Twitter

Follow Ep_Meijer on Twitter

donderdag, november 30, 2006

No Claim

‘Met Van Strommelen.’
‘Dag. U spreekt met Edward Zuiverziel. Ik bel u omdat mijn claim is geweigerd. Ik wil weten waarom.’
‘Zuiverziel met een Z?’
‘Inderdaad.’
‘Ziel ook?’
‘Ja, ook. Tweemaal een Z. Zuiverziel, met u, i, voorletter E.’
‘Ver met een V?’
‘Een V ja. Kunnen we terzake komen?’
‘Geboren wanneer?’
14 maart 1968. Zegt u eens…’
‘Geboren waar?’
‘Boxmeer. Maar dat heeft die juffrouw daarnet ook al aan me gevraagd! Vertelt u nou maar gewoon waarom uw maatschappij weigert me de gevolgen van een inbraak te vergoeden, terwijl ik al 16 jaar een inboedelverzekering bij u heb lopen.’
‘Klantnummer?’
‘6805413/B-12.’
‘Aha, ik zie het al. U woont in een flat met een gezamenlijke opgang, nietwaar?’
‘Klopt.’
‘Dat betekent dat de buitendeur toegankelijk is voor meerdere personen. Uw eigen voordeur telt dan als zodanig niet. Derhalve kunnen we uw schade helaas niet vergoeden. Artikel 137, lid g. Leest u het maar na in de voorwaarden.’
‘En dat vertelt u me nu! Heb ik me daar 16 jaar voor niets premie betaald! In die reclamespotjes van jullie gaat het er heel anders aan toe.’
‘Ha, ha! Wat zal ik zeggen, meneer Zuiverziel, humor verkoopt. En ik zal u nog eens iets vertellen. Onder ons gezegd en gezwegen moeten we de waarheid wel met een lach bedekken. De waarheid is namelijk te verschrikkelijk.’
‘O ja?’
‘Geldzaken werden in vroeger tijden als minderwaardig beschouwd. Je kon er alleen maar voor bij de Joden terecht, die indertijd ongeveer net zo in aanzien stonden als ratten. Een lening, een verzekering? Die sloot je af in de sloppenwijken aan de voet van de stadsmuur. Ziet u, meneer Zuiverziel, de Joden spelen inmiddels vals tegen de Palestijnen en de klanten worden nu opgelicht vanuit glimmende wolkenkrabbers in het centrum van de steden. Verder is er haast niets veranderd. Vandaar al die humor in spotjes van verzekeringsmaatschappijen.’
‘Ik begrijp het. Weet u wat? Ik koop wel een hangslot.’

woensdag, november 29, 2006

Geen krijgsgevangenen

De motor sputtert. Na een maand waarin mijn energie niet op leek te kunnen, hangt er zomaar ineens lood aan alles wat ik doe. Ik slaap en slaap, maar blijf doodop. Onmiddellijk slaat ook de schaamte weer toe. Durf ik wel naar de Jumbo zo meteen? Misschien zien de mensen de wanhoop in mijn ogen.
Ik zoek mijn heil bij beproefde rituelen. Ik douche en scheer me, trek schoon ondergoed aan. Ik trakteer mezelf op een extra kopje Lavazza met Friese Vlag Goudband, zet muziek op. Ik speel een paar potjes Spider Solitaire met vier kleuren, surf wat over het Internet. Niets helpt, niet echt. Eigenlijk is er maar één manier om dit te doorstaan: ik moet de rit uitzitten, diep weggedoken in mijn schulp. Verzet is zinloos. Depressiviteit maakt geen krijgsgevangenen.
Gelukkig geeft La Verdonk ’s middags een persconferentie.
‘Uniek, dames en heren, uniek!’ kwijlt ze. ‘550.000 mensen, dames en heren, 550.000 mensen!’
Ritaatje in Wonderland. Zoveel domheid en machtswellust in één persoon is sinds Benito Mussolini niet meer vertoond. Dank je, o domina van de potsierlijke rechtlijnigheid, wat ben ik blij dat er nog wat te lachen valt vandaag de dag.

dinsdag, november 28, 2006

Tax Free

De winter nadert. Boven mijn slagzij makende zolder vliegt een koppel ganzen over. Als ik uit het raam kijk ontdek ik nog meer zwevende V’s tussen de al purper kleurende wolken en de skyline van Roermond. De gakken van de ganzen dansen als riedeltjes van Philip Glass boven de daken. Ik moet glimlachen, maar bedenk me dan dat de beesten een lange, gevaarlijke reis voor de boeg hebben. Soms zijn de plekken waar ze altijd foerageerden bezet, door rechthoekige bergen met ogen die je verblinden als de zon laag staat. Er lopen nieuwe zwarte linten door het landschap, maar de rivieren zijn gelukkig hetzelfde gebleven. Hier en daar zal er zelfs op de ganzen geschoten worden. Alsof het bommenwerpers zijn zullen ze zich door de flak van hagelkorrels moeten vechten. Maar uiteindelijk zullen ze in warmere oorden aankomen, waar het altijd goed is en het gras mals.
Ik moet denken aan de dingen die voorbijgaan en weer terugkomen, het cyclische dat er in het grote geheel lijkt te zitten. Maar vooral voel ik ineens weer hoe het was als jongetje: de tandjes gepoetst, de haartjes gekamd en mijn moeder op de bedrand die me met haar juffenstem voorleest uit Niels Holgersson. Hoe ik ook meewil, naar warmere oorden met de ganzen. Als mijn moeder me welterusten gekust heeft en het licht uit is, ga ik met ze mee. Ik word Niels Holgersson en zit op de rug van de ganzerik Maarten, terwijl de wind door mijn haren waait en ik wel honderdduizend kilometer ver kan kijken.
‘Gak, gak, gak,’ zegt Akka, de leider.
Mensen kunnen haar niet verstaan. Ik wel. Ze bedoelt ‘recht zo die gaat en tempo houden!’
Bij het licht van de maan glijden de heuvels als golven onder ons door. De akkers lijken op gekamde haren en de bossen op broccoli. Soms brandt er ergens licht in een boerderij, die op een blokje uit mijn blokkendoos lijkt. In een dorpje kijkt een jongetje vanuit zijn slaapkamerraam naar ons op. Ik zwaai naar hem, maar ik ben te klein om gezien te worden.

Diefstal

Als je het een paar jaar even hebt laten lopen – omdat je in een droom gelooft bijvoorbeeld – blijkt de deur achter je in het slot gevallen. Vandaag heb ik een rondje gemaakt langs de deurwaarders die me momenteel een mes op de keel houden. Ik citeer:
‘Betalen binnen vijf dagen, want anders komen we terug met de sterke arm der wet en wordt beslag gelegd op al uw bezittingen. De kosten van de slotenmaker komen geheel en al voor uw rekening.’
Blaffende honden bijten niet? Ik heb met eigen ogen gezien hoe de enige sloper die bij de openbare verkoop van mijn Mondeo was komen opdagen, met een grijns een tientje bood. Uiteindelijk hoefde hij helemaal niets te betalen, de bofkont. Ditmaal wil ik het risico niet lopen. Stel dat ze mijn notebook meenemen! Dan kunnen ze net zo goed meteen mijn handen afhakken.
Bij de eerste deurwaarder gaat het om een snelheidsovertreding. Binnen de openbare kom verplaatste ik me twee jaar geleden eens met een snelheid van 54 kilometer per uur over een brede asfaltweg, met zicht naar alle kanten. Kassa, 35 €. Inmiddels is de rekening opgelopen tot meer dan 300 €.
De tweede deurwaarder heeft zich als een terriër vastgebeten in het tientje van de waterschapsbelasting dat ik in het jaar 2003 schuldig was aan de gemeente Roermond. De rekening bedraagt inmiddels bijna 150 €.
Ik ga ook nog naar het postkantoor en de bank, om geld over te maken aan andere partijen die ik wil laten zien dat het menens is met mijn beklimming van de stoeprand. Bij tante Pos moet ik € 7,50 stortingskosten betalen en bij de ABN/AMRO € 12,50. Voor wat?! Achter de schermen is tegenwoordig alles geautomatiseerd. Het kost geen cent om mijn € 50 op een andere rekening te parkeren. € 20 verdomme. Daar kun je heel wat pakjes noedelsoep van kopen, denk ik.
Weer buiten op het schouwburgplein recht ik de rug, terwijl links en rechts Sinterklaasinkopen gaande zijn. Daar sta ik dan. Geen instantie wil of kan me helpen, omdat ik de levende uitzondering op alle regels ben die ambtenaren kunnen verzinnen. En verdomd, ik ben er trots op.

maandag, november 27, 2006

Hoe verniel je een bushokje?

Beste Rita,

Ik schrijf je niet in de hoedanigheid van geschorste ex-topambtenaar, maar als verontruste burger. Om maar meteen met de deur in huis te vallen, we denken weliswaar dat het kwaad in burka’s gehuld gaat, maar het grootste gif sluimert wellicht onderhuids. Jij, Rita, hebt als geen ander pogingen gedaan om Nederland te behoeden voor de radicalisering die de komst van al te veel buitenlanders nu eenmaal met zich meebrengt. Daarmee is bewezen dat je je gewicht in goud waard bent (bij wijze van spreken dan, anders krijgen we mot met de Nederlandsche Bank, vanwege de inflatie). Intussen heeft het grootste gevaar al die tijd pal onder onze neuzen op de loer gelegen.
Er is een nieuwe generatie webloggers opgestaan, Rita, al is die naam eigenlijk teveel eer voor de ettertjes waar ik het over heb. Het zijn misfits die weigeren de verantwoordelijkheden te aanvaarden die bij volwassenheid horen. In plaats van zich te schikken en een fatsoenlijke baan te zoeken, blijven ze aan de zijlijn staan en schoppen ze tegen alles wat heilig is in deze maatschappij. Ze noemen zichzelf bohémiens, maar hun puberale, van narcisme druipende stukjes komen in wezen op hetzelfde neer als een groepje geestelijke leeftijdsgenoten dat een bushokje vernielt. Toch hebben we alle reden om deze dreiging serieus te nemen. Deze webloggers ondermijnen het gezag en ze trekken een toenemende lezersschare. Hebben we niet een hacker in dienst die hen het leven wat lastiger kan maken?
Wees er overigens van verzekerd dat ik dit niet schrijf omdat ik toevallig aandelen Campina in mijn portefeuille heb.

Hoogachtend,

Sicco de Quadsteniet, geschorste topambtenaar (64,8 kg, weer zonder Waltraut)

PS: Nog gefeliciteerd met je winst op Rutte. Meid, hoe doe je het toch?

Dood aan Black & Decker!

Wat doet een gemiddelde Nederlander in het weekeinde?
Niet wat ik de afgelopen 48 uur heb gedaan, zoveel staat wel vast. Het begint er al mee dat ik geen auto meer heb om te wassen, sinds die door de belastingdienst in het openbaar werd verkocht. Niet dat mijn Mondeo voordien met een regelmatige wasbeurt vertroeteld werd, laat staan in het weekeinde. Zinloos, want het ding (ja toch?) wordt toch vanzelf weer smerig, zeker in dit jaargetijde. Nog even en dan gaat Rijkswaterstaat weer met pekel strooien en is het helemaal bal. Mijn advies: ga niet meer naar uw werk, want daar wordt uw auto vies van.
We waren bij de manier waarop een gemiddelde Nederlander zijn life style invult tijdens het weekeinde. Is de westerse variant op de peniskoker eenmaal gewassen en ingevet, dan moet er geklust worden. Ik weet niet wie de heren Black en Dekker zijn en of ze nog leven, maar wat mij betreft mogen ze meteen tegen de muur, desnoods postuum. Dan komen ze weer met zo’n nieuwe vlakschuurmachine: de muis. Met zo’n handig kliksysteem. Auto schoon, hup, daar gaat het al naar de bouwmarkt, als lemmingen! En dan de hele zaterdagmiddag lang de buurt terroriseren met de teringherrie die zo’n muis maakt. Je vullingen gaan er op den duur van zeer doen. Doe-het-zelven zou verboden moeten worden, op straffe van een lynchpartij door de naaste omwonenden.
Gelukkig is het nu herfst, want in de lente en de zomer moeten er ook nog dieren geroosterd worden, in de tuin, zodat iedereen kan meegenieten. De lucht is zwanger van verbrand vlees en, naarmate het bier en de wijn rijkelijker vloeien steeds luidruchtiger, schreeuwen van onbehouwen buurmannen en gilletjes van opgewonden buurvrouwen. Tot diep in de nacht. Saskia Noort, eat your heart out. Haar volgende boek heet ‘de barbecue’, wedden?
Dan breekt de zondag aan. Sommigen gaan ter kerke, twee keer zelfs als je niet beter weet. Een enkeling leest de zaterdagkrant bij het ontbijt. ’s Middags wordt er bij familie op bezoek gegaan, een vader neemt zijn zoon mee naar een voetbalwedstrijd, rond vijven worden flessen wijn ontkurkt en gaan er toastjes met Boursin rond, een gezin gaat met een taxi naar de snackbar.
Afijn, vul maar in. Het lijkt werkelijk in niets op wat ik het afgelopen weekeinde heb gedaan.

(Wordt vervolgd)

zondag, november 26, 2006

Bezwaarschrift

Geachte heer Dwaes,

Allereerst wil ik u laten weten dat ik verbijsterd ben vanwege het feit dat ik geen lid mag worden van uw patiëntenvereniging. Ten tweede neem ik geen genoegen met uw besluit en hoop ik u met dit bezwaarschrift op andere gedachten te brengen.
U heeft mijn weblog erop nagelezen, schrijft u, en helaas moeten vaststellen dat ik te weinig krachttermen gebruik. Wat een drogredenering! Op papier ben ik natuurlijk heel anders dan in het echt. Ik kan u verzekeren dat ik tijdens mijn dagelijkse tocht op en neer naar de Jumbo iedereen die ik tegenkom luidkeels op een forse dosis beledigingen trakteer. Daar gaat het nou toch juist om, dat de ziekte op de zogenaamde onbewaakte momenten toeslaat? Wat ik opschrijf kan ik deleten, wat me op straat, met al die kuttenkoppen om me heen te binnen schiet niet. Zogenaamd dan. Want laten we wel wezen, meneer Dwaes, uw leden hebben het prima voor elkaar. ze hebben een dak boven het hoofd, strijken een WAO-uitkering op en krijgen dagelijks te eten van niet zelden bloedgeile verpleegsters, als ik de verhalen over de psychiatrie mag geloven.
Bovenal moet me van het hart dat het betreurenswaardig is dat u nergens ingaat op mijn argumenten. Met geen woord refereert u bijvoorbeeld aan de reden van mijn aanvraag, het feit dat ik u en de leden van uw vereniging door heb. Ik herhaal mijn punt nog maar eens: hoe kan het bestaan dat een verwarde geest feilloos weet welke woorden taboe zijn en welke niet? Als u en uw leden echt ziek zouden zijn, werd er af en toe ‘madeliefje’ geroepen, heel hard. Omdat ‘madeliefje’ pas echt nergens op slaat, begrijpt u wel? Maar nee. Er wordt gescholden, op alles en iedereen, op de gekste momenten. Dat impliceert een keuze. Scheldwoorden zijn namelijk cultureel bepaald. Ik bedoel maar, in primitieve samenlevingen is er nog nooit iemand aangetroffen die lijdt aan een dergelijk syndroom.
Weest u redelijk, meneer Dwaes, herziet u het besluit om mij niet te accepteren als lid van de Nederlandse Patiëntenvereniging Gilles de la Tourette.

Godverdomme,

Ep Meijer

vrijdag, november 24, 2006

Het Stockholm-syndroom

Meestal pikte ik Thomas in een snackbar op, waarna zich een wolk van knoflooklucht in de taxi verspreidde. Thomas was bijna altijd stoned en, als hij was wezen biljarten, nog dronken erbij ook. Maar altijd bleef hij even helder formuleren. We raakten niet uitgepraat, Thomas en ik. Net als ik was hij zijn vrouw kwijtgeraakt, net als ik leefde hij het leven van een buitenstaander, net als ik was hij een snelle denker. Hij bestelde en las mijn boeken, wat nog meer gespreksstof opleverde. Vaak zette ik de motor maar stil als we na tien minuten voor zijn deur te hebben gestaan, nog niet tot een voorlopige conclusie gekomen waren. Ik deed dan net of ik de drukte op de mobilofoon niet hoorde.
Op een nacht vertelde ik Thomas over mijn carrière. Het enthousiasme waarmee ik aan iedere nieuwe baan begonnen was, de vermoeidheid die me doorgaans al snel had bevangen, het tandvlees waarop ik was doorgegaan tot het niet meer ging, twee jaar of twee maanden later.
‘Hou maar op,’ zei Thomas en pakte mijn arm. ‘Ik heb precies hetzelfde. Ook op de ziekte van Pfeiffer laten testen en zo? En al die neurologen, internisten en andere specialisten hebben niets kunnen vinden, zeker?’
Ik knikte.
‘Onuitstaanbaar,’ vervolgde Thomas, ‘ik was ervan overtuigd dat ik iets onder de leden had. Toen ben ik het in een andere hoek gaan zoeken.’
‘Hopelijk toch niets zweverigs, hè?’ plaagde ik.
‘Verre van dat,’ antwoordde Thomas. ‘Ik ben gewoon wat gaan lezen. Over psychologie en psychiatrie. En toen heb ik gevonden wat ons mankeert. Wil je het weten of moet je al weg?’
Op de mobilofoon was het nummer van mijn taxi inmiddels al drie keer omgeroepen.
‘Eigenlijk wel. Maar ga door.’
‘Heb je wel eens van het Stockholm-syndroom gehoord?’ vroeg mijn passagier.
‘Tuurlijk. Slachtoffer wordt verliefd op ontvoerder bij wijze van enige manier om aan de permanente doodsangst te ontsnappen.’
‘Precies,’ zei Thomas. ‘Dat is met jou, mij en nog vele anderen aan de hand. Wij allen worden door het systeem in gijzeling gehouden. Uit arren moede proberen we maar mee te doen, terwijl onze geest een wit konijn uit de hoge hoed tovert. We maken onszelf wijs dat we verliefd zijn op het systeem. Natuurlijk houden we dat telkens maar even vol.’
Mijn ‘holy shit!’ ging verloren in het gekraak van de mobilofoon.
‘Wagen 2, waar zit je nou? De kroegen sluiten, je moet terug naar de Plats!’

donderdag, november 23, 2006

Titaantjes

Dit is mijn vijftigste stukje hier en om deze half century te vieren, wijd ik hem aan degene die bij me op bezoek kwam in de goot en me op het idee bracht om dit te gaan doen: mijn oudste vriend Benz.
Hij heeft misschien een onopvallende auto, maar hij is ook de bezitter van één van de mooiste breinen ter wereld. Het staat in een weckfles in de kelder. Serieus, er is niemand die ik ken die zo denkt als Benz. Zijn fantasie houdt niet op bij ons universum; hij leidt je er ook buiten rond. Razendsnel flitsen zijn gedachten naar hoeken en gaten waarvan je het bestaan nooit had kunnen vermoeden. Zijn associaties zijn vaak zo geestig dat ik het daadwerkelijk een keer in mijn broek heb gedaan van het lachen. Maar dat is geheel wederzijds. Regelmatig rollen de tranen over onze wangen. Gisteren nog proestte Benz een slok Senseo over de vloer. Aanleiding was de volgende conversatie.
Benz: ‘Je zou iedereen in je blog natuurlijk ook van die Indianennamen kunnen geven.’
Ik: ‘Ja, hij die van noedelsoep leeft en zo.’
Het wordt pas echt erg als we, zoals dat heren van middelbare leeftijd betaamt, onze avonturen als freelance-journalist ophalen. De Titaantjes die we waren. Hoe we ons als schaakmeesters uitgaven, op de nachtboot van Harwich naar Hoek van Holland. We waren zo dronken dat we ver onder onze rating presteerden, hetgeen onze tegenstander verleidde tot de legendarische woorden: ‘If you’re professional chess players, I’m Lord Nelson.’ Hoe we ons vervolgens versliepen en pas gewekt werden toen de boot al bijna weer afvoer. Met een kater van hier tot Turkmenistan troffen we mijn Golfje aan, helemaal alleen op dat gigantische parkeerdek. Ik wist niet dat je zoveel hoofdpijn kon krijgen van lachen en je schamen tegelijk.
Schotland hebben Benz en ik samen onveilig gemaakt en IJsland ook. We kwamen er vast te zitten op de Westman-eilanden en speelden schaak en dronken malt whisky bij het licht van de middernachtszon, letterlijk onder de rook van een nog nasmeulende vulkaan. Altijd was het rock en roll, Benz en ik. De meeste van mijn leukste herinneringen dank ik aan hem.
Nu hoop ik maar dat hij ook gaat bloggen, want Benz heeft niet alleen een mooie kop. Ook is er niemand die de pen zo kan laten huppelen als hij.

Perron 35a

Het probleem met treinen is dat ik er op mijn achttiende een overdosis van heb gehad. Interrail. Een maand lang dwars door Europa, van Spanje tot en met Roemenië. Leuk qua seks met dames uit alle windstreken, maar voor de rest? Slapen, eten, dronken worden, neuken, kotsen, zingen. Alles deden we in de trein, op het martelende ritme van k-deng, k-deng, een slordige 10.000 kilometer lang, heb ik later berekend. Sindsdien kan ik geen coupé meer zien.
Maar het moet. Dus vervoeg ik mij in Nijmegen op het perron dat een nummer heeft dat regelrecht uit een Harry Potter-boek afkomstig lijkt: 35A. Daar staat een trein klaar die op een rupsje lijkt, vergeleken bij de gelikte Intercity’s om hem heen. Dit rupsje heeft last van grootheidswaan, want hij noemt zichzelf ‘sneltrein’. Dat is hij niet, want hij stopt onderweg in ieder gat waar anderhalve man en een paardenkop wonen. Tijdens mijn studententijd in Nijmegen noemden we het rupsje niet voor niets de ‘Limbabwe-expres’; de reis gaat naar Limburg en dat zul je weten ook.
Het rupsje zit al vol, zie ik. Er valt niet aan te ontkomen: mensen, echte mensen vlakbij. Hé, de deuren willen niet open.
‘Storing,’ legt een conducteur uit, ‘gaat wel weer over voor het rupsje een vlinder wordt.’
Voor elke deur vormt zich een trosje mensen. Als ik snel ben, kan ik misschien nog een zitplaats bemachtigen. Anders wordt het staan.
Na een minuut of vijf helpt het als ik op de knop ‘deur open’ druk en ga ik tegenover een Marokkaanse jongen zitten. We lachen om elkaars grapjes. Ook een meisje dat aan de andere kant zit, begint zich ermee te bemoeien. Intussen gaat de dieselmotor uit, aan en weer uit. Het rupsje heeft een vrachtwagenmotor, hoor ik, wat zielig.
‘Dames en heren,’ zegt de intercom na 20 minuten, ‘een niet zo prettige mededeling. Deze trein kan niet meer rijden. Op perron 5b staat een andere klaar. Het vertrek is om 17.41 uur.’
Het is spits. Aangezien het rupsje normaal ieder half uur rijdt, krijgt het vervangende rupsje nu de dubbele hoeveelheid passagiers te verwerken. We staan als haringen in een ton. Het rupsje houdt uit veiligheidsoogpunt een slakkengang aan. Soms schommelt het vervaarlijk. Zal ik nog wel op tijd in Roermond zijn om te stemmen?
Dan gebeurt het: iedereen raakt met elkaar in gesprek. Allochtonen, autochtonen, het maakt niet uit. Ik beklaag me hardop over het rupsje en de mensen in mijn buurt zetten hun mondhoeken omhoog. Maar dat gebeurt ook in het gangpad, verderop. Lachsalvo’s overstemmen alras het k-deng, k-deng.
‘We mogen de NS wel dankbaar zijn,’ grijns ik, ‘het is warempel gezellig.’

woensdag, november 22, 2006

Pedofielenpartij wint spectaculair in Arnhem

Net komt Tim thuis, de 13-jarige, bloedmooie zoon van mijn vriend Benz, waar ik momenteel te gast ben. Op zijn Arnhemse school, vertelt hij, waren vandaag ook verkiezingen georganiseerd, want jong geleerd is oud gedaan.
'En,' vragen we, 'wat heb je gestemd?'
'De Pedofielenpartij,' antwoordt hij met een stalen gezicht.
Benz en ik kijken elkaar aan.
'Wát zei je?'
'Niet echt natuurlijk,' zegt Tim. 'De pedo's stonden niet op de lijst. Jammer hoor. Als we er wel op hadden mogen stemmen, weet ik zeker dat ze gewonnen hadden bij ons op school.'
Schaterend begeven Benz en ik ons naar het stemlokaal om onze democratische plicht te vervullen.
'Wat heb je gestemd?' vraag ik achteraf aan Benz.
'Agnes Kant,' antwoordt hij, 'dat is zo'n lekker jong ding.'
Zo zien jullie maar weer, jongens en meisjes, de appel valt nooit ver van de boom.

maandag, november 20, 2006

Zusterliefde

Lieve Ursula.

Tijdens onze laatste sessie zei de relatietherapeut toch dat we gewoon moesten gaan mailen, elkaar ditjes en datjes vertellen en zo in plaats van elkaar publiekelijk de haren uit te trekken? Ik dacht, ik begin er meteen maar mee. Nou, wat ik vandaag heb meegemaakt, zeg, je gelooft gewoon je ogen niet, Sicco is geschorst! Niet dat ik me zorgen hoef te maken over mijn bontjassenverzameling, hoor, want hij krijgt lang genoeg wachtgeld om het tot aan zijn pensioen uit te zingen, de schat. En lang daarna ook nog, ha, ha! Maar dat-ie niet meer naar zijn werk hoeft! Vanwege die draagbalken natuurlijk. De minister had nog zo gezegd dat alles wat haar postuur betrof, niet in de openbaarheid mocht. Wist Sicco veel? Giet er een biertje in en hij vertelt je alles wat je wilt, de snoes. Gefundenes Fressen voor die gewetenloze Meijer. Ja, sorry, hoor, je doet het dan wel met hem, maar besef je eigenlijk wel waarmee je bezig bent? Denk ook eens aan ons pap en mam, wat die ervan vinden om op Internet te moeten lezen wat jij en ik zoal uitvreten om niet te hoeven werken?! Wat moet je nou met zo’n armoedzaaier?! Je was net zo lekker met dat kunstpunniken bezig!

Je tweelingzus Waltraut


Beste Waltraut,

Sicco geschorst? Toe maar. Wat doet hij nou de hele dag, niets, zoals hij gewend is als ambtenaar? Of hebben jullie de hele dag door seks, zoals Ep en ik? Nee, vast niet. Jij valt op koude kikkers. Vroeger al, op dat akelige jongetje van de slager, hoe heette die, Gerard Sorgdrager, je weet wel, hij is later begrafenisondernemer geworden. Ik doe het tien keer liever met een berooide schrijver dan met zo’n viespeuk, al heeft hij nog zoveel periodieken. Verder: je kunt het weer niet nalaten, hè? Verwijzen naar ons mam en ons pap. Waltraut toch. Je weet net zo goed als ik dat die al vier jaar dood zijn. Hebben ze Internet in de hemel? Ik dacht het niet. Dus voor je nog eens met van die verwijten komt, neem eerst eens een kijkje in de spiegel.

Ursula.

PS: Soms vraag ik me af of we echt uit één ei komen.

Op is in

Nederland moet veel meer dakdekkers tellen dan over het algemeen aangenomen wordt. Er moet zelfs gevreesd worden, dat de Nederlandse kantoren en fabrieken binnenkort onder de last zullen bezwijken, want het legioen werknemers dat zich op ’s lands daken bevindt, groeit nog dagelijks. Zet u de radio of televisie maar eens aan en luistert u aandachtig.
‘Waar werkt u?’ vraagt de diskjockey.
‘Ik ben administratief medewerker op een steenfabriek,’ antwoordt de quizkandidate trots.
Noraly Beyer in het achtuurjournaal: ‘Op het belastingkantoor van Amersfoort is vandaag een wilde staking uitgebroken.’
Lijkt me koud, denk ik dan, koud en winderig.
Mag ik even? Je werkt niet op een kantoor of een fabriek, tenzij het je vak is om iets met dakpannen en/of -goten te doen. In alle andere gevallen zitten werknemers knus binnen bij de centrale verwarming en werken zij in een fabriek of in een kantoor.
Uit de begeleidende brief van een gerenommeerde opleidingsinstelling bij een cursus PC-gebruik voor kinderen: ‘Het overige materiaal zal op de les worden uitgereikt (..) Het is niet de bedoeling, dat ouders op de les aanwezig zijn.’
Op de les aanwezig zijn?! Ik zou niet eens weten hoe. Een les is namelijk geen tafel, waarop je kunt gaan staan.
Feit is dat de verloedering heeft toegeslagen: op is in, nu het woordje dat volgens Van Dale een zuiver plaatselijke betrekking uitdrukt van een voorwerp ten opzichte van een ander, van modieuze spreek- tot schrijftaal is gepromoveerd. Wat denkt u, zou het normen- en waardenverval hier ten lande zich weerspiegelen in het taalgebruik, moeten nu zelfs onze voorzetsels er al aan geloven? Neemt u het van mij aan: op is niet in, maar op.

zondag, november 19, 2006

Free publicity

‘Dames en heren, welkom bij LTR Esplanade! Nicolette, wat hebben we vanavond om de kijkers van hun eigen miserabele levens af te leiden?’
‘Nou, dat zal ik je vertellen, Bart-Jan. Waltraut Katzenjammer, je weet wel, de zus van, overweegt samen met haar prille liefde, de topambtenaar Sicco de Quadsteniet, om een kort geding aan te spannen tegen de schrijver Ep Meijer.’
‘Dat klinkt naar hoge advocatenrekeningen, vertel.’
‘Het is een beetje ingewikkeld. Zie je, Waltraut en Sicco hebben elkaar via de site van Ep Meijer leren kennen. Maar nu eisen ze schadevergoeding. We hebben Waltraut voor de camera weten te krijgen. We vroegen haar hoe het zover heeft kunnen komen.’
‘Nou kijk. Mijn zus mag dan goed zijn in kunstpunniken zonder zuurstofmasker, op de lange afstanden dan, want in de sprint maakt ze echt geen schijn van kans tegen de Oezbeken, maar ik heb mooi in de Playboy gestaan, met een nietje door mijn navel. Ergens kan Ursula dat nog steeds niet hebben. Dus doet ze van alles voor aandacht. Zichzelf bij Jensen uitnodigen, dat soort dingen. En dan mij mee nemen. Alsof ik een soort huisdier ben. Het was andersom, bitch! Die Jensen kon zijn ogen niet van me af houden. Na de uitzending stelde hij me zelfs voor om het even snel in de meterkast te doen. Hij kon hem niet eens overeind krijgen, de sukkel. Pijpen, talk dirty, niets hielp. Ik bedoel maar. Om wie draait de show? Niet om Ursula in ieder geval, wat ze nu ook beweert over hoe ‘lief’ Ep het eigenlijk bedoelt. Nogal wiedes, ze laat zich dagelijks door hem beffen. Ik zeg altijd maar zo: wie zonder fouten is, werpe de eerste waterstofbom. Of is dat te intellectueel voor dit programma?’
‘Mevrouw Katzenjammer, u bent blond, houdt u zich alstublieft aan uw rol.’
‘Oeps. Waar waren we gebleven?’
‘Hoe kan het dat u en uw geliefde juridische stappen tegen Ep Meijer overwegen?’
‘Ik ben niet alleen op Sicco gevallen omdat hij topambtenaar is. Die periodieken, smullen! Hoezo slapend rijk worden? Vooral vind ik hem vet omdat hij een man van principes is. Hij wil best blijven lekken, maar dan anoniem. Nou ja, en dat wordt dan gewoon allemaal opgeschreven door die loser in Roermond, alsof onze privacy er helemaal niet toe doet. Sicco vindt dat het moet stoppen en ik ook, geloof ik.’
‘Nou, Nicolette, ik ben blij dat ik nog geen blog heb!’
‘Wat je zegt, Bart-Jan.’

zaterdag, november 18, 2006

Jozef K.

Ten einde raad besloot ik om een uitkering aan te vragen. In mijn yuppentijd betaalde ik 70 procent inkomstenbelasting, zodat het rechtvaardig voelde om mijn hand voor de afwisseling eens op te houden. Bovendien wilde ik alleen maar bijstand om een paar maanden te overbruggen. Ik ging namelijk gewoon weer doen waar ik goed in was: schrijven. In de winter verwachtte ik de vruchten van mijn inspanningen te kunnen plukken. Dus of de Sociale Dienst me even over het dode punt heen wilde helpen? Na een maand of drie, vier zouden we weer van elkaar af zijn. Een win-winsituatie, dacht ik nog.
‘U zult zich wel aan onze spelregels moeten houden, meneer Meijer.’
‘Duidelijk,’ antwoordde ik, ‘wat wordt er van mij verwacht?’
Om te beginnen moest ik aan workshops meedoen. Drie weken lang, ’s middags, van maandag tot en met woensdag. We, dat wil zeggen andere hopeloze gevallen en ik, zouden er leren hoe je een sollicitatiebrief moest schrijven en zo. Interessant, dacht ik nog, van schrijven had ik immers geen kaas gegeten.
Het waren helemaal geen workshops. Er werd een pistool op ons hoofd gezet. We moesten vertellen wat we hadden gedaan om werk te vinden. Als we ons niet genoeg hadden ingespannen, werden we in het bijzijn van de andere ‘cursisten’ geschoffeerd. Na afloop moesten we telkens naar de hal om werk te zoeken op Internet. Eén voor één werden onze namen dan afgeroepen en volgde er een pep talk. Ze waren altijd met zijn tweeën en leken er genoegen in te scheppen om me steevast tot het laatst te bewaren. Ik moest vooral doorgaan met mijn pogingen om als tekstschrijver werk te krijgen, werd me verteld. Maar intussen werd ik geacht iedere baan te accepteren die op mijn weg kwam.
‘Elk werk is passend werk. Als je weigert, word je gekort.’
En maar grijnzen, die twee Kapo’s.
‘Ja maar, ik…’
Niets te maren, meneer Meijer. Na de workshops werd ik te werk gesteld. Iedere ochtend van 8 tot 12 moest ik mappen komen vouwen, van die mappen waarin A4-tjes passen die niemand ooit meer leest, maar ja, je moet ze wel opslaan, want anders hebben die arme ambtenaren helemaal niets meer te doen.
Op een avond belde mijn ex op. Hoewel we al ruim drie jaar gescheiden zijn, dreigde mijn uitkering op haar inkomen verhaald te worden.
De maat was vol. Voortaan, besloot ik, ging het op eigen kracht.

De zin van het leven, deel 1a, lid 459 sub BZ/Y

‘Vanavond, dames en heren, hebben we Douwe Doordrammer te gast. Douwe beweert dat hij het licht heeft gezien. En dat is het enige niet. Hij beweert ook dat hij het licht in kwestie kan beschrijven, op een manier dat je niet gelijk denkt: gadverdamme, daar heb je de EO weer. Met andere woorden, Douwe Doordrammer spreekt klare taal. Zegt u eens, heeft u daar altijd al last van gehad?’
‘Van die klare taal, bedoelt u?’
‘Nee, van uw eksterogen, nou goed? Luister eens, Doordrammer, we zitten hier kostbare zendtijd te verspillen. Zeg waar het op staat.’
‘Ahum. Kent u Eduard Douwes Dekker alias Multatuli? Dat betekent ‘ik heb veel geleden’, maar dan in het Maleis.’
‘Meneer Doordrammer, maak uw punt. Het geduld van de kijkers raakt op.’
‘Eh, Multatuli schreef dat de mensen van de maan bezien allen even groot zijn.’
‘Wat een onzin. Mensen zijn niet eens zichtbaar vanaf de maan. Meneer Doordrammer, wilt u nu eindelijk uit de doeken doen hoe het met dat licht zit? Ik moet namelijk aan de kijkcijfers denken.’
‘Eh, ik zou voor een beter begrip nog iets aan dat beeld van Multatuli willen toevoegen. Vanaf de maan bezien lijkt de menselijke maatschappij op een mierenhoop. Weet u trouwens waarom er zoveel mieren zijn?’
‘Iets zegt me dat ik het niet eens wil weten.’
‘Omdat er nog steeds niet van die kleine condoompjes zijn uitgevonden. Maar dat terzijde. Het gaat hierom: de hersens van een individuele mier zijn te bescheiden om te denken. Anders gezegd is de mier niet in staat om voor zichzelf beslissingen te nemen. Toch doen de soldaten en de werksters precies wat goed is voor de kolonie. Desnoods offeren zij, schijnbaar hersenloos, hun leven ervoor op. Rara, hoe kan dat?’
‘Een kwestie van genen natuurlijk, zwamneus. Komt dat licht nou nog? Er zit een commerciële onderbreking aan te komen en voor het zover is, wil ik jou, sorry, u, de studio uit hebben.’
‘Eh, ik zal u vertellen hoe dat kan, aan de hand van een verhaal over apen.’
‘Mieren, apen, ik heb geen zin in nog meer beestenspul, hoor. Ik draai de knop om. Dames en heren, na de reclame zit hier Ursula Katzenjammer, die zich sinds gisteren de trotse houder mag noemen van het wereldrecord 10.000 meter kunstpunniken zonder zuurstofmasker. En ik heb nog een verrassing voor u: ze heeft haar zus Waltraut mee genomen!’
‘Eh, en het licht dan?’
‘Weet ik veel. Schuif het maar onder een korenmaat of zo.’

vrijdag, november 17, 2006

Vitamine L

Je zou bijna vergeten dat dit weblog als een real life soap begonnen is. Hele trouwe lezers zullen zich bijvoorbeeld afvragen hoe het met Natasja is. Dat weet je dus nooit met haar. De laatste keer dat ik La van Dongen zag was afgelopen zaterdagavond, toen ze een vriendje kwam voorstellen op mijn slagzij makende zolderetage. Dat doet ze altijd als het voor haar gevoel serieus dreigt te worden. Zelfs de mannetjes zijn er al aan gewend.
‘Hé, vriendje van Natasja!’ riep Sietse op een gegeven moment.
‘Hij heet Bert,’ zei ik nog.
Bert was glad van de tongriem gesneden, maar hij rookte niet en dus stonden Natasja en ik de keuken blauw te walmen. Ik vond haar gespannen en dat klopte wel, gaf ze toe en ze somde allerlei redenen op: mot met haar ouders, omdat ze haar baan had opgezegd, haar opa over wiens gezondheid ze zich zorgen maakte, de oorontsteking die Cindy, één van haar twee honden, had opgelopen. Kon ze maar naar Rome! Daar zou alles beter zijn.
‘Je moet je niet blindstaren op een stad,’ merkte ik op, ‘ook dromen worden vanzelf sleur.’
Nou, Natasja wilde echt weg, als ik dat maar wist. Weg van haar ouders, weg van haar exen, weg van alles. Anders maakte ze er een einde aan. En ik was toch bereid om op haar huis te passen?
'Nou dan.'
‘Vluchten helpt niet,’ zuchtte ik, 'je kunt niet voor jezelf weglopen.'
Intussen was het met nog geen woord over het artikel in de Telegraaf van die zaterdag gegaan, dat waar ik vol van was natuurlijk. Natasja wilde gewoon aandacht, schoot me te binnen, net als iedereen. Vitamine L. Ik gaf haar een knuffel, maar ze voelde als een ijspegel. In een flits werd ik me bewust van de wanhoop, niet alleen die van mezelf, maar ook die van Natasja en alle andere mensen zoals zij en ik, de rondjes die door vierkante gaatjes moesten worden gepropt, de pijn die dat deed. Hoe ik net als Natasja op een wonder hoopte, hoe dat wonder ineens een stuk dichterbij was gekomen dankzij het artikel in de Telegraaf. Hoe ongrijpbaar dat wonder desondanks bleef.
‘Weet je?’ vroeg ik, ‘het gaat om het hier en nu.’
‘Ja, weet ich,’ beet Natasja me in het Limburgs toe, ‘maar dat hier en noe is kut!’
‘Het is wat je ervan maakt,’ zei ik zacht, maar op dat moment kwam Bart de keuken in gestormd.
‘Sietse heeft alweer van Bert gewonnen met Star Wars-racers!’ juichte hij.
Dat verbaasde me niets.

donderdag, november 16, 2006

Meer fanmail

Geachte heer Meijer,
Ten eerste is de HM De Ruyter geen torpedopootjager, maar een fregat. Ten tweede vind ik u een kwal. Hoe haalt u het in uw weekdierhersens om de marine te associëren met fors geschapen dames? We hebben het al zo moeilijk, nu onze vloot alweer met een aantal roeiboten ingekrompen is. Iedereen is welkom in Den Helder, meneer, ongeacht sekse, ras of geaardheid. Maar op het gewicht wordt wel degelijk gelet, want we willen natuurlijk niet dat één van onze twee fregatten kapseist als zo’n dragonder uit haar kooi stapt.
Ahoy,

Schout-bij-nacht Otto Sinknietz (74,6 kg, na het douchen).

Beste meneer Meijer,
Met leedwezen deel ik u hierbij mede dat het bestuur van de vereniging ‘Houdt den zeekoe hoog’ besloten heeft om uw weblog voortaan te boycotten. Het is ronduit een schande dat u een zo nobel, zachtmoedig wezen als de zeekoe in één adem durft te noemen met een omvangrijke politica. En dan nog een drachtig exemplaar ook! Heeft u enig idee hoe zwaar de zwangerschap van een zeekoe is?! U beklaagt zich, zoals uit uw weblog blijkt, nogal eens over de 9-tot-5-maatschappij. Nou, meneer Meijer, een zeekoe droomt daarvan. 24 uur per dag, zeven dagen per week probeert een zeekoe voedsel te bemachtigen (en in het geval van een drachtig exemplaar zelfs voor twee), terwijl het constante gevaar van een bloeddorstige orka op de loer ligt. Dat zie ik een politica nog niet zo snel doen. Jammer, dat u over zo weinig fijngevoeligheid beschikt.
Overigens met vriendelijke groet,

Cyril Druifdroger, secretaris ‘Houdt den zeekoe hoog’ (68,4 kg inclusief trouwring).


Beste Ep,
Gisteren tijdens het punnik-uurtje is één van onze patiënten weten te ontkomen. Hij doet zich voor als schout-bij-nacht. Heb jij soms iets van hem vernomen?

Elke Dwarsverband, nachtzuster (65,2 kg, I wish).

woensdag, november 15, 2006

Fanmail

’s Gravenhage, 15 november,

Beste Ep Meijer,

Als trouwe lezer van je weblog is me iets opgevallen: je voorziet iedereen van een pseudoniem (zelfs je zoontjes heten hier anders!) met uitzondering van politici. Moedig, hoor, om je te verschuilen achter het masker van de columnist, de columnist die ongestraft alles zeggen kan in Nederland. Dat is echter nog tot daaraan toe. Erger is dat je op de persoon speelt. Jij vindt het toch ook niet leuk als recensenten je neerzetten als een depressieve prutser met een pen? Op die manier kan ik het niet erg waarderen dat je mij nog een ‘nuttige’ carrière bij de marine toedicht. Je vindt het kennelijk zo’n goede grap, dat je zelfs in je stukje van vandaag nog eens ‘subtiel’ op mijn voorkomen terug kwam. Je schreef het zelf, Ep, in je stukje over kommaneuken, geloof ik: politici zijn ook maar mensen. Bovenal ben en blijf ik echter een vrouw. In de Telegraaf liet je doorschemeren dat de andere kunne wel pap van je lust? Ik geloof er niets van. Er bestaat geen vrouw ter wereld die het leuk vindt om beledigingen over haar uiterlijk aan te moeten horen. Niet meer doen, dit soort gratuite grappen. Verder lees ik je stukjes graag.

Met vriendelijke groet,

Rita

Lieve Rita,

Wat nou als jij vice-premier wordt, ga je dan mijn blog verbieden als ik het nog eens waag om je met een torpedobootjager te vergelijken? Natuurlijk lijk je daar niet echt op, lieve schat! Ik hanteer nu eenmaal graag de hyperbool om mijn punt te maken. Met andere woorden, ik overdrijf graag. Ik had ook kunnen schrijven dat je verwantschap vertoont met een nijlpaard of een drachtige zeekoe, maar zie je, met de werkelijkheid krijg je de lachers niet op je hand. Dus kop op, Rita. Zo erg is het nou ook weer niet met je postuur gesteld. In dat roze truitje had je heel in de verte zelfs iets vrouwelijks. Evengoed sorry. Ik ben de laatste om een dame te willen kwetsen. Veel leesplezier verder!

Liefs,

Ep

BOL of BOG?

Aan de Minister van Oeverloze Zaken en Andere Aangelegenheden Die Wij Van Belang Achten,

Hare Excellentie,

Aangezien ons ministerie er ook dit jaar wederom niet in zal slagen om een sluitende begroting te presenteren, heb ik op uw verzoek het plan onderzocht om lucht voortaan te belasten.
Welnu, deze BOL (Belasting Op Lucht) zou uniek zijn in de wereld, maar ik kan me niet aan de indruk ontrekken dat Nederland hiermee zijn faam als trendsetter andermaal zou bevestigen. Vele landen zullen ons wellicht volgen. Anderzijds wil ik u er nadrukkelijk op wijzen dat de heffing naar rato dient te geschieden. Een topsporter consumeert immers meer lucht dan een bejaarde. Kortom, het is niet alleen zaak de bezigheid van de belastingbetaler mee te wegen, maar tevens diens leeftijd. In de praktijk zou dat weliswaar tot de administratieve rompslomp leiden die u en alle ambtenaren op dit ministerie aan het werk houdt, maar de invoering zou complex, en belangrijker nog, tijdrovend zijn. Derhalve wil ik u voorstellen het huidige systeem geheel en al overboord te zetten en voortaan nog slechts het gewicht van de belastingbetaler in aanmerking te nemen. Zoals u weet, wordt dit systeem reeds bij de wegenbelasting toegepast, zodat er bij invoering geen grote obstakels te verwachten zijn. Waarom nog op het inkomen gelet? Burgers hebben het niet graag als men aan hun portemonnee komt. Een BOG (Belasting Op Gewicht) daarentegen zal als rechtvaardig ervaren worden. Immers, mensen met meer gewicht ademen meer dan dunne, ze teisteren de stoepen en de wegen van dit land significant meer dan hun minder omvangrijke medeburgers en ze eisen ook meer van het overheidsmeubilair, dat dientengevolge sneller moet worden afgeschreven.
Overigens hoop ik niet dat u zich vanwege uw postuur persoonlijk gegriefd voelt door dit voorstel. Het is een publiek geheim dat de draagbalken van uw kamer bij uw aantreden verstevigd dienden te worden. Dat soort extra kosten zijn nu juist in het geding. Ik hoop dan ook dat u de materie objectief zult willen beschouwen.

Met de meeste hoogachting,

Sicco de Quadsteniet, topambtenaar (63,2 kg, zonder kleren)

dinsdag, november 14, 2006

Vraag en aanbod

Geachte heer Bolzwetser,

Tot mijn spijt moet ik u berichten dat de firma Pup-it geen brood ziet in uw uitvinding. Pup-it is, zoals u wellicht weet, groot geworden met hygiënische schoonmaakdoekjes en aangezien de consument nog steeds graag bereid is om grif het honderdvoudige te betalen van wat zo’n velletje aan materiaal kost, zouden we dat graag zo houden. We zien dan ook niets in uw idee van een multifunctioneel papiertje, dat zowel als toiletpapier, keukenrol, zakdoek en als poetslap gebruikt kan worden. Meneer Bolzwetser toch! Voor je het weet verzanden we in oorlogsomstandigheden en gaan we de krant weer oneigenlijk op het toilet gebruiken! De consument anno 2006 eist verscheidenheid, hij wil zich afzetten van de massa door een aanzienlijk deel van zijn budget te bestemmen voor zaken die zijn life style onderstrepen. De firma Pup-it bedient hem op zijn wenken, mag ik wel zeggen, met een keur aan artikelen in de sfeer van (persoonlijke) hygiëne. Mag ik u in dit kader wijzen op ons prachtige nieuwe tuinkruidendessin, voor onze keukenrollenrange? En dan heb ik het nog niet eens over onze nieuwe generatie personal papieren zakdoekjes gehad. Wilt u er bloemetjes op of vliegtuigjes? Logt u in op onze website en u kunt uw papieren zakdoekjes voor een meerprijs van slechts 1 Euro 49 geheel naar eigen smaak laten bedrukken. U ziet, de techniek staat voor niets.
Om kort te gaan, meneer Bolzwetser, ben ik het met u eens dat zuinigheid een deugd is. De suggestie als zouden we de consument geld uit de zak kloppen, wijs ik echter resoluut van de hand. We leven in een vrij land en niemand is verplicht om producten van Pup-it te kopen. Goed, we besteden jaarlijks inderdaad tonnen om onze prominente plaats in de schappen van de supermarkt te behouden, maar dat doet de concurrentie ook. Dat die concurrentie moordend is, hoef ik u niet uit te leggen, want Pup-it is heus niet het enige bedrijf dat, om u te citeren, ‘misbruik’ maakt van basale menselijke behoeften.
Ik wens u succes met uw uitvindingen.

Hoogachtend,

Bill Crooke, PR-manager Pup-it.

maandag, november 13, 2006

Willemsens wraak

‘Heb je het al gehoord? De frutsel is van de zwatbuis af geschoten!’
‘O jee. Wat zegt het handboek?’
‘Dat we Willemsen moeten bellen, maar die is gisteren met pensioen gegaan.’
‘Is er iemand anders in huis die weet wat er moet gebeuren?’
‘Ik zou het niet weten. Flipsen misschien, maar die is opgenomen na die affaire met de bullenslijper, je weet wel. Geen zinnig woord meer uit te krijgen.’
‘En als we nu zelf?’
‘Weet jij hoe een zwatbuis werkt dan?’
‘Eerlijk gezegd niet, nee. Weet je wat? We bellen de chef.’
‘Heb ik ook nagekeken. Mag niet. Pas als de zwatbuis uit de trimhuls vliegt, mogen superieuren met zwatbuiszaken lastig gevallen worden.’
‘Daar zijn we dan weer mooi klaar mee. Wat kan er trouwens gebeuren als de frutsel van de zwatbuis af is?’
‘Daar zegt het handboek niets over. Maar onder de koffie wordt er beweerd dat het nokkenregister dan overstroomt. Nou ja, en dan is het een kwestie van tijd voor ook de dwaalgenerator het begeeft, natuurlijk.’
‘Juist ja. Dus als we niets doen, gaat het hele systeem misschien naar de haaien.’
‘Hoe bedoel je, het hele systeem?’
‘Nou, eh, alles!’
‘Dat zeg je dan wel, maar niemand weet toch hoe het systeem in elkaar steekt, laat staan dat iemand snapt wat het doet?’
‘Ja, dat is zo, maar voor de zekerheid kun je het systeem toch maar beter in stand houden. Wie weet waar we anders belanden.’
‘Nou, ik zou zeggen, doe je best. Weet je eigenlijk wel hoe een frutsel eruit ziet?’
‘Geen idee. Jij?’
‘Ik ook niet, nee. Zullen we het maar zo laten dan?’

zondag, november 12, 2006

1 + 1 = 3

Er schijnen in Nederland een miljoen mensen te zijn die schrijven. Eenderde van hen koestert naar verluidt ambities om zijn of haar werk ook daadwerkelijk aan de man te brengen. Bij diverse uitgeverijen heb ik de stapels manuscripten zien liggen die er wekelijks binnen komen. Netto is het enige effect dat postbodes rugklachten oplopen. Zo werkt het dus niet. Er worden hoe dan ook al teveel schrijvers uitgegeven, terwijl de doelgroep alleen maar slinkt. Laten we wel wezen, literatuur is een fossiele bezigheid. Tijdens de paar lezingen die ik heb mogen geven, zat er nooit een Carisse van Houten-achtig jong ding in de zaal dat me met grote, verliefde ogen aankeek, terwijl het me daar verdorie van meet af aan om te doen is! Ik leek eerder verdwaald in een geriatrische inrichting. Over oud gesproken, Harry Mulisch verkoopt van een nieuw boek misschien 300.000 exemplaren, max. Dan komen er een stuk of veertig schrijvers die een aardige boterham aan de verkoop van hun boeken overhouden. Daar weer onder begint het sappelen, voor duizenden auteurs.
De markt is klein, de doelgroep vergrijst en het aanbod is te groot. Maar er kleeft nog een groter bezwaar aan de manier waarop literaire woorden momenteel hun weg naar u vinden: het gaat er alles behalve democratisch aan toe. Je moet geluk hebben, met name het geluk om de juiste mensen te kennen, wil je überhaupt uitgegeven worden. Je hebt nog meer geluk nodig, met name een uitgeverij die geld in je steekt en boekhandels die je op stapeltjes leggen, om door te breken als auteur. Wat ik bedoel: verkoopcijfers zeggen niets over kwaliteit. In het huidige systeem beslist een heel klein groepje mensen wat hot is en wat niet. Vele meesterwerken lijden daardoor een stoffig bestaan en kijken u met de rug aan, vanuit hun anonieme plaats in de kasten van de boekhandels.
Bazuingeschal, hoerageroep. Toen was er Internet. In plaats van postbodes te overbelasten zetten al die 333.333 schrijvers hun werk gewoon op een website. Of ze slaan er de handen ineen. Het gebeurt nu al. Kijk maar op www.schrijversopelkaar.nl. Vervolgens bepalen de principes van de vrije markt wie er succesvol is. De beste schrijver trekt de meeste traffic en kan hogere advertentietarieven bedingen. Wel zo transparant en vooral, eerlijk. Wilt u een boek bestellen, dan klikt u op een speciale button en wordt er één on demand geprint. Kaftje erom, nietje erdoor, klaar. Desgewenst krijgt u er nog een handtekening in ook.
Toekomstmuziek? Er staat een poll op deze web site. Tot nu toe denkt de meerderheid dat de traditionele literaire uitgeverijen een rol zullen blijven spelen ondanks de mogelijkheden van Internet om literatuur eindelijk weer eens nieuw leven in te blazen. Ik ben benieuwd of de stemming nu omslaat.

Apies kijken

Het is zondag. Even wat minder politici op de tv. Misschien zitten ze in de kerk of snijden ze thuis het vlees aan (of de tofu). Een hele verademing. Ik kan hun verhalen trouwens al dromen. Ze willen allen redelijk en vooral sympathiek overkomen, want het gaat om onze stem. In verkiezingstijd leren we ook de mens achter de politicus kennen, als de spin doctor zijn werk tenminste goed heeft gedaan. Ik heb er wat moeite mee om het op te schrijven, maar zelfs Rita Verdonk kunnen menselijke eigenschappen niet ontzegd worden, ook al blijf ik erbij dat we haar grijs moeten verven en voorzien van een kanon, zodat ze nog heel nuttig bij Hare Majesteits Marine kan dienen.
Dat is echter helemaal niet waar ik naartoe wil. Waarom lukt het politici maar niet om de kloof te dichten tussen hen en de burger? Dat zal ik u vertellen. Politici hebben bijna zonder uitzondering een bul van een hbo- of academische instelling aan de muur hangen. Vanaf de middelbare school hebben ze zich met soortgenoten omgeven en later toen zij groot waren was alles wat ze bekeken op de tv, alles wat ze in kranten en tijdschriften lazen, gemaakt door mensen die net als zijzelf een hbo- of universitaire titel hadden. Het is mij ook overkomen, dus ik weet waar ik over praat.
Als taxichauffeur heb ik ontdekt hoezeer de beleving van, laten we zeggen, de minder hoog opgeleide mens, verschilt van die van doctorandussen en ingenieurs. Er is zelfs sprake van twee totaal andere werelden, simpelweg omdat er heel anders gedacht en vooral, gevoeld wordt. Er loopt een onzichtbare muur door Nederland en die is van beide kanten even ondoordringbaar. LBO’ers, MBO’ers, zij mogen het met de X-factor en de Postcodeloterij doen, terwijl de HBO’ers en de academici onderling bepalen wat de rest leuk hoort te vinden.
Nogmaals, omdat mensen zich nu eenmaal met lotgenoten omgeven, merken ze er niets van en blijft die onzichtbare muur er staan. Dat is waarom wij gewone mensen, mensen die op ieder duppie moeten letten, mensen die moeite hebben om goede en betaalbare kinderopvang te krijgen, het gevoel hebben dat we apies aan het kijken zijn wanneer al die lijstrekkers de revue passeren, zo vreemd zijn ze ons. Dat is het ergste niet. Het ergste is dat ik u kan garanderen dat het andersom ook zo is.

zaterdag, november 11, 2006

Een warm bad

Geen gewone zaterdag, dit. Hij begon met een klusje: plafonds en muren witten in het andere huis van mijn huurbaas. Rond het middaguur was ik klaar. Onder de witte spikkels scoorde ik een Telegraaf. Had wel wat, zo’n krant onder mijn oksel, terwijl ik over de winkelstraten naar huis veerde, want gewoon lopen was er al niet meer bij sinds ik zeker wist dat het de elfde van de elfde ging gebeuren, uitgerekend de narrendag. Op mijn slagzij makende zolderetage kostte het me niet veel moeite om mezelf te vinden in de wirwar van de zaterdagkrant. Om in vakjargon te spreken neem ik er een recordaantal millimeters in beslag. Zo bont heb ik het dus nog niet weten te maken. Ik ben een paar keer op de radio geweest, de Limburger heeft ruim aandacht aan me besteed. Maar dit slaat alles. Om verlegen van te worden. Intussen wist mijn arme website niet wat hem overkwam. Honderden bezoekers kwamen vandaag langs. Sommigen lieten berichtjes achter: met complimentjes, uitnodigingen, blijken van zielsverwantschap. Als ik het goed begrijp, ligt er op mijn leeftijd zelfs nog een carrière als filmster in het verschiet. Ik hoef maar een mailtje naar filmpjes.nl te sturen en ik krijg er misschien een kanaal, wat dat ook te betekenen heeft. Eh, mag ik tevens de regie doen? Tussen de bedrijven met mijn mannetjes door belde ook mijn moep (mijn moeder) op. Juichend wilde ze even kwijt hoe leuk ze het verhaal vond. En ik kreeg nog meer fijne telefoontjes en emailtjes. Hartverwarmend en ontzettend leuk om mee te maken. Mijn dank aan allen.
Maar nu komt het er dus op aan. Nu gaat het erom de bezoekers vast te houden. Sterker nog, de inktvlek moet zich uitbreiden, zodat de uitgevers in de rij staan voor de literaire wielerthriller die ik op de plank heb liggen, zodat ik kan blijven schrijven.
Alle gekheid op een stokje. Ik wil u hier en nu een belofte doen: ik ga er mijn stinkende best voor doen om u aan deze site verslaafd te maken. Laat mij uw dagelijkse shot heroïne zijn. Als u het een tikkeltje anders wilt – meer seks bijvoorbeeld of meer actualiteit – laat u het me dan weten. Internet is per slot van rekening een interactief gebeuren. U vraagt, wij draaien. Maar nu even niet. Want nu ga ik nagenieten, met uw welnemen.

vrijdag, november 10, 2006

Kommaneuken

‘De wereld is een schouwtoneel,’ schreef Shakespeare al, ‘en alle mannen en vrouwen slechts acteurs.’
Oké, we spelen allen spelletjes, u en ik. Rollenspelletjes, waarvoor doorgaans ongeschreven regels gelden. Voorbeeldje. U kunt uw baas niet luchten of zien en tegenover collega’s maakt u daar geen geheim van. Maar als u tijdens het functioneringsgesprek tegenover hem zit, blijft u natuurlijk fatsoenlijk. Waar staat geschreven dat het zo hoort? Nergens dus.
Hebben we dat? Goed zo. Gaan we over naar Den Haag, waar onze speciale verslaggever Wubbo Karelse de verkiezingen op de voet volgt. Wubbo, kom er maar in.
‘Het is ongelooflijk, dames en heren. Hier zitten 150 mannetjes en vrouwtjes een heel ingewikkeld gezelschapsspel te spelen, een mix van Cluedo, de Kolonisten, Monopoly, Risk en Stratego, maar dan voor gevorderden. Ze zitten er, omdat wij er met z’n allen niet uitkomen. Door eens in de vier jaar een vakje rood te vinken, zijn we mooi van de verantwoordelijkheid af. Die 150 mannetjes en vrouwtjes mogen namens ons de kastanjes uit het vuur halen. Het punt is dat ze er nog in geloven ook, de arme zielen! Vier jaar lang proberen ze het onmogelijke en zetten ze nieuwe regeltjes op papier, en uitzonderingen op die regels, vooral uitzonderingen. Intussen halen de tienduizenden ambtenaren in de ministeries, de provinciehuizen en de gemeentehuizen van dit land de schouders op. Naast mij staat zo’n ambtenaar, Alfred Dorlacher. Meneer Dorlacher, wat doet zo’n verkiezing u nog, na een dienstverband van 26 jaar bij het Rijk?’
‘Ach meneer Karelse, weet u wat het is? Het wordt weer even kommaneuken, maar dat is iedere vier jaar zo. Echt veranderen doet er toch niets. Kijk, Nederland is maar een heel klein landje. We drijven mee op de dollarkoers en de prijs van de olie. Die paar miljard waarmee ze in het Binnenhof mogen schuiven, zijn speelgoedgeld, mondiaal gezien. Het maakt echt niet uit wat ze daar in Den Haag beslissen. Prachtig toch? De nerds van de straat en de media hebben ook nog wat te doen. Tot ons pensioen zitten wij ambtenaren in ieder geval gebeiteld, ha, ha!’
‘Nou, dames en heren, u heeft het gehoord. Terug naar de studio in Hilversum.’
Dank je wel Wubbo. Over naar Kevin Kaal met de sjoeluitslagen van onze jongens in Afghanistan.

Stem-wijzer

Misschien is het u ontgaan, maar er zijn verkiezingen op komst. Dus is het weer tijd geworden voor de traditionele Groeten uit de goot-stemwijzer.
Ten eerste dient u zichzelf af te vragen waarom u überhaupt stemt. Doet u dat met het algemeen welzijn van de Nederlandse bevolking in het achterhoofd of heeft u louter het eigenbelang voor ogen?
Het is belangrijk om goed over deze vraag na te denken. Immers, je kunt op papier wel voor integratie zijn en zo, maar wat nou als er een Turkse familie bij u in de straat komt wonen? Daar gaat mogelijk uw overwaarde, terwijl u verdorie net een serre aan het huis wilde bouwen! Wat voelt u echt als men aan de hypotheekrenteaftrek tornt? Kortom, wat kiest u als puntje bij paaltje komt?
Voor mensen die zo eerlijk zijn om op dit moment toe te geven dat ze uit eigenbelang stemmen: hen verwijzen we door naar de VVD, de partij bij uitstek voor egoïsten. Rutte laat zijn ballen weliswaar niet genoeg zien, maar u kunt ervan verzekerd zijn dat hij dollartekens in zijn ogen heeft en dat diens partij ferm aan de kant van de bovenmodale inkomens staat, wat er tijdens en na de formatie ook gebeurt.
Tweede vraag: gelooft u dat de Bijbel, op zich een boek, een gewoon boek dat tweeduizend jaar geleden geschreven is, vandaag de dag nog gebruikt kan worden om over belangrijke zaken te beslissen?
Zo ja, vervoegt u zich bij de kleine Christelijke partijen. Er zijn er nog twee, geloof ik. Geen idee waar het verschil in zit, hoe mediageniek die Rouvoet zich ook gedraagt. Trek als vrouw voor de zekerheid geen lange broek aan en zet de tv op zolder, voor het geval dat de ouderlingen binnen komen vallen. Dan zit je er snor tot de ultieme verkiezing: het Laatste Oordeel.
Stelling drie: u vindt Nederland te vol en het ligt aan de buitenlanders, want die verdommen het om zich aan te passen.
Bent u het hiermee eens, stemt u dan op Geert Wilders, ’s werelds eerste kaketoe die zich succesvol als een mens wist te vermommen, of kiest u zo’n andere engerd die populisme met politiek verwart.
Wie hebben we nu nog over? De idealisten en de pragmatici.
Aan hen de vraag: houdt u van puzzelen? Een stem op Bos kan zo maar een stem betekenen op een coalitie tussen de PvdA en het CDA. Valt uw keuze daarentegen op Groen Links of de SP, kan er een impasse ontstaan en groeien de kansen op een rechts (minderheids)kabinet.
Je zou bijna zeggen dat er maar twee opties overblijven: D'66 en de Partij voor de Dieren. Dat hoort u mij echter niet beweren. Ik zou zeggen: laat uw hart spreken op 22 november.

donderdag, november 09, 2006

Martelgang

De arena van wolken op de horizon slinkt zienderogen, terwijl de laagstaande zon de auto’s blingt die in de verte op de A-2 in de file staan. Er lijkt een laagje zilverpapier te liggen op de sloten die de trein iedere honderd meter passeert. Ertussen nog verrassend groene weilanden met toefjes bruin van grazende paarden. In geen velden of wegen koeien te zien, die het beeld compleet hadden kunnen maken met hun bonte verschijning. Staan die beesten al op stal? Niet dat ik me echt over hun lot druk maak. Ik ben namelijk niet meer in staat om me over iets druk te maken. In de afgelopen uren ben ik gebombardeerd met informatie. Nu kan er niets meer bij en staar ik maar wat uit het raam.
Het is een feit: ik heb mijn rentree gemaakt in de wereld van de pakmannen, de wereld van de snelle consultants, waar je in een uur twee keer zoveel kunt verdienen als een poetsvrouw in een hele dag. Onwillekeurig dwalen mijn gedachten af naar één van de laatste keren dat ik in de trein zat. Het was de tweede tropische dag van de zomer. Ik was, in pak en met mijn molières aan, expres vroeg uit Roermond vertrokken, zodat ik in Eindhoven ruim een uur zou hebben om naar het call center te lopen, waar me een sollicitatiegesprek wachtte. Zo zou ik mooi wat strippen sparen en kon ik me tijdens de wandeling in alle rust voorbereiden. Normaal is mijn richtinggevoel feilloos. Na een korte blik op de stadskaart koos ik een winkelstraat richting het zuiden. Ik moest op de ringweg zien te komen. Dan nog een stukje naar rechts en ik was er.
Wat ik dacht? Niet zoveel. Ja, dat 7 Euro 85 bruto per uur een wel heel schamele beloning was voor zo’n hondenbaan. Dat ik er geen zin in had, maar dat er geen andere keuze bestond. Ik moest gewoon inkomen hebben, anders ging het mis. Daarom ook deed ik de gekste dingen. Zo had ik vier dagen voordien werkschoenen aangeschaft à raison van 25 Euro, want ik moest een ochtend proefdraaien in een fabriek, waar ik dankzij de ploegentoeslag maar liefst 9 Euro 46 bruto per uur kon gaan verdienen. Schoenen met stalen punten waren er verplicht. Helaas viel de keuze op een jongen van in de twintig en werd er uiteindelijk welgeteld 8 Euro 57 op mijn rekening bijgeschreven.
Na een half uur in het Eindhovense begon ik me lichtelijk zorgen te maken. Waar bleef de ringweg? Bij een pompstation keek ik opnieuw op de kaart. Kilometers was ik uit koers. Met een beetje pech ging ik nog te laat komen, het ergste wat je fout kunt doen in een call center. Melden dat ik verlaat was ging niet, want ik had natuurlijk weer eens geen beltegoed. Ik zette er de sokken in en al gauw kleurde het lichtgrijze T-shirt dat ik aan had hier en daar donker. Het was een martelgang. Zwetend als een otter en zoals later bleek met blaren op bijna al mijn tenen, meldde ik me 12 minuten en 42 seconden te laat aan de balie. Lang verhaal kort, dat werd dus niets. Op de terugweg heb ik nog tien minuten bij een bushalte staan wachten voor ik ontdekte dat die buiten gebruik was. Zo schoot het niet op. Toen en daar besloot ik dat ik het toch echt van mijn pen moest hebben.

woensdag, november 08, 2006

Witte wieven

Als je een kind vraagt wat het wil worden, komen er beroepen zoals piloot, brandweerman, filmster en verpleegster langs. In uitzonderlijke gevallen wil er nog wel eens eentje ‘schrijver’ of ‘clown’ zeggen, maar ik denk niet dat er jongetjes en meisjes zijn die later als zij groot zijn een carrière als deurwaarder overwegen. Sterker nog, het lijkt me stug dat kinderen überhaupt weten wat een deurwaarder voorstelt, laat staan dat ze een flauw benul hebben waar zo iemand voor nodig is.
Waar is een deurwaarder eigenlijk voor nodig? Welnu, jongens en meisjes, een deurwaarder is zo ongeveer wat de witte wieven in Drenthe waren. Ziet u, primitieve gemeenschappen kunnen alleen overleven als iedereen zich ervoor inzet. Dus was het zaak om iedereen bij de les te houden. Buiten, werd daarom verteld, loerde het gevaar. Je werd er meegelokt door de witte wieven en dan verdronk je in het veen. Het waren natuurlijk gewoon mistflarden, maar de dorpelingen kozen eieren voor hun geld en stroopten de mouwen op. Alles liever dan eruit gekukeld worden en ten prooi vallen aan de witte wieven.
De hedendaagse variant waart juist in een donker pak rond. Weliswaar reikt hij je de hand, maar die draait hij om zodra je hem dreigt te pakken. Hij wil namelijk geld zien. Krijgt hij dat niet, dan pakt hij dingen van je af en verkoopt die in het openbaar, zodat je er haast geen cent voor krijgt en helemaal in de sores zit. Niet alleen zijn je spullen weg, ook is de rekening alleen maar opgelopen, want elke scheet die de deurwaarder laat, kost nog eens extra. Wil je terug de maatschappij in, dan moet je vaak het twintigvoudige betalen van de oorspronkelijke nota.
Nu ben ik de laatste om mensen over één kam te scheren. Net, toen ik Sietse, die de middag bij mij heeft doorgebracht, weer met zijn moeder meegaf, zag een man in een invalidenwagentje me voor iemand anders aan.
‘Godverdomde Marokkanen,’ mompelde hij, ‘ze zouden er een atoombom op moeten gooien!’
Zo zit ik dus niet in elkaar. Alsof Nederlanders trouwens allemaal van die lieverdjes zijn. Maar wie wil er nou in vredesnaam deurwaarder worden, welke vileine karaktereigenschappen zijn daarvoor nodig?
‘Hoe was het op je werk, schat?’
‘O, goed hoor. Ik heb vandaag weer twee inboedels in beslag genomen.’
Het spijt me zeer, maar je kunt nog beter belastinginspecteur zijn dan deurwaarder.

dinsdag, november 07, 2006

Waterschade

Piramidespellen zijn bij wet verboden. Vreemd, want het kapitalisme werkt eigenlijk net zo. Precies als bij een piramidespel is het geheel op verwachtingen gebaseerd. Met andere woorden, je stopt er geld in en je hoopt op meer. Waarom anders zou je aandelen kopen? Het zijn echter juist die aandelen die de kurk vormen waarop het systeem drijft. Je zou het kapitalisme als een wolkenkrabber kunnen zien, die er steeds verdiepingen bij moet krijgen, wil het gebouw overeind blijven. Intussen vergeten de deelnemers gemakshalve dat de fundamenten uit (gebakken) lucht bestaan. Piramidespellen mogen niet, omdat de ervaring leert dat sommige deelnemers op een gegeven moment hun geduld verliezen. Ze gaan hun inzet cashen. Als er één schaap over de dam is, volgen er meer. Dus zakt de piramide als een plumpudding in elkaar en zijn de mensen aan de basis hun zuurverdiende centjes kwijt. In oktober 1929 gebeurde dat het kapitalisme. In een week tijd kelderden de aandelenkoersen. Even kletterde het beleggers op de straten van Manhattan en de wereldwijde economische crisis die volgde leidde indirect tot de opkomst van illustere heerschappen als Adolf Hitler en Benito Mussolini.
Is de wereld vandaag de dag beter af? Vergeet het maar. Als het regent op Wall Street, lijdt het Damrak waterschade. Er hoeft maar iets te gebeuren en het kapitalisme wordt opnieuw ontmaskerd als de zeepbel die het eigenlijk is. Dag in, dag uit hangt onze toekomst aan een zijden draadje. Maar dat wordt er uiteraard niet bij verteld als men u een hypotheek in de maag probeert te splitsen. Welnee. Het is juist de bedoeling dat ook u uw bijdrage levert aan de collectieve gekte. U wordt geacht de benen uit het lijf te hollen, van negen tot vijf, tot aan uw pensioen. Met een beetje mazzel mag u nog even van het leven genieten. Daarna wordt er zelfs onroerend goedbelasting en BTW berekend over uw graf, want hé, voor niets gaat de zon op. Intussen sterven in de Derde Wereld nog dagelijks vele duizenden medemensen van de honger. Tja, je hoeft geen rekenwonder te zijn om te beseffen dat de rijkdom van de één natuurlijk wel ten koste van een ander moet gaan.
De meneer van de ABN/AMRO die me vanavond belde, had aan dat alles geen boodschap. Ik heb al te lang rood gestaan en krijg een incassobureau op mijn dak. Uiteraard komen de extra kosten voor mijn rekening, want bij de deurwaarder thuis moet de schoorsteen ook blijven roken. Gelukkig heb ik nog een tegeltekst paraat: van een kale kip plukt men geen veren.

Vrije val

Shit happens. Ik ben vergeten mijn opladertje mee te nemen, zodat ik niet meer gebeld kan worden. Dat maakt de stilte van Samploy nog verpletterender. Het is al een hele gebeurtenis wanneer er een auto voorbij komt rijden. Maar dan hoor ik er één stoppen, terwijl ik juist bezig ben om de sigarettenpeuken van de afgelopen dagen, die ik met vooruitziende blik heb bewaard, te recyclen. De bel gaat en de honden slaan aan. Met zwarte vingers doe ik open. Natasja en een man die zich voorstelt als Jim staan voor de deur. Ze hadden toch een eerdere vlucht kunnen nemen. Er hangt een onzichtbaar scherm tussen de twee, merk ik meteen. Ze vermijden elkaars ogen en vooral Natasja houdt ijzig afstand. Ik bied aan koffie voor ze te zetten, maar dat is aan dovemansoren gericht.
‘Hij wilde verdomme alleen maar met me naar bed,’ vloekt Natasja, als Jim even naar de wc is. ‘Hij heeft helemaal geen werk voor me. Kutzooi!’
Terug van het toilet wil Jim, net als ik een kop kleiner dan Natasja, maar dan nog kalend ook, me wel naar huis brengen. Ik kijk een laatste keer naar de nog steeds volle vrieskist, durf niet te vragen of ik er iets uit mee mag nemen en pak mijn spullen.

Onderweg vis ik naar Jims versie van het verhaal.
‘Tja,’ legt hij uit, ‘ik heb ook tegen Natasja gezegd dat ik haar niet echt iets te bieden heb. Op termijn misschien, ja. Dit weekend was alleen maar een opwarmertje. Echt stom dat ze haar baan bij UPC heeft opgezegd.’
‘Wat?!’ vraag ik.
‘Ze kon niet vrij krijgen of zoiets,’ antwoordt Jim, ‘dus heeft ze gewoon ontslag genomen. En nu krijg ik de schuld.’
Ik schud het hoofd. Nog zo één die zonder parachute springt, denk ik, misschien is het besmettelijk.

Pff. Nu zit ik dus weer op mijn slagzij makende zolderetage, waar de ademhaling van de stad als een permanent soort ruis hoorbaar is en waar de koelkast me, op een aangebroken pak keiharde ovenbroodjes na, leeg aangaapt. Waarom brandt het lampje eigenlijk nog? Het voelt alsof ik een reis door de tijd heb gemaakt. De Brandende Pen is ook al aan mijn neus voorbij gegaan, ontdek ik op Internet. Ene Martin Pietersen, een publicist uit Arnhem, is de gelukkige. Van harte, Martin. Nu is mijn hoop gevestigd op de verhalenwedstrijd van de Brakke Hond, waaraan ik al jaren vergeefs meedoe, want er wint altijd een Vlaming. Maar ja, die 1250 Euro die op het spel staan, hè?

Hole in thirteen

De bal ligt in het midden van de fairway. Naar de green is het zo’n 260 meter. Probleem: er ligt een waterpartij tussen. Bovendien loopt de green af. Als de bal te kort is, rolt hij zo terug de vijver in. Kassa, één strafslag. Wat doe je dus, als je gedeeld eerste ligt op de laatste hole van het open Amerikaanse Golfkampioenschap, één van de vier belangrijkste toernooien ter wereld? Juist, je legt de bal, zoals dat heet, op. Je pakt een wedge en plaatst de bal pal voor het water, zodat je na de volgende slag misschien nog voor een birdie kunt gaan.
Zo niet de verlopen golfleraar met de bijnaam Tin Cup uit de gelijknamige film. Net als de voorgaande drie dagen pakt hij een houten club en gaat hij rechtstreeks voor de green. Als het hem lukt, zal hij geschiedenis schrijven en de eerste amateur zijn die een Grand Slam-toernooi wint. In één klap zal hij de misère van de afgelopen jaren achter zich kunnen laten. Het publiek houdt de adem in en ook de tv-commentatoren zwijgen als het balletje aan zijn klim begint. Pas boven de green zet het de daling in en landt op een halve meter van de vlag. Even blijft het liggen. Er gaan al wat juichkreten op. Dan rolt de bal treiterend langzaam de vijver in, terwijl de toeschouwers alleen nog maar tot het uitstoten van klinkers in staat zijn.
Tin Cup kan nu nog steeds een par halen. Hij moet gewoon opleggen, klaar. Maar nee. Met dezelfde houten club slaat hij de bal nu in één keer het water in. Tot verbijstering van alles en iedereen vergooit hij zijn kansen op een topklassering volledig en gaat hij net zolang door tot het hem wel lukt de bal in één keer op de green te krijgen. Alleen zijn vriendinnetje ziet er de humor van in. Ik ook. Ik ben namelijk al zeven jaar met precies hetzelfde bezig. Het maakt me niet uit dat ik mijn status als communicatie-adviseur ben kwijtgeraakt, het zal me worst zijn dat ik geen yuppenhut meer bezit, anderen mogen me een loser vinden of een schooier, jammer dan dat het op bamisoep en buktabak moet. Maar die bal zal in één keer op de green.
Dat is waar ik aan moet denken als de fotograaf van de Telegraaf in een winderig steegje plaatjes van me schiet. Of liever, ik moet denken aan wat Tin Cup prevelt als hij zijn swing oefent: ‘dollar bills’. Iedere keer als ik het zie flitsen, denk ik dat. Want het interview is boven verwachting gegaan en het wordt een verhaal van minstens 1200 woorden, is me verteld.
Juist als de fotograaf languit op de grond ligt en mij ten voeten uit portretteert, passeert er een kale, bebrilde man voorovergebogen de steeg. Hij bedenkt zich en keert terug om te kijken, maar als hij me niet herkent, draait hij zich schouderophalend weer om.
Dollar bills,’ mompel ik grijnzend.
‘Klik’, zegt het fototoestel.

maandag, november 06, 2006

Rat race

Voor mijn doen ben ik vroeg uit de veren vandaag. Ik wil de honden namelijk urenlang uitlaten eer ik naar Roermond afreis voor het interview met de Telegraaf. Het gaat me niet alleen om het welzijn van Boris en Cindy. Ook wil ik mijn gedachten op een rij zien te krijgen. Wat ga ik zo meteen zeggen en vooral, hoe? Journalisten hebben uit de aard der zaak de neiging om op zoek te gaan naar het pissenbed onder de steen, omdat die pissenbed nu eenmaal interessant is en de rest loze ruimte. Ik kan het weten, want ik ben zelf journalist geweest. Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Niet nog eens wil ik, zoals in HP/De Tijd gebeurde, als een zielepiet afgeschilderd worden, die tegen beter weten in op een doorbraak als schrijver blijft hopen en als een kras in een plaat blijft hangen in de slachtofferrol. Het gaat er juist om de zaken om te draaien, duidelijk te maken dat ik de regisseur ben van mijn eigen film.
De lucht is van lood en nergens is er bescherming tegen de wind. Ik ben blij dat ik een das om heb gedaan. De honden deert de kou niet. Boris legt de stok die ik voor hem heb weggegooid telkens weer netjes voor mijn voeten neer en Cindy huppelt onverstoord door de lege regels van gerooide aardappelvelden.
Oké, laat ons een tactiek uitstippelen. Ik mag dan een arme sloeber zijn, maar dat is altijd nog beter dan iedere dag met mijn dure leasebak in de file te moeten staan, omgeven door lotgenoten met chagrijnige smoelen. Zeven jaar geleden heb ik een keuze gemaakt en daar sta ik nog steeds achter. Als die rat race trouwens zo leuk zou zijn, waarom doen dan zoveel mensen aan loterijen mee, waarom zijn dan zoveel mensen bereid om zichzelf voor schut te zetten bij programma’s als de X-factor? Waarom zetten stelletjes hun relatie op het spel in Undercover Lover, waarom laten mensen zich vrijwillig opsluiten in een Gouden Kooi? Toch niet omdat ze zo tevreden zijn met hun huidige bestaan. Ik heb slechts gedaan waarvan een heleboel mensen stiekem dromen. Dat ik zonder vangnet in het diepe ben gesprongen, kun je dom noemen, maar ik ben er trots op. Zo ongeveer moet het gebracht worden, denk ik, want zo voelt het. Verder moet ik het zien te vermijden om modder te gooien naar Bladibla en zijn volgelingen. Ze doen immers geen vlieg kwaad, zoeken net als zovelen naar de zin van het bestaan. De kapstok waaraan ze hun identiteit hangen, is de mijne niet. Dat is alles.
Na een uur of twee is mijn verhaal rond en heeft de wandeling me weer bij de uitlopers van Samploy gebracht. Ik roep de honden en lijn ze aan. Met een diepe zucht verdwijnen de laatste vlinders uit mijn luchtpijp. Ik ben er klaar voor.

zondag, november 05, 2006

Dingetjes

Een paar uur later is het weer raak. Nu klinkt de fanfare echter een stuk opgewekter. Door het keukenraam ontdek ik glimlachend waarom. Na een laatste zucht van de tuba dooft de muziek middenin een mars en zwenkt het gezelschap rechts uit de flank de kroeg in. Zo hoort het, mannen, laat die vrouwlui maar lekker met de piepers wachten! Holland zou wat meer van Limburg moeten hebben, denk ik. Dat jachtige gedoe in het westen is nergens goed voor. Op de schaal van het universum is een mensenleven in een fractie van een milliseconde voorbij. Je zou wel gek zijn als je er niet van genoot. Doe je dat daarentegen weer teveel dan gaan andere, meer ambitieuze mensen over je heen lopen. Het resultaat kun je op de markt in Roermond vinden. Precies in het midden is er een marmeren cirkel aangebracht. Je kunt er omheen lopen en lezen door wie Limburg in de loop der eeuwen zoal veroverd en bezet is. Dat is een hele waslijst, die ik u zal besparen. Kijk, dan blijf je op een gegeven moment dus vanzelf in je schulp. Ecco de Limburger. Hier in Samploy is het ’s avonds pikkedonker. Van de straat af is niet te zien of er iemand thuis is, want overal zijn de rolluiken naar beneden gelaten, zodat er nog geen kiertje licht ontsnapt. Alsof het oorlog is en er verduisterd moet worden. Natasja’s huis is één van de weinige zonder. Nog een reden waarom ik me er prettig voel. Er zijn echter nog wat, eh, dingetjes. Nu ik hier toch tot woensdag zit, besluit ik ze aan te pakken.
Zo hangt de toiletrol verkeerd om. Een doodzonde. Wil je er probleemloos velletjes van af kunnen scheuren, dient deze met de aangebroken zijde naar je toe te hangen. Erger is de televisie. Na de Nederlandse zenders volgt er een diarree aan gelikte clips. Daarna zap ik langs sneeuw. Geen België, geen National Geographic of Discovery Channel en, heel problematisch op zondagavond, geen BBC. Ik moet en zal naar the best of Top Gear kijken en vooral luisteren naar het gebrul van de Audi RS4, die voor vanavond op de rol staat, heb ik op Internet ontdekt.
Er staat een videorecorder en een scartkabel vind ik ook. Ik herprogrammeer het apparaat en wat later is de beschaving tot Samploy doorgedrongen. Terwijl Jeremy Clarkson en ik van mijn droomauto genieten, druppelt op de achtergrond de kroeg leeg. De trombonist, tenminste, dat neem ik aan, doet een poging de taptoe te blazen en mag van geluk spreken dat er geen geile mannetjeseland in de buurt is.

Bomen en appels

De mannetjes zijn weer terug bij hun moeder. De overdracht verliep net als gisteren probleemloos. Zelfs Theo, met wie ik voor De regels wekelijks ging biljarten, maar ook degene die me herhaaldelijk dood heeft gewenst, had er een begroeting voor over, minzaam weliswaar, maar toch.
Nu mijn zoons niet meer hier zijn, is het nog stiller in Samploy, alleen doet het gebrek aan leven nu een beetje zeer, zoals altijd op zondag wanneer ik plotseling weer in mijn up ben. Ook de honden missen Sietse en Bart. Ze kijken me vragend aan en zoeken in alle hoeken en gaten. Het was dan ook dolle pret, vooral gisteren. Boris, de Golden Retriever, kreeg er maar niet genoeg van om achter het stuk touw aan te rennen dat Sietse telkens voor hem weggooide in de tuin. Het record staat op 86 keer. Cindy, de Duitse herder, week intussen haast niet van de zijde van Bart.
Tijdens één van onze tochten liepen we een stuk samen op met een vader en diens jonge zoon en eveneens twee honden. Mijn oudste zoon wierp zich op als een soort hostess en legde uit hoe de vork in de steel zat.
‘Goedemiddag,’ zei hij, ‘ik ben Sietse en dit zijn mijn vader en mijn broertje Bart. De honden heten Boris en Cindy. Die zijn van Natasja, maar die is nu naar Rome. Wij zijn op haar huis aan het passen.’
Uit de verhalen van mijn moeder weet ik dat ik me vroeger precies zo gedroeg.
‘Nog even en hij vertelt je mijn pincode,’ grijnsde ik de man toe.
Hij glimlachte zwijgend en ik besefte dat heel Samploy spoedig op de hoogte zou zijn van Natasja’s trip naar Rome. Zo gaat dat immers in een dorp.
Over de bazin des huizes gesproken, ze belde vannacht op. De portemonnee van de geluidsman was gerold, vertelde ze. Tickets, geld, credit card, alles weg. De eerstvolgende vlucht met vrije stoelen ging pas op woensdag. Ergens kwam dat nog wel goed uit ook, want dan kon ze mooi op zoek naar werk.
‘Hè?! Je kon toch bij die festivals aan de slag?’ vroeg ik nog, maar Natasja was te vol van Rome om me te horen. ‘Ik ben helemaal verliefd op deze stad!’ juichte ze. Of ik het niet erg vond om nog wat langer op huis en honden te passen?
‘Geen probleem,’ antwoordde ik geheel naar waarheid.
Ik heb het nog niet opgeschreven of de honden slaan aan. Buiten lijkt ineens het laatste oordeel aangebroken. Of nee. Het is de plaatselijke fanfare maar, ontdek ik. Terwijl de kerkklok erop los beiert, marcheren drie trommelaars, een handjevol blazers en een tamboer voorbij, in hun kielzog de pastoor in vol ornaat, die op zijn beurt weer gevolgd wordt door de plaatselijke notabelen en de rest van de kerkgaande bevolking van Samploy. Ik blijf in de tuin staan tot het geluid van de processie helemaal is uitgestorven en je weer een speld kunt horen vallen.

zaterdag, november 04, 2006

Fatwa

De laatste keer dat ik in ’t Plaatsje was, vierde mijn jongste zoon zijn derde verjaardag. Ik mocht een cadeautje komen brengen en precies een uur blijven. Daarna kwamen de ‘buren’, aldus Sonja, en moest ik de hielen gelicht hebben, want ze wilden me onder geen beding onder ogen komen. De enkele bewoners die voordien het toneel betraden, namen niet de moeite om me met mijn zoon te feliciteren en deden hoe dan ook alsof ik lucht was. Alleen mijn ex-schoonmoeder, overigens de leukste die ooit heb gehad, praatte met me, maar die was dan ook slechts op bezoek in Bladibla’s speeltuin en deed er altijd alsof haar neus bloedde.
Dat uur heb ik niet eens uitgezeten. Toen ik opstond, schreeuwde Bart moord en brand. Hij wilde persé met me mee. Zoals gewoonlijk was de situatie op een enkele tegel samen te vatten: twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen. Met gebalde vuisten liep ik terug naar mijn auto en nam me voor om pas weer in ’t Plaatsje terug te keren wanneer ik een bazooka had weten te bemachtigen.

Je kunt van alles zeggen over Natasja’s Nissan, maar niet dat het een James Bond-auto is. Geen mitrailleurs en ander wapentuig in de voorbumper dus. Wel ernstig versleten schokdempers, zodat ik me genoodzaakt zie om me met een slakkengang over ’s Heren wegen in Midden-Limburg te begeven. In allerlei schakeringen donkergrijs liggen er wolken op de horizon en af en toe verspreidt de zon het bleke, felle licht dat zo typerend is voor november. Ik ga het doen. Schijt aan de mensen daar die me met de nek aankijken, omdat ik een boek heb geschreven dat zich deels in een sekte afspeelt, om het even welke. Dat ze zich aangesproken voelen, zegt genoeg. Ik ga gewoon mijn zoons ophalen, als een normale gescheiden vader.
Op de parkeerplaats valt me op dat slechts een klein gedeelte ontdaan is van herfstbladeren. Het is zo precies gebeurd dat ik moet glimlachen. Ook in een spirituele woongemeenschap is het vooral zaak om het eigen straatje schoon te houden. Ik ben hier getuige geweest van ruzies over centenkwesties, ik heb hier stenen door ruiten zien gaan. Want door hoeveel goeroes een mens zich ook laat koeioneren, hij is en blijft doodgewoon. Maar dat mag niet opgeschreven worden. De devotees van Bladibla zijn met zo weinig dat ze zich uitverkoren wanen. En daar zat ik dan tussen met mijn rationele rotkop. Logisch dat het zo afliep. Maar niet gedraald nu. Fatwa of geen fatwa, ik kom hier voor mijn mannetjes. Met opgeheven hoofd loop ik het binnenterrein op.

vrijdag, november 03, 2006

Tapetenwechsel

Zomaar ineens ben ik naar de jaren vijftig van de vorige eeuw gekatapulteerd. Vanochtend belde Natasja op. Ze kon op stel en sprong naar Rome voor het festival waar ze me over verteld had. Ticket, hotel, alles werd voor haar betaald. Of mijn belofte nog steeds gold? Een man een man, een woord een woord. Dus bivakkeer ik nu in het landelijke Samploy, onder de rook van Roermond, waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan. Er is één kroeg en om het kwartier slaat de klok van de enige kerk. Verder kun je hier een kanon afschieten als er niet af en toe een tractor de stilte verstoorde. Een heel verschil met mijn slagzij makende zolder, waar de Velux-ramen af en toe ritmisch trillen als er een hoerensloep voorbij dreunt met de volumeknop op tien. Ik heb al twee keer met Boris en Cindy heerlijk door de weilanden gestruind. Inderdaad schatten van honden, die naar me luisteren alsof ze nooit anders hebben gedaan. Iedereen die ik tegenkwam groette me, zij het een beetje gereserveerd. Je zag het ze gewoon denken: wie is die snuiter? Alsof ik in Frankrijk ben. Er spookt een liedje van Hildegard Knef door mijn hoofd: ‘Ich brauch Tapetenwechsel, sprach die Birke.’ Voor het eerst in jaren heb ik een vakantiegevoel.

Natasja’s huis is even klein als knus en opvallend proper. Alles heeft er kennelijk een vaste plek en is als met een liniaal gerangschikt, zelfs dingen als schoonmaakdoekjes. Her en der staat fitnessapparatuur en het mysterie van de kinderhersenchirurgie is opgelost: in de slaapkamer en in de badkamer vond ik hele stapels doktersromannetjes. Ik weet niet precies waarom, maar het geheel bezorgt me een brok in de keel. Misschien omdat ik voor het eerst in een week weer eens een volle maag heb, want Natasja heeft gezegd dat ik mag pakken wat ik wil uit de overvolle koelkast en vrieskist. Ze heeft zelfs aan bier gedacht, de schat. Mocht dat niet genoeg zijn dan is er ook de kelder nog, waar genoeg eten en drinken is opgeslagen om een oorlog te overleven. Maar de grootste verrassing is misschien nog wel het gloednieuwe pakje Drum dat ik vind. Er zit een geel stickertje op. ‘Geniet ervan!’ lees ik.
’s Avonds probeer ik naar het debat tussen Balkenende en Bos te kijken, maar halverwege zet ik de tv uit en ga de tuin in. Het is een heldere nacht en de maan is bijna vol. Op het hijgen van de honden na ontbreekt ieder geluid. Ik geloof warempel dat ik me gelukkig voel.

Casanova

Op het schoolplein komen van alle kanten aantrekkelijke dames tevoorschijn geschoten om me een hand te geven.
‘Hallo! Ik ben Maria, de moeder van Sjors, je weet wel. Die zit bij Sietse in de klas.’
‘Hoi! Ik ben Deborah. Ik geef hier handenarbeid.’
Het duizelt me en ik vergeet prompt naar de vingers te kijken. Zit er een trouwring aan of niet? De gedachte aan schuinsmarcheerder Kluun is onvermijdelijk. Hij was succesvol in de reclame, ik in de communicatie. Daarna gingen we beiden schrijven, in een enigszins vergelijkbare stijl, mikkend in ieder geval op een groot lezerspubliek. Hem heeft dat geen windeieren gelegd en mij? De kop van het artikel dat HP/De Tijd onlangs aan mij wijdde, luidde ‘Miskluun’. Dat had natuurlijk flatteuzer gekund. Anderzijds ben ik ook vergeleken met Erich Maria Remarque en John Irving, wat Kluun nog maar mooi voor elkaar moet zien te krijgen.
Hoe dan ook, het is welletjes met mijn monnikenbestaan, vind ik. Mijn libido schreeuwt al een tijdje om een romance waar de vonken van af vliegen. Helaas ben ik niet zo’n Casanova. Op papier ja, daar kan ik alles. Vandaar mijn virtuele harem. Maar in de werkelijkheid verander ik in een stamelende zandzak, zodra er mooie vrouwen in de buurt zijn. En het komt al helemaal niet in me op om op ze af te stappen en er een verpletterende oneliner op los te laten.
Eén keer, lang geleden, tijdens mijn verblijf van een half jaar in Frankrijk, maakte ik een uitzondering op de regels. Ik was in een bomvolle disco en mijn oog werd gevangen door een ravissante blondine. Het was wederzijds ook. Juist wilde ik, aangemoedigd door mijn collega’s uit het hotel waar ik als manusje-van-alles werkzaam was, op haar afstappen toen de discotheek vanwege een bommelding ontruimd moest worden. Op straat rekte ik mijn nek in alle standen om haar te ontdekken. Vergeefs. Tjonge, wat baalde ik. Gelukkig stond ze naderhand op precies dezelfde plek. Nu of nooit, dacht ik en worstelde me door de menigte heen.
Voulez-vous danser avec moi?’ stotterde ik heel origineel, eenmaal oog in oog met haar.
Enfin, vervolgens hebben Nathalie en ik een week als konijnen in mijn kamer doorgebracht. Daarna ging ze terug naar haar vriend in Parijs. Ze kon gewoon niet zonder seks, legde ze uit. Ik evenmin. Toen niet en nu niet. Maar ik ben bang dat ik, wil het er weer eens van komen, met een sandwichbord om door het leven zal moeten gaan. Op de tekst beraad ik me nog. Suggesties zijn welkom.

donderdag, november 02, 2006

Lekker puh

Over vanochtend wil ik het eigenlijk liever niet hebben. Maar vooruit, je blogt of je blogt niet. Toen ik na zeker een half uur wachten in het gemeentehuis eindelijk aan de beurt was, werd me meegedeeld dat de meegebrachte pasfoto’s niet aan de eisen des tijds voldeden. De zwaar opgemaakte juffrouw aan de balie had met name moeite met mijn olijke lach.
‘Wat maakt dat nou uit?’ vroeg ik.
‘Meneer,’ antwoordde ze kil, ‘identiteit is een serieuze aangelegenheid.’
‘Ja maar, ik ben toch dezelfde persoon, of ik nou lach of huil?’
‘Dat zijn de regels, meneer, en daar hebben we ons allemaal aan te houden.’
Even overwoog ik om het plan van wijlen Pim Fortuyn om het aantal ambtenaren in Nederland drastisch te verminderen, ten uitvoer te brengen en wel onmiddellijk en ter plekke. Of moest ik eerst ergens een bulldozer scoren en dan de boel plat rijden? Haalde ik tenminste de krant. Alsof het iets voor mij is om uit mijn vel te springen. Ik zou niet weten wanneer ik voor het laatst woedend ben geworden. Het punt is dat ik voor alles en iedereen begrip kan opbrengen, zelfs voor moslimterroristen als het moet. Daarom droop ik maar af.
Buiten op het marktplein bekeek ik de inhoud van mijn portemonnee. Minus de benodigde 33 Euro 60 voor een ID-bewijs niet genoeg voor pasfoto’s dus. Gisteren had ik wellicht iets te enthousiast bijgedragen aan de groei van de economie en naast shag, koffie en koffiemelk allerhande zaken ingeslagen die op of bijna op waren geweest: deodorant, scheerschuim, tandpasta, toiletpapier, wasmiddel, dat soort dingen. Ik moest toch ook aan mijn persoonlijke hygiëne denken? Alsof de duivel ermee speelde, pakten zich op dat moment donkere wolken samen boven Roermond. Het weerhield de toeristen op de verwarmde terrassen er niet van om koffie te lurken à raison van 2 Euro 50 per vingerhoedje. Misschien, bedacht ik, moest ik gewoon gaan zitten en in hongerstaking gaan. Veel was daar niet voor nodig. Vannacht had de kramp in mijn maag me een keer gewekt. Hoe dan ook voelde ik me gammel. Al mijn lymfeklieren waren opgezwollen. Vitaminegebrek? Nog even en ik kreeg scheurbuik, zoals de zeehelden in de boeken die ik als kind verslond. Ik weigerde echter bij de pakken neer te zitten en liet me op de terugweg alvast bij twee uitzendbureaus inschrijven. Lekker puh. Mijn ID-bewijs beloofde ik later langs te brengen. Meer zat er niet in, want ik moest Bart van school gaan halen.

woensdag, november 01, 2006

Onderzetters

Soms zit het tegen, soms zit het mee. Niet alleen sta ik binnenkort in de Telegraaf, ook maak ik kans op De Brandende Pen, een nieuwe literaire prijs voor het beste Nederlandstalige korte verhaal. Vanavond kreeg ik een mailtje van de hoofdredacteur van Lava, het verantwoordelijke literaire tijdschrift. Mijn verhaal Blik op oneindig behoort tot de beste 23 van de 230 inzendingen. De prijsuitreiking is aanstaande zondag, in café Hofman te Utrecht. Het feest begint om 20.00 uur, mocht u geïnteresseerd zijn. Of ik even wilde laten weten of ik kom, werd me nog gevraagd. Tja. Dat is nu wat je een dilemma noemt.
In mijn begintijd als schrijver deed ik mee aan alle schrijfwedstrijden die er waren. De keren dat een verhaal van mij werd genomineerd, kreeg ik ook zo’n mailtje. Alleen kwam er dan meestal nog eentje achteraan: of ik alsjeblieft wel mijn opwachting wilde maken, want ik had gewonnen. Op die manier heb ik tot driemaal toe met een stalen gezicht in een zaaltje gezeten, omringd door andere deelnemers die nog volop in hun kansen geloofden. Eén keer wist ik niet hoe het zou aflopen. Toen ging het om de Literatuurprijs Gerard Walschap Londerzeel en was mijn boek Geluk voor gevorderden genomineerd. De prijs bedroeg 7.500 Euro. Kijk, daar wilde ik nou wel mijn hok voor uit komen. Ik door de stromende regen helemaal naar Londerzeel, dat halfweg tussen Antwerpen en Brussel ligt. Behalve mij gaven nog drie andere van de acht genomineerden acte de présence. Eigenlijk wist ik dat ik een mailtje of telefoontje had moeten krijgen, wilde die smak geld echt van mij worden. Toch dacht mijn hart dat ik aan de laatste kilometer van een marathon bezig was, toen het juryrapport na eindeloze optredens van strijkjes ten lange leste werd voorgelezen. Ilya Leonard Pfeiffer won, met zijn boek Rupert, en ik reed, wederom door de stromende regen naar huis met een boek over Gerard Walschap en onderzetters van de gemeente Londerzeel. Onderzetters!
Ik had een kostelijke avond beleefd, maar toch zit er, vind ik, een masochistisch tintje aan om in een zaal met plaatselijke notabelen te zitten en dan zo’n vette kluif nipt aan je neus voorbij te zien gaan. Begrijp me goed, ik ben geen Arnon Grünberg, die het van zichzelf kan maken om niet eens te verschijnen bij de prijsuitreiking van de AKO-Literatuurprijs, terwijl hij hem nota bene won. Maar zolang ik verder niets van de jury hoor, heb ik slechts een kans van 1 op 23 op De Brandende Pen. Daarbij kan ik het niet helpen me af te vragen: hoeveel pakjes shag kan ik kopen voor de prijs van een retourtje Utrecht?