’ Zelf roept hij het hardste hoera. Voor hem een bord met taart. Hij mag zoveel eten als hij wil. Hij wordt vandaag al drie. Zijn mamma zegt dat hij de kaarsjes uit mag blazen. Ze helpt hem. Mamma is lief.

Hij liep wat, bestudeerde een bordje op een paal. Witte letters op blauw. Michiel de Ruyterstraat. Even denken. De Ruyter was een zeeheld. Hij had over hem gelezen toen hij eenmaal kon lezen.

De juf is trots. Dat hij dat al kan! Hij glimt. Later als hij groot is, gaat hij met de juffrouw trouwen. Soms, als ze aan het werk zijn in de klas, bespiedt hij haar vanuit een ooghoek. Dan vouwt ze een tent van haar handen, legt haar duimen op haar slapen en streelt met de punt van de tent door het kastanjebruine haar. Als de zon erop valt, lijkt ze net een engel, vooral ‘s zomers, als de lucht loom trilt en het licht geler is.

Op de stoep voor hem stond een knoop van ledematen. Een jongen en een meisje, ontdekte hij. Hun ogen waren dicht. De wereld was een cycloon. In het oog heerste de kus. Hij wist het nog precies.

Het heeft geonweerd. Ze hebben geschuild en zwijgend naar de bladeren gekeken die als streepjes goud voorbij woeien. Dan, ze hebben de fietssturen al in de hand, kijkt ze hem zo apart aan.

Als hij liep, verschoven de stoeptegels schoksgewijs in eendere patronen. Hé, daar stond de auto van zijn kleinzoon. Dat kinderzitje op de achterbank, dat stripfiguurtje aan de spiegel. Wat deed dat ding nou daar?! Terug maar weer. Op de stoep stonden een jongen en een meisje, innig verstrengeld. Een uitroepteken. Ze kwamen hem vaag bekend voor.

Plots stond een jonge vrouw voor hem. Ze leek wel wat op zijn oude schooljuffrouw. Mooie handen had ze. Later, als hij groot was, ging hij met haar trouwen.
‘Kom opa, we gaan naar huis. Oma zal de thee wel klaar hebben.’
Hij boog het hoofd, liet zich meevoeren naar de overkant van de straat, terwijl de eerste sneeuwbui de winter aankondigde. Hij keek omhoog. De neerslag speelde tikkertje met zijn oogleden. Net papiersnippers, vond hij.

De hemel huilt pluizige tranen. Ze vallen geluidloos op het hout van de kist en worden water. In de plasjes zijn flarden van de omstanders weerspiegeld. Nu kan hij haar nooit meer aanraken. De pastoor vertelt iets over de eindeloze kringloop van het leven. Zijn verdriet is er niet minder om. Er zijn niet genoeg vlokken voor zijn verdriet.

Hij wees op de auto met het kinderzitje op de achterbank en het stripfiguurtje aan de spiegel.
‘Die stond net nog ergens anders,’ zei hij.
De juf zuchtte. ‘Zo gaat het niet langer, opa,’ zei ze. ‘Misschien is het verzorgingstehuis toch niet zo'n slecht idee.’
Hij snikte het uit.
‘Zo erg is het toch niet? We komen je elke dag opzoeken.’
‘Seizoenen,’ stamelde hij.
De ogen van de juf rustten even op de jongen en het meisje.
‘Zij zoenen,’ zei ze gemelijk, ‘nou en?’

dinsdag, januari 16, 2007

Wat moeten we met de dommeldroef?

In deze tijd van oplopende kosten en toenemende regelgeving kan het voor de moderne veehouder geen kwaad om zich te bezinnen op wegen om het rendement te vergroten. Meat Magazine zet de voor- en nadelen van het houden van dommeldroefs op een rijtje.

+ Meer melk, meer vlees
Dommeldroefs wegen zoals bekend ongeveer vier maal zoveel als een koe. De opbrengst is navenant groot, zowel in termen van vlees als melk. Grote delen van de dommeldroef hebben echter een dermate vervelende nasmaak, dat zelfs de Nederlandse huisdieren er hun neus voor ophalen. Derhalve zit er niets anders op dan het vlees naar Derde Wereldlanden te exporteren. De melk van de dommeldroef daarentegen zou zelfs Joris Driepinter doen likkebaarden. Voordeel van de dommeldroef is ook dat de hoorns uitstekend als kapstok kunnen dienen. Slimme veehouders sluiten dan ook deals met bouwmarkten in de stad. In het land van herkomst worden de hoorns in vermalen toestand als afrodiasicum gebruikt, maar daar lijkt in ons land slechts een marginale markt voor te bestaan.

- De kost gaat voor de baat uit
Met de tragedie in Beetsterhelling, waarbij acht dommeldroefs in de aarde verdwenen nog vers in het geheugen, kunnen we er niet omheen: dommeldroefs zijn zwaar. Het houden stelt dan ook hoge (bouwkundige) eisen aan stallen en weilanden. In vele gevallen zullen de huidige fundamenten niet blijken te voldoen, terwijl ook het land doorgaans zal moeten worden aangepakt.

+/- Stank voor dank
Een dommeldroef produceert dagelijks gemiddeld 50 kilogram sterk geurende mest. Dit nadeel is tegelijk een voordeel. De parfumindustrie is zeer geïnteresseerd. Bovendien kan met dommeldroefmest vrij eenvoudig biogas geproduceerd worden. Wel oppassen, want het goedje ontbrandt al bij een temperatuur van 55 graden Celsius.

- Constante zorg
Als dommeldroefs met rust gelaten worden, dommelen ze in en worden ze droef (en met zure melk) wakker. Hoe dan ook wil een dommeldroef eigenlijk permanent opgepept worden, want het dier neigt naar depressiviteit. Het inzetten van kliniclowns lijkt aan te bevelen.

Sellawriter

In de muziekindustrie lijkt de knop om. De hopeloze strijd tegen het illegale kopiëren is gestaakt. Bijgevolg moeten er andere manieren worden verzonnen om nog geld aan muziek te verdienen. Cd’s krijgen voortaan geen beveiliging meer mee, maar extra’s, een dvd van een optreden bijvoorbeeld. Of een code, waarmee je op Internet nog wat extra nummers kunt downloaden.

Intussen gaat de virtuele revolutie gewoon door. Op het wereldwijde web zijn het niet langer de muziekmaatschappijen die bepalen wat we mooi te vinden hebben. Alarmschijven borrelen van onder af naar boven. In wezen is er op Internet een constante auditie à lá the X-factor aan de gang. Wij zijn de jury. Tip voor bandjes met ambitie: neem een nerd als drummer, want je moet natuurlijk wel de weg weten in de cyberjungle.

Zoals gezegd moet er ook nog verdiend worden. De muziekmaatschappijen zullen dat proberen door exclusieve producten op de markt te brengen. Ze zullen hun artiesten gaan merchandisen. Nu: Snow Patrol-deo en Mariah Carey-zweetbandjes! Zo creëer je immers een stuk klantenbinding.
Kortom, de muziekmaatschappijen gaan het moeilijk krijgen, want wees eerlijk, je bent toch gek als je nog een cd koopt? Daarbij hebben de Warner Brothers van deze wereld niet het alleenrecht op geld verdienen. Ook dat kan een stuk democratischer. Men neme Sellaband, vanavond bij De Wereld Draait Door. Je zet er een muziekfilmpje op en moet dan believers zien te verzamelen, mensen die bereid zijn om geld in je te investeren. Als je 50.000 dollar bij elkaar hebt, ga je de studio in en wordt er een professionele cd opgenomen. De eventuele revenuen worden over drie partijen verdeeld: Sellaband, de artiest(en) en de believers. Stel, er staat een nieuwe Madonna op en jij hebt een partje van 10 dollar!

Waarom zou er in de boekenbiz niet hetzelfde gebeuren als in de muziekindustrie? Je moet niet gek staan te kijken als de boekhandels over tien jaar uit het straatbeeld verdwenen zijn. Een boek, dat schaf je met een muisklik aan en het wordt binnen een werkdag thuis bezorgd, desgewenst voorzien van een handtekening van de auteur. Die krijgt niet langer slechts 10 procent royalties, maar eenderde van de inkomsten. De rest wordt hoofdelijk verdeeld over de site die voor de uitgave zorgt, en de believers, degenen die de uitgave mogelijk maakten met hun (geringe) investering.

Trek in een part Ep Meijer? Klik!

zondag, januari 14, 2007

Denkvoer

Je ziet de brainstormsessie zo voor je. De jasjes gaan uit en de stropdassen mogen los.
‘Oké, guys and dolls. We hebben van alles geprobeerd door de loop der jaren. Smaak, smeerbaarheid, houdbaarheid en life style. Maar nu is dit product toe aan een nieuwe life cycle.’
En dan mag er dus geroepen worden. Het maakt niet uit hoe wild de ideeën zijn, als het maar verkoopt.
‘Eh,’ stelt iemand voor, ‘als we nou eens beloven dat het werkt tegen rimpels? Dat is zo’n beetje hét consumententhema tegenwoordig.’
Daar wordt een tijdje serieus over gepraat.
‘Nee,’ besluit een ander iemand. ‘Dan krijgen we ruzie met de cosmetica-divisie van Unilever. Een duidelijk conflict of intrests. We moeten iets nieuws verzinnen.’

Het wordt later en later. Er gaan hapjes en drankjes in en een enkele creative director neemt tussen de bedrijven door stiekem een snuifje.
‘Oké,’ zegt iemand, ‘let’s recap. We zijn vijf uur verder en wat is ons beste idee? Het product als glijmiddel neerzetten, ook handig in verband met plompzakken. Leuk en aardig, hoor, maar ik moet iedere maand mijn hypotheek opbrengen. De toekomst van dit bureau hangt van deze account af. We hebben het over een gezinsproduct, niet over een vibrator. We kunnen toch wel met iets beters op de proppen komen?’

Om een lang verhaal kort te maken: Blue Band Idee ligt nu in de winkel. Er zit DHA (docosahexaanzuur) in en dat is goed voor de ontwikkeling van de hersens. Nederlandse kinderen krijgen dagelijks maar dertig procent van de benodigde hoeveelheid binnen, blijkt uit onderzoek.

Gossie. Dat verklaart een hoop. Dat DHA-tekort speelt natuurlijk al generaties. Nederlanders zijn gewoon een dom volk!

Negen op de tien nieuwe producten floppen. Zal dat lot ook Blue Band Idee treffen? Ik voor mij ben bang van wel, want als ik er braaf mijn vier boterhammetjes mee besmeer (en deze vervolgens ook opeet), zoals het voorschrift luidt, zou ik misschien wel eens zoveel hersens kunnen kweken dat ik voortaan wel twee keer nadenk eer ik mijn geld aan een slecht idee spendeer.

Homo homini lupus est

Heel in de verte heb ik ook wel wat van een HSP ofwel een hypersensitieve persoonlijkheid. Hele kleine dingen kunnen me dagenlang bezig houden. Geluk zit in van die kleine dingen. Laatst zei mijn jongste zoon Bart dat hij wilde dat iedereen dood ging behalve hij en ik. Kijk, daar kan ik dus maanden op teren.

Bart is vier. Hij heeft geen idee wat de dood inhoudt. Dood ga je in een computerspelletje. Er zijn onderweg nieuwe levens te behalen en anders klik je gewoon op new game. Zo is er nog wel meer wat mijn jongste zoon nog niet snapt. Dat de ene mens de andere een wolf is, bijvoorbeeld. De oude Romeinen wisten dat al, maar Bart nog niet. Vroeg of laat zal ook hij het echter ontdekken, hoe lang ik als vader dat moment ook probeer uit te stellen.

Inmiddels heb ik er 47 jaar in dit tranendal op zitten. Ik kan u verzekeren dat het er maar op één manier uit te houden valt, voor mij althans: er moet gelachen worden en wel veel. Daarmee hebben we dan meteen mijn functie in dit gekkenhuis te pakken, het enige waartoe ik deug. Aangenaam, ik speel voor hofnar.

De grote stukjesschrijvers van dit land – Wim de Bie, Martin Bril – laten geen commentaar toe op hun columns. Ik begrijp inmiddels waarom. Voor alle duidelijkheid: dit weblog is mijn etalage, niet mijn keuken. Capisce?

Intussen, in de senaat

‘Zeg, Gaius Paffus, het wordt nu echt tijd dat we ingrijpen.’
‘Hoezo? Ik heb het prima naar mijn zin. De hele dag door drink ik wijn en thuis wordt me al het werk uit handen genomen door mijn tien slaven. En voor ’s nachts heb ik nog een paar slavinnetjes achter de hand, als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘Dat is het hem nou juist. De economie van Rome rust op slavernij. Dat kan niet eeuwig zo blijven doorgaan. Vroeg of laat barst de zeepbel. Bovendien staan de barbaren aan de poorten van het rijk. Eigenlijk zouden we onze legioenen erop af moeten sturen, maar die bestaan eigenlijk alleen nog maar op papier, zoals je weet.’
‘Man, wat zeur je nou?! Het is ons nog nooit zo goed gegaan. Voor wie daar zin in heeft, is er iedere avond wel ergens een orgie. Wat ook je afwijking is, in Rome vind je altijd wel iets van je gading. En niet alleen ik ben tevreden, ook het gepeupel is dat. Iedere dag weer zit het Colosseum stampvol, maakt niet uit hoe vulgair het programma is. Christenen tegen tijgers, gladiatoren die elkaar afmaken. Er worden godbetert hele zeeslagen opgevoerd. Maar het volk vreet alles. Zij blij, ik blij.’
‘Zie je het dan niet, Gaius Paffus? Ook de Grieken verging het zo. Ze werden zo zelfvoldaan dat ze hun ogen voor de werkelijkheid sloten en nog slechts vermaak zochten. Dat ging nog een tijdje goed. Maar toen stortte hun beschaving als een kaartenhuis in elkaar. Wat is er nu nog van over, netto? Ruïnes. Ons gaat dat ook gebeuren, Gaius Paffus, en het is geen kwestie van of maar van wanneer, want de decadentie viert hoogtij.’
‘Ach, weet je? Misschien ben je gewoon een beetje overwerkt. Je moet er even een paar dagen tussenuit knijpen. Wat dacht je van een midweek Pompeï? Zorg ik voor het vuurwerk.’

zaterdag, januari 13, 2007

Opleidingsijs

Beste BN-er,

Omdat u eerder via ons bureau uw eye liner-tatoeage en de lift van uw borsten heeft laten regelen, zijn wij zo vrij om u nogmaals met een FANTASTISCHE AANBIEDING te benaderen.

U weet hoe het is: als BN-er is het vooral zaak om BN-er te blijven. Dat lukt echter alleen als u geregeld in debiele spelprogramma’s verschijnt. Nu is het probleem dat de redacties van die programma’s uit louter luiheid de meest van de pot gerukte formats bedenken. Dat heeft voor u als BN-er vergaande consequenties. De BN-er van tegenwoordig dient van alle markten thuis te zijn. Niet alleen moet u zich op glad ijs kunnen begeven, ook moet u op de hoogte zijn van de beginselen van het pokerspel.

BN-ers die mee willen tellen, investeren in hun toekomst!

Wij van Foolthem weten wat een BN-er beweegt. Daarom hebben we speciaal voor u cursusmateriaal ontwikkeld, dat u klaarstoomt voor alle gekkigheid die programmamakers ook maar kunnen verzinnen.

Een greep uit onze workshops:

* De schaamte voorbij; verleg uw grenzen op het gebied van exhibitionisme onder leiding van de bekende potloodventer Gerrit Regenjas. Onthullend!

* De eis is ijs; we vliegen u naar Lapland en maken u vertrouwd met alle aspecten van ijs inclusief een nacht in een wak. Verfrissend!

* Liegen met flair; in slechts een half dagdeel leert u de kluit nog gewetenlozer te belazeren, onder leiding van de wereldberoemde oplichter Cornelius Crooke. Leerzaam!

* Maak er meer van; altijd al van een eigen lingerielijn gedroomd? Tijdens deze workshop leert u hoe u nog meer munt kunt slaan uit uw status als BN-er. Lucratief!

* Pak de regie; wees de roddelpers voor… Lek! Deze workshop staat in het teken van de vele manieren waarop een BN-er zich kan verzekeren van exposure in de media. Aandacht!

Vele collega’s gingen u reeds voor, omdat ze inzagen dat een goede BN-er op de dag van morgen voorbereid is. De cijfers spreken voor zich: het lopende seizoen is maar liefst 57 procent van onze cursisten op het ijs aan de bak gekomen, hetzij bij RTL4, hetzij bij SBS6. Mag ik ook op uw inschrijving rekenen?

Met vriendelijke groet,

Harry Derat, directeur Foolthem Nederland BV.

donderdag, januari 11, 2007

Booming business

‘Vandaag, jongens en meisjes, zijn we te gast bij een kwekerij. Niet zomaar een kwekerij. Want hier worden geen erwten of kerstbomen verbouwd, o nee. Wel een heel bijzonder ander gewas. Naast me staat Gordon Gordelroos en hij weet er alles van. Gordon, laat eens zien wat je in je hand hebt en vertel ons alsjeblieft wat het is.’
‘Nou, dit ziet er dus uit als een zaadje van een snijboon. Maar er groeit dus een BN-er uit.’
‘Goh. Wat heeft zo’n zaadje nou dat een zaadje van een gewone N-er niet heeft?’
‘GGK.’
‘Pardon?’
Grote borsten bij de teefjes, grote mond bij de reutjes en in alle gevallen een kleine herseninhoud, dus. Over het algemeen dan, hè? Want door de inteelt kom je ook allerlei mengvormen tegen.’
‘Juist ja. Is er nou veel vraag naar?’
‘Ze zijn niet aan te slepen. Vanavond alleen al zijn ze op drie zenders tegelijk nodig. Wie is de mol en twee keer dat gedoe op het ijs dus. Zo gaat het dus eigenlijk zeven dagen in de week. Een BN-er wil natuurlijk ook wel eens vrij hebben. Vandaar dat je er dus nooit genoeg kunt opkweken.’
‘Heeft zo’n BN-er nou nog speciale zorg nodig?’
‘Het is een taai gewas dat uit zichzelf woekert. Maar het helpt dus wel als we af en toe wat alcohol en cocaïne bijvoeren. Daar groeien ze dus harder van.’
‘Zit er nou nog ontwikkeling in de BN-er? Ik bedoel, je leest van alles over genetische manipulatie en zo.’
‘Integendeel, dus. We merken dat het product eigenlijk niet plat genoeg kan zijn.’
‘Nou, jongens meisjes, dat was een leerzaam gesprek. Volgende week gaan we een kijkje nemen in een fabriek waar aan de lopende band ambtenaren gemaakt worden.’

Sterren sterven op het ijs

Boer Krelis heeft zijn te kleine witte helm met leren oorflappen op. Dat is niet voor niets zo. Boer Krelis zit namelijk op zijn Solex. Hij heeft vanochtend post gekregen. Of hij naar Hilversum wilde komen. Voor een verrassing. Boer Krelis houdt helemaal niet van verrassingen. Hij heeft zoveel wapentuig bij zich dat de Solex het er zwaar mee heeft. Bovendien staat de wind tegen. Daar wordt boer Krelis chagrijnig van, wind tegen.

Het wicht bij de balie is haar nagels aan het vijlen en verstaat hem niet.
‘Ik most hier kom’n,’ herhaalt boer Krelis.
‘Meneer, ik begrijp u echt niet,’ blaat het wicht, ‘kunt u niet gewoon Nederlands spreken?’
Boer Krelis vingert de Magnum in zijn jaszak, maar laat het wicht toch maar de brief zien.
‘O, maar u bent een BN-er!’ krijst het wicht. ‘Sorry, ik had u niet herkend. Die deur door en dan vindt u het vanzelf.’
‘B-Enner?’ mompelt boer Krelis, ‘ik ben mezelf, stomme stadse frats.’
Onder zijn knellende helm is de steenpuist intussen gemeen zeer gaan doen.

Zodra hij de vloer betreedt, gaat boer Krelis met een dreun onderuit. Dan pas ziet hij het.
‘Da’s ies,’ mompelt hij.
Het volgende moment wordt hij verblind door een fel licht en krijgt hij een paar schaatsen aangereikt. Het is de bedoeling dat hij ze aantrekt. Dan moet er gedanst worden met één van de andere kandidaten, als hij het goed begrijpt. Ze staan op een kluitje aan de andere kant van de vloer en zwaaien zo uitgelaten naar hem dat ze als kegels omver gaan.
‘Krukk’n op ies,’ vraagt boer Krelis, ‘wat is daar noe an?’
‘Nou meneer Krelis,’ blaat een wicht, ‘miljoenen televisiekijkers denken daar heel anders over.’
‘Wat een gelul,’ zegt boer Krelis, knoopt zijn jas open en ontgrendelt de twee Uzi’s. Na twee keer herladen, vier handgranaten en veel gegil kleurt het ijs in stilte langzaam rood.

Op weg naar buiten schiet boer Krelis het wicht bij de balie nog een mooi gaatje tussen de ogen met de Magnum en blaast voldaan over de loop. Voor hij zijn Solex bestijgt kijkt hij naar het adres op de tweede envelop. Gelukkig heeft hij nog genoeg munitie.

dinsdag, januari 09, 2007

The show must go on

‘In verband met belangrijk shownieuws een extra nieuwsuitzending om 22.30 uur,’ flitst er over het beeldscherm.
Wat kan er belangrijk shownieuws zijn, vraag ik me af, kan shownieuws überhaupt belangrijk zijn? Eerst check ik het algemene nieuws op teletekst van SBS6. Een 81-jarige vrouw heeft in haar woonplaats Sluis een ravage aangericht, lees ik. Ze ramde vijf auto’s en reed een telefooncel aan diggelen. Co Stompé heeft de derde ronde van Lakeside niet gehaald, maar wie verbaast dat?

Ik zap naar pagina 120, die met het shownieuws. Kyle Minogue is de best geklede vrouw, staat er. Die had toch borstkanker? Nu ja, er staat nergens dat je niet mooi voor de dag mag komen als je ziek bent. Verder: Ellemieke Vermolen en Gerard Joling gaan een duet opnemen. ‘We weten niet of Ellemieke kan zingen,’ aldus producer Tom Peters. Persoonlijk lijkt het me handig om dat helder te krijgen voor je de studio in gaat, maar goed.

Wat lezen we verder nog? Britney Spears en bijna ex Kevin Federline hebben een voorlopige regeling getroffen voor de kinderen. Papa mag ze drie keer per week bezoeken. Zo zie je maar weer: ook popsterren zijn soms net echte mensen. Hoezo wil iemand dit eigenlijk weten? Het valt me nog mee dat de frequentie waarmee beroemdheden het toilet bezoeken nog niet tot nieuws gebombardeerd is. Nu, exclusief bij Story: een geurstrip met de strontlucht van Jan Smit!

Volgend item: ‘Eddie Zoey terug uit Uruzgan.’ Ja, dat zat er natuurlijk al een tijdje in. Niet dat ik hem gemist had, trouwens.
Ook het laatste showfeitje doet me niet warmer of kouder worden: Marilyn Manson gaat scheiden, amper een jaar nadat hij zijn Dita het jawoord gaf. Als die Manson ook maar een beetje lijkt op zijn act, kan ik me dat levendig voorstellen, maar wat moet ik ermee?

Kortom, wat is er gebeurd in showland dat zo belangrijk is dat je er een extra nieuwsuitzending aan wijdt? Ik kan haast niet tot half elf wachten.

Nu is het zover en komt de aap uit de mouw. Niets extra journaal, het gaat om een reguliere uitzending van Hart van Nederland, met een item dat ook al in het achtuurjournaal van de NOS zat: er is een verdachte aangehouden in de zaak Nicky Verstappen. Fijn voor de nabestaanden, maar ik ben dus mooi genaaid. Daarbij: wat is er in godsnaam shownieuws aan een moord op een elfjarig jongetje?
Binnenkort in dit theater: boer Krelis in omroepland.

maandag, januari 08, 2007

Hongeraars uit Holland

Groot nieuws. Ik heb een uitnodiging gekregen van een Keniase omroep. Het is de bedoeling dat ik samen met nog wat andere verschoppelingen naar Nairobi vlieg. Daar mogen we dan meedoen aan de lokale volkssport: hongeren.

In de brief staat verder dat ik niet alleen vanwege mijn fotogenieke kop gekozen ben. Vooral dank ik de uitverkiezing aan de maanden dat ik op noedelsoep en water wist te overleven. Talent voor hongeren kan me daarom niet ontzegd worden. Overigens mogen de andere kandidaten er ook zijn. Adelheid Knipkuut, die al jaren aan anorexia lijdt, is nu al de publiekslieveling.

Nu weet ik niet of er in Nairobi Internetcafé’s zijn, maar ik zal mijn best doen om u van de prestaties van de Hollandse hongeraars op de hoogte te houden. Zelf kan ik er bijna niet op wachten. Boor ik me daar als schrijver in de marge ineens een heuse exportmarkt aan, zeg! Met een beetje mazzel raak ik nog met AIDS besmet ook.

zondag, januari 07, 2007

Al het goede komt van boven

‘Prins Adam de derde. Het Vaticaan staat op de achterste benen, Iraanse imams hebben een fatwa uitgeroepen over alles wat Schmiechtensteins is, Al Quaida dreigt met aanslagen, honderden Nederlandse kerkgenootschappen wensen u de hel toe. Verbaast u de commotie?’
‘Ja, toch wel. Ik heb immers in de eerste plaats het belang van Schmiechtenstein voor ogen. Het gebrek aan sneeuw scheelt de plaatselijke middenstand miljoenen aan omzet per dag, moet u weten. Nou, en omdat een goede buur zoals u weet beter is dan een verre vriend, mogen de andere Alpenlanden wat mij betreft mee profiteren. Dus waar hebben we het over? Een lokale kwestie. Erg merkwaardig dat de hele wereld erover valt.’
‘Nu ja, we hebben het natuurlijk wel over het versnipperen van alle Bijbels en Korans.’
‘Precies. De snippers worden in bommenwerpers geladen en dan van grote hoogte gedropt, zodat ze kristalliseren en de bergen met een mooie egale witte laag bedekken, van 85 centimeter dik, heb ik uitgerekend. Wat kan daar nou op tegen zijn?’
‘Wat daar op tegen is? Miljarden mensen hebben die Bijbels en die Korans dagelijks nodig.’
‘Waarvoor dan?’
‘Als hoopgevend baken, als gebruiksaanwijzing voor het leven, om maar eens wat te noemen.’
‘Als het goed is, zit dat alles tussen onze oren. Zelf weet je toch het beste wat goed is en wat slecht? Trouwens, wat hebben tweeduizend jaar met die boeken de mensheid nu helemaal opgeleverd behalve eindeloze conflicten?’
‘Misschien hebben mensen een stok achter de deur nodig.’
‘Ach welnee. Ze weigeren alleen de verantwoording te aanvaarden, ze geven liever de schuld aan een opperwezen. Nou, dat opperwezen weigert het mooi al een tijdje om het te laten sneeuwen. Dus neem ik gewoon de zaken in eigen hand, met uw welnemen.’
‘Ik begrijp het. Dank u voor dit gesprek.’

'Houw er maar op'

Hij mag een meisjesnaam hebben, maar met carnaval gaat hij verkleed als Obelix en daar hoeft hij weinig moeite voor te doen. Hannie hoort in de cel wegens heroïnehandel en openbare geweldpleging, maar kan dankzij een vormfout en zijn advocaat Spong (ja, die Spong) ongestraft voor bedrijfsleider spelen bij de firma Hatax, taxibedrijf te Waer, alwaar ik zes nachten per week mijn brood verdien, grotendeels zwart.

Het is een rustige avond. Ik breng veel tijd door bij het station van Waer. Na de afschaffing van de treintaxi komen er nog zelden klanten uit de twee boemeltjes die hier per uur stoppen. Op de mobilofoon hoor ik dat er twee busjes naar Eindhoven Airport moeten, voor een groep Engelsen. Hannie en collega Erwin nemen de klus voor hun rekening.

Tot mijn verbazing zie ik de busjes zo’n anderhalf uur later in mijn spiegel verschijnen, leeg. Wat blijkt? Net toen ze bij Eindhoven Airport waren, kwam er bij de centrale een telefoontje binnen. De busjes hoefden niet meer, want het gezelschap nam bij nader inzien de trein. Aangezien de Engelsen naar Theresa Heul moeten, komen ze zo hier op het station aan. Dan moet er afgerekend worden, want je laat niet voor niets twee taxi’s naar Eindhoven op en neer rijden.

Wat later drommen de Engelsen samen voor een bushokje. Hannie laat er geen gras over groeien en posteert zich voor de grootste van de groep, een langharige, bebaarde man.
I want 100 Euro,’ blaft Hannie.
De Engelsman blaft terug dat hij uit Londen komt en dat hij van niets weet.
Hannie overlegt per mobieltje met de baas.
‘Houw er maar op,’ hoor ook ik, Limburgs voor ‘sla er maar op’.

De lucht staat onder stroom en de tijd lijkt te hikken. Dit is een kantelmoment, besef ik. Als ik niets doe, gaan er harde klappen vallen en misschien wel erger. Maar Hannie heeft me al een paar keer duidelijk gemaakt dat hij geen tegenspraak duldt, al helemaal niet in het bijzijn van klanten. Als ik ingrijp heb ik geen leven meer bij Hatax.
In one second you could be dead!’ schreeuwt de bedrijfsleider tegen de Engelsman.
Die ogen! Hannie is een dolle stier nu. Ik moet hem stoppen, anders vallen er echt doden.
Als hij uithaalt, ga ik met mijn volle gewicht aan zijn arm hangen.
‘Niet doen,’ bezweer ik hem. ‘Je wilt toch niet weer de bak in?’

vrijdag, januari 05, 2007

Ochtendgymnastiek

De zon was nog maar net op. Kabouter Plompzak zat op zijn paddenstoel een beetje voor zich uit te staren.
‘Verdorie,’ mompelde hij, ‘nog steeds geen veld door de halmen te bespeuren.’
‘Joehoe, scheelt er iets, Plompje?’ klonk het van beneden. Was dat niet de stem van kabouter DD?
In een poging eventueel een blik in haar décolleté te werpen, leunde kabouter Plompzak net iets teveel voorover en viel van de paddenstoel. Gelukkig landde hij op zijn dikke buik.
‘Oeps,’ zei hij toen hij overeind gekrabbeld was. Zijn oren hadden hem niet bedrogen, zag hij. Tegenover hem bevonden zich inderdaad de grootste memmen uit het kabouterbos. Pas na een hele tijd kwam de rest van kabouter DD. Kabouter Plompzak moest ervan blozen.
‘Ik hoorde je klagen,’ zei kabouter DD, ‘is er iets aan het handje?’
Kabouter Plompzak veegde met een voet over de grond. ‘Mijn ogen, ze missen het grote geheel. Ik zie wel sprieten en zo, maar geen gras, als je begrijpt wat ik bedoel. Tja, dat zet je dan toch aan het denken. Ik bedoel, wat als het ook zo is met de werkelijkheid, wat als we slechts een heel klein of zelfs vervormd gedeelte waarnemen?’
'Je piekert teveel,' zei kabouter DD, 'kun je deze zien?'
Ze tilde haar twee borsten uit de verpakking.
‘Uhuh,’ stamelde kabouter Plompzak.
‘Let nu goed op,’ zei kabouter DD en draaide zich om. Er ging een gezoem op en er landde een vlieg op het linker schouderblad. Het geluid van zweepslagen weerklonk en de vlieg was in smurrie veranderd.
‘Nou?’ vroeg kabouter DD.
‘On-ongelooflijk,’ stotterde kabouter Plompzak, ‘je hebt met je tieten een vlieg doodgemept, op je rug!’
‘Met andere woorden, er mankeert niets aan je ogen.’
‘Dus ik hoef niet naar kabouter Anders?’
‘Welnee,’ zei kabouter DD. ‘Jij kunt het trouwens ook, hoor, vliegen op je rug doodslaan, alleen dan onderlangs, met een vliegenmepper aan je leuter.’
Dat liet kabouter Plompzak zich natuurlijk geen twee keer zeggen. Dus als u 's ochtends vroeg nog eens in het kabouterbos komt en u hoort een zacht, zich repeterend ‘oei, oei’, dan weet u dat kabouter Blauwzak, zoals hij inmiddels bekend staat, aan het oefenen is.

donderdag, januari 04, 2007

Hete tienermeisjes willen het anaal

Dit is mijn honderdste stukje hier. Mijn eerste century. Als je dat bij cricket flikt, geven vriend en vijand een staande ovatie. ’s Nachts kun je het dezer dagen op de BBC bekijken, alwaar het om the ashes gaat tussen Engeland en Australië of eigenlijk niet meer, want Australië heeft de testserie na drie zeges op rij al in de tas. Het gaat nergens meer om, maar toch brengen spelers en toeschouwers grif tientallen uren in de verzengende zon door. Wie iets van Britse humor wil begrijpen, moet zich verdiepen in cricket.
Een weblog allittereert leuk met wicket, maar daarmee houdt het verband op. Bloggen is hoogstens tobsport en getallen? Ach, ze zijn leuk om mee te goochelen.

Wat hebben de 99 voorgaande stukjes nu opgeleverd? Ruim zesduizend page views en een slordige 1.800 unieke bezoekers. Dat lijkt heel wat, maar ik heb nog iets anders ontdekt: het merendeel van de bezoekers komt bij toeval op mijn weblog terecht. Ze zijn namelijk op zoek naar iets heel anders. Ze willen bijvoorbeeld toiletpapier laten bedrukken en worden dan verwezen naar het stukje ‘vraag & aanbod’ alhier. Of ze vragen zich af wat het Stockholm-syndroom is en belanden dan bij het gelijknamige stukje. Er is zelfs iemand op deze website beland nadat hij/zij de volgende noodkreet googlede: ‘Wat is de zin van het leven?!’ Verreweg de populairste pagina’s bevatten echter de stukjes waarin ik schuttingtaal bezig. Grote lul, nauwe kutjes, ze zijn goed voor honderden, zoniet duizenden hits.

Hits, daar draait het om op Internet. Heb je genoeg traffic, dan stijgt je page rank misschien en dan betalen adverteerders meer per klik. Ikzelf denk liever in termen van kwaliteit, maar daar word ik nou niet bepaald rijker van. Tot nu toe is er aan advertentie-inkomsten een staggering $ 10,17 aan de strijkstok blijven hangen. De verleiding om u als tegenprestatie voor al dat leesgenot te vragen toch eens wat vaker op de advertenties op deze site te klikken, is groot. Helaas mag dat niet, op straffe van ophanging, geloof ik, want het gaat per slot van rekening om een Amerikaans bedrijf.

Kortom, er zit niets anders op dan mijn honderdste stukje als volgt te besluiten: groeten uit de goot, voor al uw geheime wensen op het gebied van natte poesjes.

woensdag, januari 03, 2007

Eerste gewin is kattengespin

‘Doe mij maar een champagne blut,’ zei mijn buurman aan de bar.
‘Je bedoelt zeker brut,’ merkte ik op.
‘Nee wijsneus, je hebt het goed gehoord. Ik wil een champagne blut, want vandaag ben ik failliet verklaard.’
‘Hoe dat zo?’ informeerde ik.
‘Da’s een lang verhaal. Wil je het echt weten?’
Ik knikte.

De man bleek, met een aanbevelingsbrief van de EU op zak, Afrikaanse landen te hebben afgestroopt, op zoek naar handel. Het was altijd sappelen geweest tot hij op een dag in Kwambala belandde. Hij raakte er bevriend met de koning, die hem op een avond zijn harem liet zien: 136 van de mooiste vrouwen uit alle windstreken.
‘Die neuk ik stuk voor stuk in één nacht,’ vertelde koning Bongo.
De handelaar geloofde dat natuurlijk niet, waarop de koning aanbood een demonstratie te geven.

‘Raad eens?’ vroeg mijn buurman aan de bar, ‘hij deed het, hij gaf ze alle 136 een beurt.’
‘Bestaat niet,’ zei ik.
‘Dat dacht ik dus ook,’ zei de man, ‘niemand zou zijn ogen geloven. Mijn instinct zei me dat er business in zat. Ik terug naar Nederland en de RAI afhuren. Ik liet er 136 bedden neerzetten en vloog toen koning Bongo en zijn hofhouding in. Op een avond komt het spektakel live op tv. Licht uit, spot aan, je kent het wel. Koning Bongo komt op in een panterochtendjas, doet die uit en gaat aan de slag.’
‘En?’ vroeg ik.
‘Bij de eerste twee gaat het nog wel, maar bij de derde lijkt hij al wat verkrampt. Om een lang verhaal kort te maken, bij nummer vijf is de pijp leeg. Vergeefs proberen wat haremdames nog om het project nieuw leven in te blazen. Iedereen woest natuurlijk. Voor mijn ogen worden alle lucratieve contracten verscheurd. Ik naar Bongo, die eruit ziet alsof hij net de Atlantische Oceaan heeft over gezwommen. Man, vraag ik, wat maak je me nou?! Heb ik me daar verdomme voor niets tot aan de nek in de schulden gestoken! Hijgt-ie: ik snap er ook niets van, bij de generale repetitie ging het nog zo goed.’

dinsdag, januari 02, 2007

Goede voornemens

Gekke Gerrit, Linke Nelis, Snelle Freddy, Manke Maarten en Rik ‘de vuist’ Richel waren weer uit de tbs-kliniek ontslagen. Nu konden ze eindelijk de kraak van de eeuw beramen.

‘Misschien,’ opperde Snelle Freddy, ‘moeten we wat personeel gijzelen. Ik bedoel, in films werkt dat altijd.’
Gekke Gerrit gaf Snelle Freddy een ram voor zijn kop.
‘Stommeling, denk toch eens na voor je die muil van je open trekt! De werkelijkheid is geen film. We hebben een goed plan nodig.’
Er viel zo’n stilte waarin uitgesproken woorden gewicht lijken te hebben.
‘Ik weet het!’ riep Rik ‘de vuist’ Richel uit. ‘We laten de Chinezen bij wijze van afleidingsmanoeuvre gewoon Rusland aanvallen. Dan heeft niemand meer oog voor wat wij uitvreten.’
‘Geniaal,’ besloot Gekke Gerrit, kondigde aan dat hij even een paar telefoontjes ging plegen, maar keerde al snel op zijn schreden terug.
‘Wacht effe,’ zei hij, ‘er wordt nu in Afghanistan en Irak gedonderjaagd. Hoe maken we het geloofwaardig dat de Chinezen ineens in actie komen?’
‘Omdat er teveel sjijn?’ sliste Linke Nelis.
‘Goed punt,’ peinsde Gekke Gerrit hardop.
‘En wat nou,’ stelde Rik ‘de vuist’ Richel voor, ‘als we de situatie in het Midden-Oosten lekker verder laten escaleren? Tot het punt waarop bijvoorbeeld Israël zich genoodzaakt ziet om Iran met tactische kernwapens te bestoken. Nou ja, en dan breekt wereldwijd de pleuris uit. Dat is per slot van rekening al twee keer eerder gebeurd.’
‘Niet goed genoeg,’ zei Gekke Gerrit al ijsberend. ‘De Chinezen moeten een echte aanleiding hebben. Anders trapt er niemand in.’
Manke Maarten, die tot dan toe niet aan het gesprek deelgenomen had en de enige van het gezelschap met bril, stak een vinger op.
‘M-mag ik ook wat zeggen?’
‘Ga je gang, eikel,’ bromde Gekke Gerrit.
‘V-volgens mij,’ stotterde Manke Maarten, ‘m-moeten we Noord-Korea een spi-spionagesatelliet laten lanceren, die dan h-hinderlijk boven Noord-Amerika blijft hangen. Dan komt vanzelf alles goed. Let m-maar op.’
Opnieuw was er sprake van een beladen stilte.
‘Oké,’ beslechtte Gekke Gerrit het pleit, ‘dat is hoe we het gaan doen, mannen.’

maandag, januari 01, 2007

Een goed begin is het halve werk

Mijn oudste zoon Sietse is niet alleen een wandelende one man show, ook is hij het vleesgeworden poldermodel. Vanaf het moment dat hij kan praten, onderhandelt hij. Oudjaar bij mij vieren? Prima, maar dan moest er wel vuurwerk zijn. En het mocht niet gaan zoals vorig jaar, toen broerlief Bart na de eerste de beste donderslag alweer naar binnen wilde.

Stom. Zaterdag ging ik er gewoon te laat op uit voor vuurwerk. Het enige verkooppunt dat ik wist te vinden, was al lang uitverkocht. Nog zeker een uur heb ik door de stad gedoold. Nergens was ook nog maar een gillende keukenmeid te krijgen. Arme Sietse, dacht ik, hij heeft zich er zo op verheugd. Het voelde alsof ik een steen had ingeslikt.

Zorgpunt twee, Bart, springt op de terugweg van de oliebollenkraam van schrik zowat om mijn nek als er achter ons in een portiek een rotje ontploft. Dat kan nog een drama worden vanavond, bedenk ik me. Bart houdt het met al die herrie rond middernacht vast nog geen minuut buiten uit. Ik kan me Sietses teleurstelling al levendig voorstellen. Hij heeft pas een keer of vijf gezegd hoe jammer hij het vindt dat ik geen vuurwerk heb kunnen krijgen. Inmiddels heb ik met hem afgesproken dat we het er niet meer over zullen hebben.

Voor ik hem op bed leg, informeer ik voorzichtig bij Bart of hij niet toch liever wil doorslapen. Maar nee, hij weet heel zeker dat hij erbij wil zijn straks.
Om kwart voor twaalf laat ik hem door Sietse wakker maken. Normaal is daar een kanon voor nodig, maar ditmaal staat hij binnen een paar tellen te glunderen in de woonkamer.

We tellen gezamenlijk af en doen een ‘driekus’ op het moment suprème. Dan gaan we voor het Velux-raam staan, Sietse op de stoel en Bart op mijn arm. Het lijkt alsof er heftige vuurgevechten gaande zijn in het centrum van Roermond. We moeten schreeuwen om ons verstaanbaar te maken, maar Bart geeft geen krimp. Integendeel, zijn mond is opengevallen en in zijn blauwe poppenogen zie ik de horizon weerspiegeld, waaraan overal bloemen opspringen.
‘Wat mooi!’ roept hij en ook ik moet iets wegslikken.

Naderhand bekijken we buiten zeker een half uur hoe de winst van het Chinese restaurant op de hoek de lucht in gaat. Bart lijkt wonderbaarlijk genezen van zijn fobie voor lawaai en slalomt samen met Sietse uitgelaten langs andere toeschouwers met de sterretjes die ik nog ergens gevonden heb. Wauw, denk ik, 2007 begint goed.

Beste wensen

Oudejaarsdag. Daar horen oliebollen en appelflappen bij, want de mannetjes zijn over de vloer. Als ik aan de beurt ben, bij de kraam op het stationsplein, wil ik net mijn stem verheffen als een man zich plots naar voren beweegt om een bestelling te plaatsen. Hij deelt nog net geen schouderduw uit. Ik ben niet boos. Wel verbaasd. Het gaat me er niet eens om dat Sietse en Bart naast me staan, het gebeurt spontaan. Ik tik de voorkruiper op de schouder.
‘Doet u dat altijd zo? Ik was aan de beurt.’
‘Dan moet je je mond open doen,’ bijt de man me toe.
‘Dat probeerde ik, maar u was me voor. En trouwens, dat doe ik nu alsnog, mijn mond open doen.’
‘Lul maar een eind raak,’ zegt de man, ‘neuzelaar.’
Hij kijkt me recht aan en ik blijf glimlachen. Deze belediging hoef ik natuurlijk niet te pikken. Bovendien sta ik in mijn recht. Maar ik ben jarenlang taxichauffeur geweest en ik ken de blik in zijn ogen. Oeps. Nog één opmerking van mij en hij haalt uit of, erger nog, deelt een kopstoot uit. Zulke mensen heb je er gewoon tussen. Ik voel hoe mijn vuisten in de jaszakken in brand staan. Ik haal ze tevoorschijn. Het is een reflex, door schade en schande in de taxi aangekweekt: als het er echt om gaat, moet ik de eerste zijn die toeslaat, zo hard dat het gevaar meteen geweken is. Een keer of drie heb ik het moeten doen, zo hard dat mijn vingerknokkels achteraf bebloed bleken.

De man en ik kijken elkaar nog steeds aan. Ongetwijfeld zal mijn glimlach iets arrogants hebben.
‘Kom maar op,’ zeggen zijn ogen nog steeds.
Er staan twee haantjes tegenover elkaar en er kan er maar één winnen. Ik hoor auto’s optrekken, een trein die het station binnenrijdt. Waar blijft het tromgeroffel? Ik voel hoe al mijn haren overeind gaan staan. Er staan mensen om me heen, mijn zoons met name. Het is niet opportuun om nu, hier, op oudejaarsdag, met Kerstmis nog vers in het geheugen, in het openbaar iemands neus te breken, misschien trouwens die van mij wel, want hoe snel ben ik nog? Sietse en Bart zouden helemaal overstuur raken ongeacht de afloop. Toch hoeft er maar iets te gebeuren en de vlam slaat in de pan.

Net op tijd schiet het me te binnen: hij bestaat echt, ik sta tegenover een soort boer Krelis. Vanzelf ontsnapt lucht uit mijn longen.
‘Nou, ga uw gang,’ zeg ik, ‘en een gelukkig nieuwjaar ook.’
De man neemt me met een misprijzende blik op.
‘Het is wel goed met jou,’ mompelt hij en neemt zijn bestelling in ontvangst.
Dan ben ik aan de beurt.
‘Goedemiddag, vijf oliebollen en zes appelflappen graag,’ zeg ik alsof er niets gebeurd is, ‘en een goed uiteinde!’